15. Hedonisme als mystieke weg
Een van de kleurrijkste vertegenwoordigers van ‘de religie van geen religie’ is ongetwijfeld Alan Watts.1 Een flamboyant heer, die beschikte over een heldere schrijfstijl, waarmee hij zogenaamd moeilijke onderwerpen uiterst toegankelijk maakte. Een charismatisch spreker met een prachtige sonore stem, die in vele lezingen en radiotoespraken met ironie en humor toehoorders urenlang wist te boeien. Hij schreef hilarische stukken over kleding en mode, voedsel en eetgewoonte, over de ‘nepgoeroe’ met waardevolle tips voor wie beroemd en rijk wenst te worden, over ‘het ego’, dat niet overwonnen hoeft te worden, omdat het verzonnen is en niet bestaat, waaraan hij toevoegde: ‘Het grootste ego is het ego dat van zichzelf af wil’.
Beroemd werd hij met The way of Zen waarmee hij Amerika en Europa bekend maakte met het Zenboeddhisme. Na het lezen hiervan is menigeen op zoek gegaan naar een zenleraar. Over zijn libertijnse levensstijl en zijn alcoholisme sprak hij openlijk. Hij is drie keer getrouwd, heeft zeven kinderen en vijf kleinkinderen. Hij leefde wat hij leerde : onder alle omstandigheden, ook de verdrietige, te genieten van het leven – en dat was geen oppervlakkige boodschap. Zijn ‘hedonisme’ was gebaseerd op mystiek inzicht: alles is ‘as IT is’. In Speaking personally, een kort essay beschrijft hij zichzelf aldus: ‘Ik ben een onbeschaamde sensualist. Ik ben een mateloze minnaar van het andere geslacht, van lekker eten, wijn, alcohol, roken, van tuinen, bossen, en oceanen, van juwelen en schilderijen, van schitterend gebonden en gedrukte boeken. Toch tonen mijn bureau en bibliotheek grote wanorde. Maar daar voorbij, ik ben totaal gefascineerd met het mystieke – met de studie van religie en metafysiek, met de praktijk van ritueel en meditatie en met het proberen zo dicht mogelijk tot een begrip te komen van wat het is dat IS.’ 2 [PDF The Essential Alan Watts, p.46]
Geboren in Kent (Zuidoost Londen) in een middenklas gezin, enig kind. Zijn vader was handelsagent en zijn moeder lerares. Haar vader was missionaris geweest.
Alan groeide op tussen de ‘bloemen en de vlinders’, waarvan hij de namen leerde. Zijn fascinatie voor de natuur is al vroeg begonnen. Missionarissen die de familie bezochten, brachten als geschenken Oosterse landschapsschilderijen en borduursels mee, die hij bewonderde om ‘hun schoonheid, helderheid en ruimtelijkheid’. Behoorden zijn ouders tot de Anglicaanse kerk, als puber wilde Alan zich al een boeddhist noemen. Hij werd lid van de London Buddhist Lodge, die toen onder leiding van Christmas Humphreys stond en werd op zestienjarige leeftijd secretaris van de vereniging.
In 1926 was hij, 21 jaar oud, aanwezig bij het World Congress of Faith in Londen. Daar ontmoette hij Daisetzu Suzuki en vele andere boeddhologen en spirituele leraren. Zo leerde hij door zijn contacten en vooral door ijverig leeswerk de wetenschappelijke literatuur en de fundamentele begrippen van de Indiase en Oost-Aziatische filosofie kennen. Zijn grootste interesse betrof de Zen (Chan) traditie, waarvan hij verslag deed in zijn eerste publicatie Spirit of Zen. Later verwierp hij dit boek als ‘misleidend’ en schreef hij een veel betere versie, zijn klassiek geworden The way of Zen.
Watts trouwde met Eleanor Everett. Haar moeder was Ruth Fuller Everett, die nauw betrokken was bij een zensangha in New York en later in het huwelijk trad met de Japanse zenmeester Sokei-an Sasaki. Deze Roshi werd voor Alan een belangrijke mentor, hoewel hij nooit formeel leerling werd. In 1938 verlieten hij en zijn vrouw Engeland om te gaan wonen in de VS. Alan werd in 1943 Amerikaans staatsburger.
Watts ging studeren aan het Seabury-Western Theological Seminary, een bisschoppelijk Anglicaanse school in Evanston, Illinois en behaalde zijn master’s degree met de these, later in een populaire editie verschenen onder de veelzeggende titel Behold the Spirit, A Study in the Necessity of Mystical Religion.
In 1951 verhuisde hij naar Californië om les te gaan geven aan de American Academy of Asian Studies. Daar ontmoette hij Frederic Spiegelberg en Saburo Hasegawa. Laatstgenoemde werd voor Watts een belangrijk leraar in zake Japanse cultuur, kunst, kleding en zijn visie op de natuur. Van Hasagawa leerde hij ook de Chinese taal en kalligrafie.
Met zijn vader, voor wie hij een groot respect had, toerde hij in 1958 door Europa, waar hij te gast was bij Carl Jung en Karlfried Dürckheim.
Watts doceerde aan de Harvard University, aan de San Jose State University en vooral aan de California Institute of Integral Studies, waar hij Michel Murphy en Dick Price ontmoette. Hij hielp Esalen niet alleen aan een wervelend begin, maar tot aan zijn dood zou hij vele toehoorders door zijn eloquente lezingen weten te interesseren voor zijn intelligente mix van Oosters en Westers gedachtegoed.
Zelfkennis oftewel weten wie je bent is het laatste taboe, dat is ook de titel van zijn boek The Book On the Too against Knowing Who You Are. Een boek dat hij stiekem onder het kussen van zijn kinderen zou willen leggen. We denken te weten wie we zijn. Ziedaar het probleem. Want wie we zijn, valt niet te bedenken. We denken onszelf partieel, als een afgerond, omsloten ding. Binnen dit afgeschermde terrein wanen we onszelf veilig, daarbuiten is alles vreemd, bedreigend en vijandig. ‘Ik zelf’, een afgezonderd, afgesplitst psychisch centrum gebonden aan een lichaam, een centrum dat zich geconfronteerd ziet met een uiterlijke, vreemde wereld. Maar schrijft Watts: ‘Het gevoel eenzame en zeer tijdelijke bezoekers in het universum te zijn, staat in flagrante tegenstrijdigheid tot alles wat we in de wetenschappen weten over de mens (en over andere levende organismen). Wij komen niet in deze wereld, wij komen eruit voort zoals bladeren uit een boom. Zoals de oceaan ‘golft’ en het universum ‘menst’. Elk individu is een expressie van het gehele rijk van de natuur, een unieke actie van het totale universum. Dit feit wordt zelden, als al ooit, door de meeste individuen ervaren. Zelfs degene die in theorie weten dat het waar is, bemerken of voelen dit niet, maar gaan door zichzelf bewust te zijn als geïsoleerde ‘ego’s’ binnen een zak van huid.’ 3 [PDF The Book On the Too against Knowing Who You Are p.13 vv]
Maar Watts is zich ook zeer bewust van de moeilijke opgave: ‘De sensatie van een eenzaam en geïsoleerd centrum is zo krachtig volgens het gezonde verstand en fundamenteel voor ons taalgebruik, voor onze juridische en sociale instituten, dat we zelfheid niet anders kunnen ervaren dan iets oppervlakkig in het schema van het universum.’
In beeldende taal probeert Watts dit probleem begrijpelijk te maken, ondere andere met behulp van mythen: ‘Het is onmogelijk en zelfs absurd om te beseffen dat ikzelf, mijn zelf, niet in de druppel alleen zetelt, maar in heel de golf van energie die reikt van de sterrenstelsels tot aan de atoomkrachtvelden van mijn lichaam. Op dit bestaansniveau ben 'ik' onmetelijk oud; mijn vormen zijn oneindig, en hun komen en gaan zijn eenvoudig de kloppingen of trillingen van één enkele en eeuwigdurende energiestroom.;
De moeilijkheid bij het beseffen hiervan is dat het denken-in-begrippen dit niet kan vatten. Het is alsof de ogen zouden proberen zich rechtstreeks te bekijken, dan wel alsof je probeerde de kleur van een spiegel te beschrijven in termen van kleuren die in de spiegel weerkaatst worden. Precies zoals gezichtsvermogen meer is dan alles wat gezien wordt, kan de basis of 'grond' van ons bestaan en onze bewustheid niet worden begrepen in termen van wat bekend is. Daarom zijn we genoopt via de mythe over die grond te spreken - dat wil zeggen door middel van speciale metaforen, analogieën en beelden die zeggen waar die op lijkt, niet wat die is. Aan het ene uiterste van zijn betekenis, is 'mythe' fabel, leugen of bijgeloof. Maar aan het andere uiterste, is 'mythe' een nuttig en vruchtbaar beeld waarmee we het leven plausibel maken op ongeveer dezelfde manier dat we elektrische krachten verklaren door die te vergelijken met het gedrag van water of lucht. Toch moet 'mythe' in deze tweede zin niet letterlijk worden genomen, precies zoals elektriciteit niet moet worden verward met lucht of water.
Aldus moet je er bij het gebruik van mythe voor oppassen, beeld en feit niet met elkaar te verwarren, want dat zou erop neerkomen dat je in de wegwijzer klimt in plaats van de weg te volgen.’
Maar Watts weet ook, dat het niet alleen een individueel probleem is. De ‘vervreemding’, een belangrijk woord voor Alan, heeft krachtige maatschappelijk en culturele oorzaken: ‘Het onvermogen de mystieke ervaring te accepteren is meer dan een intellectuele handicap. Gebrek aan bewustzijn van de basale eenheid van organisme en omgeving is een serieuze en gevaarlijke hallucinatie. Want in een beschaving uitgerust met een immense technologische macht leidt het gevoel van vervreemding tussen mens en natuur tot het gebruik van technologie in een vijandige geest – de verovering van de natuur in plaats van een intelligente samenwerking met de natuur.’ [Alan Watts Psychedelics and Religious Experience, 1968]
Gelukkig zijn er vele wegen, oefeningen en hulpmiddelen die ons kunnen helpen ons benauwde perspectief te verruimen. Watts somt op: yoga, derwisj dansen, psychotherapie, Zen Boeddhisme, Ignatiaanse, Salesiaanse, en Hesychastische methoden van gebed, het gebruik van bewustzijns veranderende chemicaliën = zoals LSD en mescaline -, psychodrama, groepsdynamica, sensory-awareness technieken, de Quakers, Gurdjieff oefeningen, ontspanningstherapieën, de Alexander methode, autogene training, en zelfhypnose. Ja, er is veel uitgevonden om de mens uit zijn zelfgekozen gevangenis te bevrijden. Met alle waardering hiervoor, Watts plaatst een kritische kanttekening. Wanneer je een dergelijke weg gaat om ‘iets’ te verkrijgen, noem het verlichting, dan versterk je de illusie dat het ego zich op eigen kracht opzij kan zetten. Er is niets mis met meditatie omwille van de meditatie. Op dezelfde manier dat je luistert naar muziek omwille van de muziek. Als je naar concerten gaat om cultuur op te doen of om je geest te verbeteren, dan zit je daar zo doof als een deur.’
In 1961 publiceert Watts Psychoterapy East and West, een typisch Esalen boek, waarin hij de gewilde synthese tussen Oost en West kritisch onderzoekt. ‘Oosterse religies, met name het boeddhisme, meer lijken op psychotherapie dan op westerse religies.’ Tegelijkertijd merkte hij op dat westerse psychotherapie lijkt op religie met zijn eigen charismatische leiders, dogma's en rituelen.
Zo begint Watts: ‘Als we diep in zulke levenswijzen kijken als Boeddhisme en Taoïsme, Vedanta en Yoga, vinden we geen filosofie of religie zoals deze in het Westen worden begrepen. We vinden iets dat meer lijkt op psychotherapie ... De belangrijkste overeenkomst tussen deze oosterse levenswijzen en westerse psychotherapie is zowel een zorg voor veranderingen in het bewustzijn als veranderingen in onze manier van voelen van ons eigen bestaan en onze relatie tot de menselijke samenleving. en de natuurlijke wereld. De psychotherapeut is voor het grootste deel geïnteresseerd in het veranderen van het bewustzijn van bijzonder verstoorde individuen. De disciplines van het boeddhisme en het taoïsme houden zich echter bezig met het veranderen van het bewustzijn van normale, sociaal aangepaste mensen. Maar het wordt psychotherapeuten steeds duidelijker dat de normale bewustzijnsstaat in onze cultuur zowel de context als de voedingsbodem is van geestesziekten. 4 [Alan Watts, Psychotherapie Oost en West, Uitgeverij Bert Bakker/Alpha boek Den Haag, 1973. p. 8]
Beide zijn bevrijdingswegen. Maar de Oosterse benaderingen, zoals Tao, Zen en Vedanta, kunnen niet zonder meer de westerse wegen vervangen, terwijl de laatsten van het Oosten kunnen leren een noodzakelijke stap verder te gaan. Want, betoogt Watts: ‘De wetenschap en de psychotherapie hebben reeds veel gedaan om ons te bevrijden uit de gevangenis waarin wij afgescheiden leven van de natuur. Daarbij werden wij verondersteld afstand te doen van Eros, niet tegenstaande het fysisch organisme, waarbij wij de rest van onze hoop dienden te vestigen op een bovennatuurlijke wereld, die later zal komen. Maar dat deze bevrijding in geen geval compleet is blijkt duidelijk uit het feit, dat het naturalisme van de negentiende eeuw de basis was van een technische aanval op de natuur zonder precedent in de geschiedenis… We zijn erdoor als vreemden in het heelal achtergelaten, zonder het oordeel van God, maar ook zonder zijn liefde; zonder de verschrikkingen van de Hel, maar ook zonder hoop op de Hemel, zonder de fysische pijnen van de voorwetenschappelijke tijd, maar ook zonder het gevoel, dat het menselijk leven enige betekenis heeft. De christelijke kosmos is verdwenen, maar het christelijke ego blijft bestaan, er is geen toevluchtsoord, om te proberen om onze eenzaamheid te vergeten door een soort collectivisme, en samen in het donker bij elkaar te kruipen.’ 5 [p.64]
‘Afstand te doen van Eros,’ dat is wat de westerse therapeuten van hun cliënten vragen. Zij houden zich vast aan de waarden en normen van de Amerikaans-Europese cultuur. Watts citeert Abraham Maslow: ‘De Westerse cultuur in het algemeen (schrijft Maslow) berust op Joods-Christelijke theologie. De Verenigde Staten worden bijzonder overheerst door de puriteinse en pragmatische geest, welke aansporen tot werken, strijden, en streven, soberheid en ernst, en vooral tot doelmatigheid. Zoals ieder ander sociaal instituut vormen wetenschap in het algemeen en psychologie in het bijzonder geen uitzondering op dit cultureel klimaat en deze atmosferische effecten. De bijzondere Amerikaanse psychologie is door deelname daaraan over-puriteins, over-pragmatisch, en overvol doelgericht... Geen tekstboek heeft hoofdstukken over plezier en blijheid, over nietsdoen en meditatie, over slenteren en vrijetijdsbesteding, over doelloos, nutteloos en zonder bedoeling bezig zijn. De Amerikaanse psychologie is druk bezig zich slechts met de ene helft van het leven bezig te houden, om de andere, en misschien belangrijkere helft te verwaarlozen.
De ongezonde gehechtheid aan het leven, aan de geschiedenis, aan het materiële komt met name tot uitdrukking in onze omgang met de dood. De Westerse cultuur staat als een betonnen muur tegenover de dood. Ook al komt in de psychotherapie de dood vaak ter sprake, zij wordt gezien als een onoplosbaar probleem, niet als de oplossing. Vandaar ook dat het ego nooit helemaal bevrijd wordt. Want de bevrijding van’ het ego is synoniem met het ten volle aanvaarden van de dood’.
Met alle grote waardering voor Freud, hij heeft een ding niet kunnen – of durven -oplossen: de tegenstelling tussen ego en het Es, tussen lustprincipe en werkelijkheidsprincipe, tussen leven en dood, Thanatos en Eros. Hij zag de ziekmakende onderdrukking van de cultuur en verwachtte dat deze terreur alleen maar zou toenemen. Daarom was hij over de toekomst zeer pessimistisch, zoals uit zijn laatste geschriften blijkt. Hoe moedig hij ook was, hij had niet de moed voor het lustprincipe te kiezen. Ook al heeft hij de tegenstelling verzacht, er moest toch iets van het Ego overblijven om in de werkelijkheid moreel verantwoord te kunnen functioneren. De rede moest in stand gehouden worden. Freud vreesde de onbegrensde libido. En daarmee koos hij uiteindelijk voor het leven en tegen de dood. Eigenlijk hebben wij nooit geleerd te sterven. Watts citeert Norman O’Brown, ook een bekende in Esalen: ‘Deze onmogelijkheid om te sterven houdt de mensheid, ironisch maar onvermijdelijk gevangen buiten de actualiteit van het leven, dat voor alle gewone levende wezens tegelijkertijd sterven betekent; het resultaat is dat het leven wordt ontkend. Het menselijk leven dat uitsluitend is gewijd aan het voeren van oorlog tegen de dood resulteert door dezelfde onvermijdelijke ironie in de overwinning van de dood op het leven. De oorlog tegen de dood neemt de vorm aan van een voortdurend bezig zijn met het verleden en de toekomst en de spanning van het leven zelf gaat daarbij verloren.’ [108/109]
De Oosterse bevrijdingswegen leren de verzoening van de tegenstellingen, vooral van leven en dood. De tegenstellingen verdwijnen niet, maar worden niet meer ervaren als problematisch. Voor wie Nirwana zoekt, is Samsara niet ver weg. De fameuze Mahayana stelling luidt: ‘Nirwana is Samsara. Samsara is Nirwana.’ In Nirwana werken alle vermogens die ook in Samsara werkzaam zijn, maar bevrijd van een egocentrische gerichtheid. Het intellect blijft ook in Nirwana zijn functie vervullen.
En toen men in India en Tibet naar een symbolische uitdrukking zocht voor deze verzoening van de tegenstellingen, kozen zij erotische beelden: Shakta en Shakti, de god en de godin, het Ja en het Nee, in eeuwige seksuele verbintenis.
Watts conclusie: ‘De psychoanalyse in het westen en de weg van de bevrijding in het oosten zouden het ons mogelijk maken om in te zien dat de enige doeltreffende manier is: een beroep te doen op Eros, zonder welke Logos - het gevoel voor plicht en rede - geen kans van leven heeft. Het probleem is, dat de beschaafde mens geleerd heeft om zo vreselijk bang voor Eros te zijn dat hij iedere suggestie, dat sociale liefde erotisch moet zijn, schuwt. Het roept voorstellingen op van zoiets slijmerigs, wellustigs, ontuchtigs, dat hij het zou willen verpletteren als een walgelijk insect. Zoals wij gezien hebben is dit gedeeltelijk omdat het erotische, dat hij kent, beperkt is tot het genitale, en niet uitstraalt over het gehele zintuigelijke veld, en daarom verbeeldt hij zich, dat erotische vriendschap met anderen een collectieve seksuele orgie zou zijn. Op een dieper niveau is de vrees voor het erotische de afschuw van de afgezonderde ziel voor het sterfelijke lichaam, waarbij hij het inzicht mist dat de dood niet een probleem is voor het organisme, maar voor de ziel.’ [117] Ziehier Watts bijdrage aan ‘de verlichting van het lichaam’, waar in Esalen zo ijverig naar gezocht werd.
Alan Watts experimenteerde ook met drugs, met name LSD en cannabis. Hij schreef er een prachtig stuk over: The Joyous Cosmology. voor Esalen een cult-tekst. Meer daarover straks, als de psychedelica ter sprake komen. Overigens was hij geenszins een voorstander van een veelvuldig gebruik. Hij vergeleek het met een telefoongesprek: als je de boodschap hebt vernomen, dan blijf je ook niet langer aan de telefoon hangen, maar hang je op. Of met het gebruiken van de telescoop: als je het eenmaal gezien hebt, hoef je niet langer te blijven kijken. Je trekt je conclusies.
Alan Watts overleed in 1973, onverwacht, in zijn slaap, waarschijnlijk ten gevolge van hartfalen. Al bleek later dat hij zijn uitvaart een half jaar eerder had besproken met Richard Baker. Want hoewel Watts ernstig bekritiseerd werd door Philip Kapleau en Daisetsu Suzuki, omdat zij hem verweten over Zen te spreken zonder zazen te beoefenen, in kringen van het San Francisco Zencentrum werd hij zeer gewaardeerd. In zijn prachtige biografie over Sunryu Suzuki vermeldt David Chadwick hoezeer Watts het zencentrum ondersteunde. Chadwick vertelt van een avond in Tessajara, het centrum voor de monnikstraining, waar Watts, enigszins dronken, eindeloos aan het woord was en Shunryu Suzuki stil luisterde. Een leerling, die bij deze conversatie aanwezig was, sprak de volgende morgen nogal negatief over Watts. Maar Suzuki barstte plotseling uit: ‘Je slaat de plank helemaal mis over Alan Watts. Wees je ervan bewust wat hij allemaal gedaan heeft. Hij is een grote bodhisattva.’ 6
Deze waardering bleek ook uit de uitvaartceremonie in Green Gulch Farm, een dependance van het San Franscisco Zencentrum, waar honderden aanwezig waren. In zijn memorial citeert Chadwick de eulogie van Michael Murphy: ‘Hij leerde ons door wie hij was. We leerden van zijn aanstekelijke, buitensporige lachen, van zijn deugden en van zijn gebreken, van zijn gevoel voor spel en zijn oog voor de verbindingen die we met elkaar aangaan. Hij was onze meest zachtaardige en meest vreugdevolle leraar.’
Hoogtepunt van de ceremonie was de lofrede van Richard Baker. Hij noemde de dharma namen die hij Alan gegeven had: ‘Alan Dayuin Yuzan Myoko, Daizan Jomon, hier is jouw lijn van Boeddha tot de Boeddhas en de Patriarchen naar jou. Alan Watts was een filosoof, een kalligraaf, een minnaar, een vriend, een dharma feestvierder, een dharma onthuller, een groot stichter van de geest voor ons allen. Hij zag de ware leegte van alle dingen. Hij leerde ons vrij te zijn. Te zien door de veelvuldigheden en absurditeiten van de Grote Universele Persoonlijkheid en Spel. Hij gaf ons het Dharma Oog van een nieuwe tijd. Onze zegeningen gaan nu met jou. Ruime Geest. Vreugdevolle Geest. Zorgvuldig liefhebbende Geest want het ware leven is aan gene zijde van leven en dood, oorsprong en uitdoving. Wij zijn met jou op de vele wegen die jij voor ons opende. HOOOOOOOOOOOOO! Ga! Ga! Grote Heremiet! Grote Stichter!’
Watts goede vriend Al Huang, Tai Chi leraar in Esalen, verzorgde de uitgave van zijn laatste boek Tao, The Watercourse Way. Het boek is een lofzang op Tao, een Tao Te Tjing geschreven in de 20e eeuw. Een citaat: ‘Laat het oor horen wat het wil horen, het oog zien wat het wil zien, de mond zeggen wat hij wil zeggen. Laat het lichaam de gemakken hebben waarnaar het verlangt, laat de geest doen wat hij wil. Wat het oor wil horen is muziek, het dit te ontzeggen, verdrukt het. Wat het oog wil zien is lichamelijke schoonheid, het dit te ontzeggen, verdrukt het. Wat de neus wil is de nabijheid van shu [kornoelje] en lan [orchideeën], het dit te ontzeggen, verdrukt het. Wat de mond wil is te spreken van waar en onwaar, als hij niet mag spreken, raakt kennis verdrukt. Wat het lichaam wil is het gemak van warmte en goed eten. Ontzeg het deze, en je verdrukt het natuurlijke en essentiële voor de mens. Wat de geest wil is de vrijheid rond te dwalen, en als het deze vrijheid niet heeft, wordt de natuur van de mens verdrukt en beklemd. Tirannen en onderdrukkers beperken ons op al deze manieren. Laten we ons van hen ontdoen, en gelukkig wachten op de dood.’ 7
Zijn dochters Joan en Anne stelden de uitgaven van zijn brieven samen (uitgegeven in 2017). Anne geeft sinds 1985 workshops in Esalen over seksualiteit, gezinsproblemen, de kunst van het vergeven, het innerlijke kind en ouder worden. Zoon Mark bouwde in Pt Reyes, ten noorden van San Francisco het Alan Watts Center voor studies en conferenties. Hij beheert de archieven, de literaire nalatenschap van zijn vader bestaande uit honderden tapes van radiovoordrachten, interviews en ongepubliceerde volgeschreven bladzijden. Mark maakte een biografische film over zijn vader Why not Now en publiceerde Become what you are [Nederlands Word wat je bent, Uitgeverij Samsara, 2020] een verzameling tot nu toe niet verschenen teksten.
- 1Jeffrey J. Kripal, Esalen, op.cit. p.121 - 125.
- 2The essential Alan Watts, PDF, 46.
- 3PDF The Book On the Too against Knowing Who You Are p.13 vv.
- 4 [Alan Watts, Psychotherapie Oost en West, Uitgeverij Bert Bakker/Alpha boek Den Haag, 1973. p. 8.
- 5idem, p. 64.
- 6David Chadwick, Kromme Komkommer, Leven en Zenonderricht van Shunryu Suzuki, Asoka, 1999, p.456.
- 7Alan Watts, Tao, als water, met medewerking van Al Chung-Liang Huang, Synthese, 2016, p. 157