14. Een intellectuele architect. Aldous Huxley
Aldous Huxley gaf de initiatiefnemers van Esalen de taal om Oost en West, mystiek en wetenschap met elkaar te verbinden. 1 Als één van de eerste sprak hij over de ‘de ontwikkeling van de ‘human pontentialities’. Onder deze titel luisterde Dick Price naar een lezing van Huxley in 1960 aan de universiteit van California. Huxley: ‘Ofschoon wij tamelijk veel hetzelfde zijn als wij waren twintig duizend jaar geleden, hebben wij in de loop van deze twintig duizend jaar een groot aantal dingen verwezenlijkt welke voor die tijd voor vele, vele eeuwen daarna geheel potentieel en latent in de mens aanwezig waren… De neurologen hebben laten zien dat geen menselijk wezen ooit gebruikt gemaakt heeft van meer dan tien procent van alle neuronen in zijn brein. En misschien, als we het in de juiste richting plaatsen, zouden we in staat kunnen zijn buitengewone dingen voort te brengen uit dit vreemde werkstuk dat de mens is.’ (85). Deze woorden zouden lang naklinken in Esalen met de vraag; wat met deze negentig procent te doen?
Wetenschappelijk verwees Huxley naar de evolutietheorie: ‘Darwinisme was de oude Neolithische wijsheid omgezet in wetenschappelijke concepten. De nieuwe, bewuste Wijsheid – de wijsheid die profetisch gloorde in Zen, Taoïsme en Tantra – is biologische theorie gerealiseerd in praktijk, is Darwinisme verheven tot het niveau van compassie en spiritueel inzicht.’
Aldous Huxley (1894 – 1963) geboren in Godalming , Engeland, in een familie van prominente wetenschapers en schrijvers. Grootvader Thomas Henry Huxley was een berucht Darwinist die met enige vurigheid de evolutieleer verdedigde – hij werd ‘Darwin’s bulldog’ genoemd. Zijn vader Leonard was leraar, auteur en botanist – hij had een uitgebreid botanisch laboratorium. Behalve van school kreeg Aldous jarenlang onderricht van zijn moeder, totdat zij terminal ziek werd.
Zij overleed aan kanker in 1908. Aldous was 14 jaar oud.
Drie broers telde het gezin. Julian en halfbroer Andrew werden bekende biologen en Noel Trevener die op 25 jarige leeftijd een einde aan zijn leven maakte na een lange periode van depressiviteit.
In 1911 liep Aldous een oogziekte op, keratitis punctata, die hem voor drie jaar praktisch blind maakte. Ook al betekende dit het einde van zijn droom arts te worden, het verhinderde hem niet één van de grote intellectuelen van zijn tijd te worden. Hij studeerde cum laude af in de Engelse literatuur.
Vanaf 1917 begon hij te publiceren. Aanvankelijk poëzie, maar algauw essays, romans en satirische stukken, fictie en non-fictie. Om wat geld te verdienen gaf hij Franse les aan het Eton College, waar onder andere Eric Blair – bekend geworden onder de naam George Orwell – bij hem in de klas zat.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij vaak te vinden in de Bloomsbury groep, waar hij verkeerde met Bertrand Russel, Alfred North Whitehead, Virginia Woolf e.a. Hij trouwde met de Belgische vluchteling Maria Nyss. Zij kregen een zoon, Matthew, die een bekend epidemioloog werd. Een jaarlang verbleef het gezin in Italië bij zijn grote vriend D.H. Lawrence, van wie hij na zijn dood de uitgave van zijn brieven zou verzorgen. Hij ontmoette Gerald Heart, een briljant schrijven over wetenschap, die ook in Esalen een rol zou spelen.
In 1932 publiceert Huxley Brave New World, zijn beroemd geworden dystopie. Het boek is geschreven vanuit een grote bezorgdheid over de gevolgen van de wetenschappelijke ontwikkelingen voor het individu. Kennis is macht en wie kennis bezit zal beheersen en overheersen. Wetenschap en techniek zouden de mensen kunnen dwingen gelukkig te zijn. Geluk ligt niet voor het grijpen, het wordt ingepompt. Maar ‘daarmee had de mens hoger gebouwd dan hij kon klimmen’. Het geluk wordt bezorgd door een totalitaire wereldstaat. Kinderen worden niet meer gebaard, maar uitgebroed in de Londense broed- en kweekcentrale. De maatschappij is gebaseerd op consumentisme, onmiddellijke behoeftebevrediging en massaproductie. Soma, de vrij verkrijgbare, verplicht in te nemen drug, zal iedereen een gevoel van gelukzaligheid verschaffen. Leven en dood zijn voorgeprogrammeerd en wisselende seksuele contacten zijn tot norm verheven. Deze samenleving zou geen last meer hebben van vrijheid, religie en kunst. Het blijkt een boek met voorspellende waarde.
Het gezin Huxley verhuist in 1937 naar Amerika, Hollywood. Gerald Heard reist met hen mee. Zijn geschriften gaan meer en meer over politieke en sociale onderwerpen: nationalisme, ethiek, religie. Hij raakt bevriend met Jiddu Krishmamurti, de violist Menuhin en Igor Strawinsky. De in Rusland geboren componist zou na Huxley’s dood zijn laatste orkestwerk aan hem opdragen: Variations: Aldous Huxley in memoriam (1964).
In de oorlogsjaren verdiende Huxley veel dollars met het schrijven van filmscenario’s: Pride and Prejudices, Jane Eyre en Madame Curie. Het geld gebruikte hij om Joodse slachtoffers van de Nazi-vervolging naar Amerika te laten komen.
Tot aan zijn dood zou Huxley een actief lid zijn van de Vedanta Society of Southern California, gesticht door Swami Prabhavananda. Samen met Gerald Heard en Christhofer Isherwoord werd hij door de Swami ingewijd. Hij schreef een inleiding bij de door Isherwood en de Swami bezorgde vertaling van de Bhagavad Gita en meer dan veertig artikelen in het tijdschrift Vedanta and the West.
De wijsbegeerte van de Vedanta lag ook ten grondslag aan The Perennial Philosophy, dat in 1944 verscheen. Hij geloofde dat alle religies gegrondvest zijn in een aantal dezelfde telkens terugkerende ervaringen en leerstellingen. Aan het begin definieert hij de Philosophia Perennis metafysisch, psychologisch en ethisch aldus: ‘De metafysica erkent een goddelijke werkelijkheid die de basis vormt van de wereld van dingen en levens en bewustzijns; de psychologie vindt in de ziel iets dat lijkt op of zelfs identiek is met de goddelijke werkelijkheid; de ethiek plaatst het uiteindelijke doel van de mens in de kennis van de immanente en transcendente grond van alle bestaan – deze is eeuwenoud en universeel. Overblijfselen van de eeuwige filosofie kunnen worden gevonden in de traditionele kennis van primitieve volkeren in alle streken van de aarde, en in haar volledig ontwikkelde vormen heeft ze een plaats in elk van de hogere religies.’ 2
Huxley was duidelijk geïnspireerd door de zogenaamde Neo-Vedanta, een moderne religieuze beweging gebaseerd op de visionaire ervaringen van Sri Ramakrishna (1836-1886) en de geschriften en preken van zijn leerling Swami Vivekananda (1863-1902). Ramakrishna, een groot vereerder van Moeder Kali, zag de eenheid van alle religie. Hij beoefende niet alleen volgens de Purnas, de Tantras en de Vedas, maar experimenteerde ook met Islam en Christendom. Dagenlang herhaalde hij de naam Allah, droeg moslimkleren en bad de dagelijkse gebeden van de moslims. Een tijdlang bezocht hij een vriend die hem voorlas uit de Bijbel. Aan de muur van de woning hing een beeld van het kind Jezus met de maagd Maria – denk aan de moedergodin Kali. Op een dag kwam het schilderij tot leven, een lichtstraal sprong ervanaf en drong binnen in Ramakrishna’s lichaam. Het werd genoemd een ‘Jezus staat’. Huxley schreef een voorwoord bij The Gospel of Sri Ramakrishna. de Engelse vertaling uit het Bengali met verslagen van gesprekken die Ramakrishna voerde met zijn leerlingen. Huxley: ‘M – een pseudoniem voor Mahendranath Gupta, de schrijver– produceerde, voor zover ik weet, een uniek boek in de literatuur van de hagiografie. Nergens zijn de gewone en ongeleerde uitspraken van een groot religieus leraar zo minutieus en gedetailleerd opgeschreven.’
In 1955 overleed zijn vrouw Maria aan de gevolgen van kanker. Een jaar later hertrouwde hij met Laura Archera (1911-2007), een begaafd concertviolist, die afzag van een muzikale carrière om zich geheel te wijden aan psychotherapie. Ook na de dood van Aldous zou zij verbonden blijven met Esalen, al was het maar dat zij Michael Murphy begeleidde bij zijn eerste LSD sessie.
Huxley’s onderzoekende en nieuwsgierige geest blijkt ook uit zijn grote belangstelling voor de psychedelica. Hij was ervan overtuigd dat het ten volle gebruik van de menselijke mogelijkheden niet alleen via de psyché maar ook fysiek gerealiseerd diende te worden. In drugs zag hij een daadwerkelijke mogelijkheid van bewustzijnsverruiming, van het verkrijgen van mystieke ervaringen. Hij sprak uit ervaring: meerdere malen gebruikte hij o.a. mescaline en LSD. The Doors of Perception, het verslag van zijn experimenten werd een cultboek. 3 Ook in psychedelisch opzicht is hij van groot belang geweest voor Esalen. Daarover straks uitgebreid meer.
Uiterst relevant voor Esalen en profetisch voor de Westerse cultuur is Huxley’s laatste roman Island. 4 Was Brave New World een dystopie, een pessimistische beschrijving van een maatschappij die volgens de auteur een ongewenste toekomst tegemoet gaat, Island is een utopie, een descriptie van een gedroomde samenleving waar vrijheid en geluk heerst. Hier maakte hij zijn droom waar: een synthese tussen het Oosterse Tantra en de westerse wetenschap.
Een journalist, Will Farnaby, lijdt schipbreuk en spoelt aan op het ‘verboden’ eiland Pala, ‘waar nog geen journalist is langs geweest’. De schipbreuk is in scene gezet, want de journalist is handlanger en spion van een naburige militaire machthebber die het eiland veroveren wil vanwege zijn rijkdom aan bodemschatten. Het eerste wat de aangespoelde verslaggever hoort, zijn de vogels die regelmatig roepen: ‘Aandacht! Aandacht! Aandacht!’ De vogels wijzen de bewoners van Pala voortdurend op de eerste invalshoek voor een gelukkig bestaan.
De journalist wordt door de bewoners van het eiland liefdevol opgevangen en krijgt tegen de regels in verlof om wat langer op het eiland te verblijven. De roman beschrijft de rondleidingen die hem ten deel valt in dit wonderlijke Paradijs. Zo krijgt hij een groen boekje: Aantekeningen bij Hoe Zit Het en Wat men Redelijkerwijze Kan doen Aan Hoe Het Zit, een handleiding tot de levenskunst van de eilandbewoners.
Hij leest: ‘Niemand hoeft ergens heen te gaan. Als we het alleen maar weten, zijn we reeds daar. Als ik slechts wist, wie ik werkelijk ben, dan zou ik ophouden mij te gedragen naar wat ik denk dat ik ben; en als ik stop mij te gedragen naar wat ik denk dat ik ben, dan zou ik weten wie ik ben. Wat ik werkelijk ben, als slechts de Manicheeër die ik denk dat ik ben mij zou toestaan dit te weten, is de verzoening van ja en nee, beleefd in totale acceptatie en de gezegende ervaring van Niet-Twee. In de godsdienst zijn alle woorden vieze woordjes. Iedereen die welsprekend wordt over Boeddha, of God of Christus moet zijn mond een smet carbolzeep spoelen… Conflicten en frustraties – het thema van alle geschiedenis en bijna elke biografie. ‘Ik toon je het lijden,’ zei de Boeddha realistisch. Maar hij toonde ook het einde van het lijden – zelfkennis, totale acceptatie en de gezegende ervaring van Niet – Twee.’
Wat het lijden betreft, later in het boek: een derde van het lijden is onvermijdelijk, twee derde wordt veroorzaakt door eigen schuld en is dus oplosbaar. Dat een derde deel van het lijden is ligt inherent aan de menselijke conditie, de prijs die we moeten betalen voor ons mens-zijn, ons zelfbewuste organismen, onderworpen aan de wetten van de natuur.
Wanneer doen we het Goede? Het handboekje geeft: Het Goede ligt in de kennis van wie in feite één is in relatie tot alle ervaringen; aldus wees bewust – bewust in elke samenhang, ten alle tijden en wat dan ook, geloofwaardig of ongeloofwaardig, aangenaam of onaangenaam, wat je ook doet of wat je ook ondergaat. Dit is de enige echte yoga, de enige spirituele oefening die het waard is te praktiseren. Hoe meer een mens weet over individuele dingen, hoe meer hij weet over God. Wanneer we Spinoza’s woorden vertalen, dan kunnen we zeggen: hoe meer een mens weet over zichzelf in relatie tot elke wijze van ervaring, hoe groter de kans dat hij plotseling op een mooie ochtend zich realiseert wie hij werkelijk is of liever: Wie HIJ feitelijk is.’
Huxley haatte georganiseerde religie. In de handleiding maakt hij dan ook een verschil tussen ‘vertrouwen (faith) en geloofsovertuiging (belief): ‘Vertrouwen (faith) is zeer verschillend van geloof (belief). Geloof is het al te serieus nemen van niet-geanalyseerde woorden. De woorden van Paulus, van Mohammed, van Hitler – mensen nemen ze al te serieus. En wat gebeurt er dan? Wat gebeurt is de zinloze ambivalentie van de geschiedenis – sadisme versus plicht, of (nog erger) sadisme als plicht; devotie als gecompenseerde paranoia; zusters van liefde, die onzelfzuchtig de slachtoffers verplegen van hun eigen kerkelijke inquisiteurs en kruisvaarders. Vertrouwen kan nooit te serieus genomen worden. Want vertrouwen is de empirisch gerechtvaardigde zekerheid in ons vermogen te weten wie wij in werkelijkheid zijn en de door het geloof bedwelmende Manicheeër in het Goede te vergeten. Geef ons vandaag ons dagelijks vertrouwen, maar bevrijd ons, lieve God, van geloof.’
Op zijn ronde door Pala hoort de journalist dat de bewoners geen enkele moeite hebben met geboortecontrole. Hij hoort hen spreken over ‘maithuna’. Hier is Mahayana volledig geïnjecteerd met Tantra. ‘Als je een volgeling van Tantra bent, verloochen je niet de wereld. Je probeert niet te ontsnappen door Nirvana binnen te gaan. Je accepteert de wereld en maak er gebruik van; je maakt gebruik van alles wat je doe, van alles wat je meemaakt, van alle dingen die je ziet, hoort, proeft en aanraakt, want dat zijn allemaal middelen van bevrijding uit de gevangenis, waarin je jezelf geplaatst hebt… Maithuna is de ‘yoga van de liefde’. Als profane liefde is zij tegelijk sacraal. ‘Buddhatvanyoshidyonisansritan,’ wordt dat in het Sankriet genoemd oftewel ‘Boeddhaschap is in de yoni’. Of ook wel ‘mannelijke onthouding’ of op zijn katholieks ‘coitus reservatus’. Maar met dit verschil: seks is niet gereserveerd voor de genitaliën. Seks is verspreid door het gehele organisme. Dat is het paradijs dat we geërfd hebben. Freud ontdekte dat bij kinderen. Maar het paradijs ging verloren. Maithuna is de georganiseerde poging het paradijs te herwinnen. Maithuna zal helpen de geest te vervolmaken en aldus te komen tot een intellectuele liefde voor God. Maithuna is dhyana is contemplatie.’ Maithuna is geen religie, maar een beoefening.
Tegelijkertijd zijn anticonceptiemiddelen vrij en gratis te verkrijgen. Behalve hun eigen ouders zijn voor de kinderen meerdere adoptieouders, ooms en tantes beschikbaar. Kinderen worden nooit gelagen. Geweldloosheid is de norm.
Men gebruikt paddenstoelen als moksha-medicijn, dat de werkelijkheid openbaart, de waarheid-en-schoonheidspil, die iemand bevrijdt van de binding aan zijn ego. Het moksha-medicijn doet iets met de stille gebieden van het brein, dat maakt dat het een stel subjectieve ervaringen produceert, die sommige mensen mystieke ervaringen noemen. Het medicijn opent een neurologische sluis die het mogelijk maakt dat een grotere inhoud van de Geest, hoofdletter G, kan vloeien in je geest – met een kleine letter g. De ervaring kan iemands ogen openen en zijn leven transformeren. De journalist krijgt de raad: ‘Neem vier honderd milligram van het moksha-medicijn en vindt voor jezelf uit wat het doet, wat het je kan vertellen over je eigen natuur, over deze vreemde wereld, waarin je moet leven, lijden en tenslotte sterven. Het moksha-medicijn is een feestmaal.
De verbaasde krantenman, in zijn achterhoofd handlanger van een militair dictator, krijgt een samenvatting: in Pala ‘wordt vanaf kindheid geleerd volledig bewust te zijn van de wereld en zich over hun bewustzijn te verheugen. Bovendien is de wereld aan hen getoond, zichzelf en andere mensen als verlicht en omgevormd door openbaringen van de werkelijkheid. En dat helpt hen een intenser bewustzijn en meer begripsvolle vreugde te hebben, zodat de meest gewone dingen, de meest triviale gebeurtenissen gezien worden als juwelen en mirakels.’
Er volgt een lesje economie. ‘We hebben ons nooit toegestaan meer kinderen voort te brengen dan we konden voeden, kleden, huizen, en opvoeden in iets als volledige humaniteit. Zonder overbevolking hebben we voldoende. Maar hoewel we genoeg hebben, zijn we erin geslaagd de verleiding te weerstaan waaraan het Westen is bezweken – de verleiding tot overconsumptie. We geven niet onszelf kransslagaders door zes keer te zwelgen… We hypnotiseren ons zelf niet door te geloven dat twee televisies ons twee keer zo gelukkig maken als één televisie. En tenslotte spenderen we niet een kwart van het van het gros nationale product om ons voor te bereiden op de Derde Wereldoorlog. Wapens, universele schulden en geplande veroudering, dit zijn de drie pilaren van de Westerse welvaart. Als oorlog, verspilling en geldschieters worden afgeschaft, stort het Westen ineen. En terwijl het Westen meer zit te consumeren dan het aankan, zinkt de rest van de wereld dieper en dieper in een chronische ramp. Onwetendheid, militarisme en voortplanting – en de grootste is voortplanting.
De bewoners van Pala willen ook geen Grote Leider, geen almachtige politici, geen bureaucraten, geen kerkelijke organisaties. Religie is direct verbonden aan ervaring. Een sleutelzin: ‘We kunnen niet onszelf redeneren uit onze basale irrationaliteit. Al wat we kunnen doen is de kunst irrationeel te zijn op een redelijke manier.’
Uitgebreid wordt de pseudo-schipbreukeling ingelicht over het onderwijssysteem. Doel van opvoeding en onderricht: dat jongens en meisjes zich ontwikkelen tot volledige mensen, voorbij hun individualiteit. Deze hogere opvoeding begint met de ervaring van het moksha-medicijn. De kinderen worden geholpen hun transcendentale eenheid met alle levende wezens te leren kennen en tegelijkertijd leren zij in psychologie– en fysiologieklassen, dat ieder van ons zijn eigen constitutionele uniekheid heeft en dat iedereen verschillend is van iedereen.
Alle Palanese kinderen worden grootgebracht met Boeddhistische legenden en de verhalen over bodhisattvas. Zij leren botanica, mendelisme en horen over de evolutieleer. Ze leren de wetenschap van het leven. Daarvoor wordt begonnen met ecologie, ‘want geef een kind niet de kans zich te verbeelden dat er ook maar iets geïsoleerds bestaat. Al het levende is relatie. [239]
Zo nu en dan komen er verontrustende berichten binnen dat het buitenland grote belangstelling heeft voor de olie waar Pala rijk aan is.
De verslaggever wordt meegenomen naar de meditatiekamer. Jullie gebruiken toch moksha medicijn vraagt hij, waarom zou je dan mediteren?' 'Dan kunt u net zo goed vragen: Waarom je eten opeten?' ‘Maar volgens u is de moksha-medicijn je diner' 'Het is een banket', zei ze nadrukkelijk. 'En juist daarom moet er gemediteerd worden. Je kunt niet elke dag een banket aan. Dat wordt te zwaar en duurt te lang. Bovendien wordt een banket door een cuisinier geleverd; zelf heb je geen deel aan het klaarmaken. Maar voor je alledaagse eten moet je zelf koken. De moksha-medicijn komt af en toe als een traktatie'.[208]
'In theologische termen, de moksha-medicijn bereid je voor op het ontvangen van gratis gunsten - pre-mystieke visioenen of de totale mystieke ervaring. Meditatie is een van de manieren waarop men met die gratis gunsten samenwerkt'.' Hoe?' 'Door de geestesgesteldheid aan te kweken die het mogelijk maakt dat het verblindende extatische inzicht een blijvende en gewoonlijke verlichting wordt. Door jezelf zozeer te leren kennen dat je niet langer door het onderbewuste gedwongen wordt al dat lelijke, ongerijmde en verslappende te doen dat men zo vaak doet'.
Uitgenodigd bij een maaltijd, leert Will Farnaby wat men in Pala bedoelt met bidden. ‘In Pala bidden we niet voor de maaltijd. We bidden bij de maaltijd. Of liever gezegd, we spreken het gebed niet uit we kauwen het. Kauwen betekent aandacht schenken. Waarom die aandacht voor aandacht.? Er volgt een fraaie reden voor mindfulness. ‘Omdat je dan geleerd hebt nauwkeuriger aandacht te schenken aan meer van het niet-ik in je omgeving (dat is het eten) en meer van het niet-ik in je eigen organisme (je smaakgevoelens), je misschien plotseling merkt dat je aandacht schenkt aan het niet-ik aan gene zijde van het bewustzijn, of misschien is het wel beter', ging Shanta verder, 'om het andersom uit te drukken. Het niet-ik aan gene zijde van het bewustzijn zal het gemakkelijker vinden zich aan een je kenbaar te maken dat geleerd heeft zich meer bewust te zijn van zijn niet-je, fysiologisch gezien'.
Onderwijs dient niet zoals in andere landen, bijvoorbeeld Amerika en Rusland, voor massaconsumptie of voor de versterking van de staat. Het onderwijs dient ter verwezenlijking, om volwaardige mensen te worden.’ Of zoals het in Aantekeningen bij Hoe Het Zit staat: word wat je werkelijk bent.
De journalist mag een kijkje nemen in een klas. De leraar praat met de kinderen over Mahakasyapa. Op de vraag wat zijn onderricht inhield, toonde de Boeddha een bloem. Mahakasyapa zei niets, keek alleen maar en glimlachte. Voor de kinderen is dit een leermodel: ‘Vanzelfsprekend is er, zoals het verhaal duidelijk maakt, geen antwoord dat onder woorden gebracht kan worden. We vertellen dus de jongens en meisjes dat ze op moeten houden met denken en alleen maar kijken. ‘Maar kijk niet te analytisch’, vertellen we ze, kijk niet als een wetenschapsman, zelfs niet als een tuinman. Bevrijd je van al wat je weet en kijk volkomen onschuldig naar dit oneindig onwaarschijnlijke ding voor je. Kijk ernaar alsof je iets dergelijks nog nooit eerder hebt gezien, alsof het geen naam heeft en tot geen bekende categorie behoort. Kijk er aandachtig naar, maar toch passief, ontvankelijk zonder er een etiketje op te plakken of een oordeel uit te spreken of een vergelijking te trekken. En adem onder het kijken het mysterie ervan in, de geest van het begrip, de geur van de wijsheid van de andere kust.’ [246]
Tijdens een gesprek herinnert Wil Farnaby zich de dood van Molly zijn geliefde, van zijn hond Tijger en van zijn tante Mary. Het zijn voor hem vreselijke ervaringen. Een eilandbewoner, Susila spreekt hem ‘troostvol’ toe: ‘Eten, drinken, sterven - drie primaire manifestaties van het universele en onpersoonlijke leven. Dieren leven dat onpersoonlijke en universele leven zonder de aard daarvan te kennen. Gewone mensen kennen de aard ervan, maar leven er niet naar en zo ze er al ooit ernstig over nadenken, weigeren ze die te aanvaarden. Een verlicht persoon kent die, leeft ernaar en aanvaardt die volledig. Hij eet, hij drinkt en te zijner tijd overlijdt hij -maar hij eet anders, drinkt anders en sterft anders'. ‘’En staat weer van de doden op?' vroeg hij sarcastisch. 'Dat is een van de vragen die de Boeddha altijd weigerde te beantwoorden. Het geloof in het eeuwige leven heeft nog nooit iemand geholpen in de eeuwigheid te leven. Het niet erin geloven natuurlijk evenmin. Hou dus op met al uw voor-en-tegens (dat is de raad van de Boeddha) en ga verder met uw werk'. 'Wat voor werk?' ‘Het werk van iedereen - verlichting. Wat wil zeggen, hier en nu, het voorafgaande werk van alle yoga's van verhoogd bewustzijn beoefenen'. [267]
Er volgen enkele mooie bladzijden over de dood. Aanleiding is het overlijden van de stokoude Oma Lakhsmi. Farnaby mag, als hij dat wil, daarbij aanwezig zijn, niet ‘als waarnemer van een terechtstelling maar als mens, als iemand die moet weten hoe te leven en daarna hoe te sterven.’ Want merkt de journalist heel intelligent op, je kunt wel zorgen voor een goede gezondheidszorg, toch gaan mensen dood. Ja, zeggen de inwoners van Pala, die daar pal voor staan, maar het gevolg van welzijn is dhyana, de yoga van leven en sterven, zodat je, zelfs in de laatste doodstrijd, je bewust kunt zijn wie je eigenlijk en ondanks alles werkelijk bent.’ [268/269]
Will Farnaby bekent dat hij in zijn jeugd nooit iemand heeft zien sterven, trouwens ook nooit aanwezig geweest bij de geboorte van een kind. ‘Wat heb je dan op school geleerd.’ ‘Op de school waarop ik geweest ben, hebben we de dingen nooit leren kennen, we leerden alleen woorden kennen. Maar waren wel hoogstaande opvoeders, toegewijd aan mens sana in corpore sano en het in standhouden van onze hoogverheven Westerse Traditie.’ Nieuwsgierig vraagt hij verder: ‘Wat zegt u tegen mensen die op sterven liggen? Zegt u dat zij zich niet het hoofd moeten breken over onsterfelijkheid en aan het werk moeten gaan?’ Wat we vooral zeggen: ‘Doorgaan met bewust te zijn - dat is de hele kunst van het sterven'. 'En u onderwijst die kunst?' ‘We helpen ze door te gaan de levenskunst te beoefenen, zelfs als ze op sterven liggen. Weten wie men eigenlijk is, zich bewust zijn van het universele en onpersoonlijke leven dat leeft door eenieder van ons - dat is de levenskunst en men kan de stervenden helpen die te blijven beoefenen. Tot het allerlaatst. Misschien nog wel na het einde'.
Onderweg naar het ziekenhuis waar Oma Lakshmi op sterven ligt, komen ze langs een tempel waar ze een toneelvoorstelling bijwonen, Oedipus in Pala. Belangrijkste thema: door te praten proberen zij Jocasta ervan te weerhouden zelfmoord te plegen en Oedipus zijn ogen uit te steken. Vlak voor het einde van het stuk krijgt Farnaby een briefje toegespeeld, waarin met veel hoofdletters vermeld wordt dat de reeds geplande overval op Pala vervroegd moet plaats vinden o.a. wegens Economische en Astrologische Redenen. Hij moet zich met spoed begeven naar daar en daar om te onderhandelen. Maar Farnaby gaat met Susila eerst naar het sterfbed van Oma Laksmi.
Susila zit liefdevol aan het bed van Oma. Zij vraagt: ‘Denk je dat je Dugald, je man, straks terugziet?’ Ik geloof dat we allen uit hetzelfde licht komen en dat we allen naar datzelfde licht terugkeren.’ Will Farnaby hoort en vindt het maar woorden, woorden, gebeuzel. ‘Heb je erge pijn?’ vraagt Susila. Oma; ‘Ze zou erg zijn, als het werkelijk mijn pijn was. Maar dat is niet zo. De pijn is hier; maar ik ben ergens anders. Het is zoals wat je ontdekt met de moksha-medicijn. Niets hoort echt bij je. Zelfs je pijn niet.’ Zij praten met elkaar over het ‘Heldere Licht'
Lakshmi: ‘Ik heb nooit iets geweten. Ik kon alleen maar zien.’ Susila: ‘Laat nu al het denken schieten, zodat het niet-Denken door kan komen. De dingen naar de Leegte, Leegte naar Het Wat. Het Wat weer naar de dingen, naar je eigen geest. Weet je nog wat er in de Sutra staat? Je eigen bewustzijn schijnend, leeg, niet te scheiden van het grote Stralende Lichaam, is noch aan geboorte, noch aan dood onderworpen, maar is hetzelfde als het onveranderlijke Licht, Boeddha Amitabha.’ Lakshmi: ‘Hetzelfde als het licht. En toch is het weer donker.’
Dan zegt Susika aan Oma hetzelfde te doen wat zij van haar geleerd heeft belangrijkste levensles: 'Het is donker omdat je te hard je best doet', zei Susila. 'Donker, omdat je wilt dat het licht is. Bedenk wat je me vroeger altijd vertelde toen ik nog een klein meisje was. "Lichtjes, kind, lichtjes. Je moet leren alles lichtjes te doen. Denk lichtjes, handel lichtjes, voel lichtjes. Ja, voel lichtjes, zelfs al voel je diep. Laat de dingen gewoon lichtjes gebeuren en pak ze lichtjes aan". Ik was in die tijd zo bespottelijk ernstig, zo humorloos pedant. Lichtjes, lichtjes - het was de beste raad die me ooit gegeven is. Wel, nu ga ik jou hetzelfde zeggen, Lakshmi. . . Lichtjes, lieveling, lichtjes. Zelfs als het sterven gaat gebeuren. Niets zwaars of zwaarwichtigs of nadrukkelijks. Geen welsprekendheid, geen tremolo's, geen zelfbewuste persona die de beroemde imitatie van Christus of Goethe of Little Nell opvoert. En, uiteraard, geen theologie, geen metafysica. Alleen maar het feit van het sterven en het feit van het Heldere Licht. Gooi dus al je bagage weg en ga voorwaarts. Overal om je heen is drijfzand, dat aan je voeten zuigt, dat probeert je naar beneden te zuigen in de angst en het zelfbeklag en de wanhoop. Daarom moet je zo lichtjes gaan. Lichtjes, lieveling. Op de tenen; en geen bagage, zelfs geen sponzenzakje. Volkomen onbelast'.
'Het Licht', kwam het hese gefluister, 'het Heldere Licht. Het is hier - met de pijn, ondanks de pijn'… [291-291]
In het laatste hoofdstuk krijgt de journalist toestemming het moksha-medicijn zelf te gebruiken. Susila begeleidt zijn trip. ‘Lichtende Aanwezigheid,’ meldt hij. ‘Het was niet alleen gelukzaligheid, het was ook begrip. Het begrijpen van alles, maar zonder kennis van iets. Kennis bracht een kenner mee en de gehele oneindige verscheidenheid van gekende en te kennen dingen. Maar hier, achter zijn gesloten oogleden, bestond geen schouwspel, noch een aanschouwer. Er bestond slechts dit ervaringsfeit van gelukzalig één te zijn met eigen eenheid.’ [297]
Susila zet een grammofoonplaat op. ‘Johann Sebastian Bach,’ hoort hij haar zeggen, ‘de muziek die de stilte het meest nabijkomt, en ook, al is ze nog zo sterk georganiseerd, het dichtst ligt bij de zuivere, onvermengde Geest.’ Het Vierde Brandenburgse Concert. Het Allegro, ‘lichtende gelikzaligheid’, hij kende het uit zijn hoofd. Hij hoorde het voor het eerst. Maar nu niet meer als zijn persoonlijk eigendom. Hij werd zich bewust van een stuk muziek dat door niets gehinderd werd. ‘Het Vierde Brandenburgse van deze avond was een zuiver gegeven - nee, een gelukzalig donum - niet bedorven door de persoonlijke geschiedenis, de tweedehands begrippen, de ingewortelde stompzinnigheden waaronder, als ieder ik, de arme idioot die niet van ja wilde horen (en dit in de kunst eenvoudig niet eens kon), de gaven van de onmiddellijke ervaring had bedolven.’ Hij voelde zich gedwongen te zeggen: ‘Eeuwigheid’. Even later vraagt Susila, ‘Wat hoort U?’ En hij antwoordt: ‘ Ik hoor wat ik zie en ik zie wat ik hoor.’
Maar het moksha-medicijn voert niet alleen naar paradijzen. Farnaby ziet ook ‘afgrijselijkheden aan vulgariteit en afgrijselijkheden aan pijn, wreedheid en smakeloosheid, aan imbiciliteit en opzettelijke kwaadwilligheid.’ Hij ziet bloedzuigers, en ‘gongylus gonyloides’ ofwel bidsprinkhaan, mannetjes- en vrouwtjesmachines die elkaar opvreten. Terwijl Bachs concert tijdloos voortgaat verschijnen duizenden insecten en gezichten. Flitsen uit een Duits filmjournaal: ‘Het monsterlijke gezicht van Hitler met zijn mond open, gillend. En dan die gezichten van uitgezochte luisteraars. Kolossale idiote gezichten, wezenloos en ontvankelijk. Gezichten van slaapwandelaars met de ogen wijd open. Gezichten van jonge noordse engelen, in vervoering over het Gelukzalige Visioen. Gezichten van barokheiligen die in extase raakten. Gezichten van minnenden vlak voor een orgasme. Eén Volk, Eén Rijk, Eén Führer, Eenwording met de eenheid van een zwerm insekten. Begrip-zonder-kennis van onzin en diabolisme. En daarna was de camera van het journaal teruggekeerd naar de aaneengesloten rijen, de swastika's, de muziekkorpsen, de gillende hypnotiseur op het podium. En weer was daar, in de gloed van het innerlijk licht, de bruine, insektachtige colonne, die eindeloos marcheerde op de deun van deze rococo-gruwel-muziek. Voorwaarts, Nazisoldaten, voorwaarts, Christelijke soldaten, voorwaarts, Marxisten en Moslems, voorwaarts, elk uitverkoren Volk, elke Kruisridder en Heilige Oorlog-voerder. Voorwaarts, de ellende in, alle verdorvenheid in, de dood in!
Oog in oog komt Farnaby te staan met het lijden: de kruisiging te midden van kerstboomversieringen. En dit lijden (het kwam in hem op met de kracht van een openbaring), dit lijden was niet alleen maar zinloos; het was ook cumulatief, het bestendigde zich ook vanzelf… Onsterfelijk in zijn zinloosheid, zou dit lijden eeuwig voortduren… [313/314] Susila masseert liefdevol zijn gezicht en vraagt haar aan te kijken. ‘ Aandacht! Wat zie je?’ Zij wil hem weghalen van Bach en van het Klare Licht van de Leegte. ‘Waarom,’ vraagt hij. 'Omdat je niets opschiet met de Leegte, of je moet het licht ervan in Gongylus gongyloides kunnen zien. En in mensen', voegde ze eraan toe. 'Wat soms heel wat moeilijker is'. Nee, denkt hij, dat is onmogelijk 'Nee, niet onmogelijk', hield ze vol. 'Sunyata brengt karuna met zich mee. De Leegte is licht; maar ze is ook mededogen. Hebzuchtige contemplatieven willen zich meester maken van het licht zonder zich om mededogen te bekommeren. Alleen maar goede mensen proberen mededogen te betonen en weigeren zich om het licht te bekommeren. Zoals meestal is het een kwestie van twee wallen eten. En nu, voegde ze eraan toe, 'is het tijd dat je de ogen opent en ziet hoe een menselijk wezen er in werkelijkheid uitziet'. [315]
…
Ze horen het gebulder van zware voertuigen. Er klinkt een stem door een luidspreker, soms wel en soms niet verstaanbaar: ‘Volk van Pala, dit is uw Raja… blijf kalm… verwelkom uw vrienden van de andere kant van de Straat
… Farnaby weet wat er gaat gebeuren. Hier is zijn opdrachtgever met zijn leger. De verovering en bezetting van Pala wordt een feit. De stem ging opgewonden verder: ‘Vooruitgang. Het moderne leven…. De waarheid… waarden… ware spiritualiteit… Olie.’ Er klonk een schot: daarna het geratel uit een automatisch geweer…
Het werk van honderd jaar werd in één nacht ongedaan gemaakt. En toch bleef het feit– het feit van het eindigen van het lijden als ook het feit van het lijden zelf.
En de vogels roepen: ‘Karuna. Karuna.’ En een halve toon lager: ‘Aandacht’.
***
In Eiland beschrijft Huxley alles wat Esalen vanaf het begin voor ogen stond: een samenleving waar spiritualiteit en spirituele ontwikkeling voorafgaat of tenminste samengaat met het sociale, het wetenschappelijke en het economische. Het boek bevat prachtige suggesties voor het onderwijs: leer de kinderen meditatie, maak ze vertrouwt met hun seksualiteit. Leer ze vanaf het begin ecologie, denken in afhankelijkheden, want ‘behandel de natuur goed en de natuur zal jou goed behandelen; kwetst of vernietig de natuur en de natuur zal spoedig jou vernietigen.’ Een slogan die ook vandaag niet slecht zou staan op de spandoeken van de milieuactivisten. En de wetenschappen worden in het geheel niet vergeten. De eilandbewoners zijn in veel geïnteresseerd, ook in nieuwe ontwikkelingen: in farmacologie of geneesmiddelenleer, fysiologie, metachemistrie, mycomystiek, en in de nabije toekomst denkt men ook aan thanatologie, een wetenshap over sterven en de dood.
Eiland wordt een utopie genoemd. Is het wel zo utopisch? Reeds in de zestiger van de vorige eeuw, waarin Huxley zijn boek schreef, waren alle ingrediënten als basis voor een dergelijke samenleving aanwezig: de inzichten – wijsgerig, historisch en wetenschappelijk en de middelen. Esalen zou al die kennis en wegen toegankelijk maken.
Wie zou in een dergelijke samenleving niet willen wonen? En wat weerhoudt ons ervan al het mogelijke te doen om de maatschappij om te buigen, richting een spirituele gemeenschap? Huxley weet wat ons belemmert en hij schrijft het met hoofdletters: het Grote Geld, Bezitsdrang, het Militair-Industriële Complex, Olie.
Pala verdwijnt. Misschien is het eigen aan mystieke scholen, dat zij per definitie kleinschalig zijn en nooit de grondslag kunnen vormen een grote complexe samenleving, waar krachten en tegenkrachten, belangen, concurrentie, competitie en macht de formerende dynamieken zijn. Misschien moeten de mystici erkennen dat zij hooguit een eiland kunnen creëren, een oase omgeven door een krachtveld dat zich altijd vijandig toont. Kloostergemeenschappen, ashrams en sanghas waren en zijn dergelijke ‘eilanden’. Maar zelfs daar… Wie langere tijd in dergelijke kleinschalige communiteiten woont, weet hoe lastig het is de harmonie en eensgezindheid te bewaren. Mystiek is nog geen ethiek en voor een gemeenschap zijn nog andere vaardigheden nodig dan contemplatie.
Maar zelfs als de geschiedenis leert dat dergelijke eilanden door het Grote Beest steeds opnieuw vernietigd worden, dan zullen de mystici steevast de moed opbrengen om dergelijke spirituele utopieën weer van de grond te trekken en al stelt de fysieke omvang ervan niet veel voor, misschien is de symbolische betekenis des te sterker.
***
In 1960 brak er in de villawijk in Bevery Hills, waar Huxley en zijn vrouw woonden, een verwoestende brand uit. Het vuur vernietigde hun huis. Laura raakte zo gebiologeerd door het vuur dat zij niet in staat iets te redden. Aldous nam alleen het manuscript van zijn roman in wording, Island, mee. Duizenden boeken, brieven van vrienden, gedichten en notities gingen verloren. Enkele dagen later schreef hij in een brief aan Robert Hutchins: 'Het is vreemd op mijn leeftijd weer helemaal opnieuw te moeten beginnen - met letterlijk niets wat betreft bezittingen, boeken, memento's, brieven, dagboeken. Ik word klaarblijkelijk verondersteld te leren, een ietsje vooruitlopend op de uiteindelijke ontbloting, dat je het niet met je mee kunt nemen.' 5 [citaat bij Simon Vinkenoog nawoord, 89]
In hetzelfde jaar werd bij Aldous keelkanker geconstateerd. Uiteindelijk verloor hij zijn spraakvermogen. Op zijn sterfbed vroeg Laura of zij hem LSD wilde toedienen. Op een papiertje schreef hij: ‘LSD,100 µg i.m.’ [100 microgram LSD, intramusculair). De volgende dag, vrijdag 22 november 1963 overleed Aldous Huxley vredig om vijf uur ‘s middags. Laura beschreef in een ontroerende brief de laatste uren van haar man. Zij eindigt haar verslag : ‘We zullen nooit weten of dit slechts ons wishful denken is of dat het werkelijk is, maar alle uiterlijke tekens en innerlijke gevoelens wezen erop dat het mooi en vreedzaam en moeiteloos ging.’
Het was dezelfde dag dat J.F. Kennedy werd vermoord.
Aldous Huxley vatte zijn visie mooi samen in Eiland:
Wijsheid legt nooit en nergens vijandschap neer. Al die zinloze hanengevechten tussen Mens en Natuur, tussen Natuur en God, tussen het Vlees en de Geest! Wijsheid maakt niet die zieke onderscheidingen… Darwin nam die oude totemistische Wijsheid op en verhief het tot het niveau van de biologie.. En nu is het aan ons een andere helft van de spiraal om te draaien…. De nieuw bewuste wijsheid – het soort Wijsheid dat profetisch schemert in Zen, en Taoïsme en Tantra – is biologische theorie gerealiseerd in levende praktijk, is darwinisme verheven tot het niveau van compassie en spiritueel inzicht. 6
- 1Jeffrey j. Kripal, Esalen, op.cit. p. 85 - 91. Zie verder het persoonsregister. Zie ook Aldous Huxley in Wikepedia.
- 2Aldous Huxley, De eeuwige wijsheid, Servire, Wassenaar, 1975, p. 9.
- 3Nederlandse vertaling, Aldous Huxley, De deuren der waarneming, vertaald en van een nawoord voorzien door Simon Vinkenoog, Uitgeverij Contact N.V., Amsterdam, 1954.
- 4Aldous Huxley, Eiland, vertaald door John Vandenbergh, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 1979.
- 5idem, citaat van Simon Vinkenoog in het nawoord p.89.
- 6Citaat bij Kripal op.cit. p. 47.