24. De toekomst van het lichaam.Nogmaals Michael Murphy

Michael Murphy

 

Michael Murphy is niet alleen een uiterst vriendelijke man met een groot gevoel voor de tijdsgeest, die de juiste personen naar Esalen wist uit te nodigen, hij was ook een bekwaam schrijver. Zijn bestseller The Gof in the Kingdom of Golf, waarin hij de mystiek van de golfsport heb ik reeds vermeld. Daarna zou hij nog publiceren An End to Ordinary Human History en Jacob Atabet. Voor het laatste boek is een aankondiging van wat zijn opus magnum zou worden: The future of the body.

Al in de Esalen catalogus van 1979 wordt gesuggereerd dat ‘in een komende fase van menselijke evolutie doelbewust een fysieke transformatie met zich mee zal brengen door een integratie van spirituele en fysieke disciplines. In Jacob Atabet laat Murphy de hoofdpersoon onthullen waar hij mee bezig is: ‘Ik denk dat er een immense grens verborgen ligt achter deze dingen. Een grens die nauwelijks verkend is. Het betreft dat soort zaken wat gebeurd is met Bernardine Neri – de stigmata en haar lichtgevend vermogen, de kenmerken van de verrezen Christus wijzen daarop.  Ik heb duizenden voorbeelden als van haar verzameld, van de contemplatieve literatuur, psychiatrische geschiedenissen, spirituele genezing en andere plaatsen om aan te tonen dat er voor ons mogelijkheden zijn van een evolutionaire transformatie. Door het verzamelen van deze voorbeelden wilde ik laten zien hoe wijdverspreid het fenomeen is en om iets te ontdekken van zijn essentiële dynamiek.’ 1 {297]

De contemplatieve tradities hebben op dit gebied de plank misgeslagen, gaat het verder, vooral met betrekking tot het lichaam.  Zo werden in het Hindoe onderricht de siddhis, bovennatuurlijke krachten, als afleiding gezien, terwijl onze auteur deze nu wil integreren ‘als de kroonjuwelen van verlichting’. [Even een persoonlijke noot: ook het boeddhisme kent deze siddhis, paranormale vermogens, maar er wordt altijd voor gewaarschuwd en men moet er vooral geen aandacht aan te besteden. Waarom ze dan in de Canon vermeld staan wordt nooit verduidelijkt]

Er volgt een aardige waarneming: ‘In de religieuze tradities werd het doel van het leven in het algemeen opgevat in termen van bevrijding eer dan in belichaming. En dat geldt ook voor de christelijke traditie. Vandaar: ‘Moksha vóór siddhi. Bevrijding vóór vermogens.  Bernardine Neri’s fysieke licht werd gezien als afleiding van het pad naar God. Wat ik nu aan het doen ben is eenvoudigweg te laten zien wat een grens er is in de gelijktijdige transformatie van bewustzijn en het lichaam, welk een avonduur er is in het belichaamde bestaan.’ Wordt de vraag gesteld; ‘Zie je dan niet het lichaam als een hindernis voor realisatie?’ Antwoord: ‘Ik zeg veel meer dan dat. Ik zeg dat het lichaam is bedoeld om de gelukzaligheden te manifesteren.’ 2

In 1992 verschijnt The future of the body, explorations into further evolution of human nature. Inclusief voetnoten, zakenregister en literatuurlijst bevat het boek 785 bladzijden. 3 Ik blader er even doorheen.

‘We leven slechts een deel van het leven dat ons gegeven is,’ aldus de eerste zin en de introductie besluit Murphy: ‘Ik geloof vast, dat ieder van ons tenminste van enkele van deze buitengewone mogelijkheden hier beschreven kan realiseren. Ik ben ervan overtuigd, dat mannen en vrouwen, jong en oud, in verschillende situaties eenheidsbewustzijn ervaren, als ook zelfloze liefde en verlossende vreugde als kroon op het menselijke leven. Ik geloof dat vrijwel iedereen van ons dit heeft ervaren en dat iedereen van ons momenten kan creëren waarop het gewone buitengewoon wordt, wanneer geest en lichaam verheerlijkt zijn door iets voorbij zichzelf.’ (60)

De toon is gezet. Dan volgen er honderden verslagen, citaten, getuigenissen, reflecties die het gewone, gebruikelijke patroon van ervaren, weten en kennis doorbreken. Zij zijn afkomstig uit allerlei gebieden: sport, psychologie, parapsychologie (hypnose, telepathie, telekinese), medische wetenschap, comparatieve studies van religie, oosterse krijgskunde, westerse filosofie, somatische disciplines (autogene training, feldenkrais, rolfing, sensory awarness work), het charisma van katholieke heiligen en mystici, en wetenschappelijke studies van contemplatieve ervaringen.

Murphy noemt het ‘een natuurlijke geschiedenis van het buitengewone’. Zijn studie ziet hij in de lijn Frederick Meyers, de grondlegger van het modern psychologisch onderzoek, die het woord telepathie muntte (rond 1880), in de lijn van William James’, The Varieties of Religious Expriences ( uit 1910) als ook overeenkomstig Abraham Maslow’s studies van piekervaringen ( rond 1965).

En Murphy had ook wat geleerd van Aurobindo. De Indiase mysticus schreef naar aanleiding van wat hij beschouwde als een dramatische verwaarlozing van de siddhis: ‘We moeten de siddhis niet schuwen, we kunnen ze niet ontlopen. Er is een fase, bereikt door de yogi, tenzij hij alle activiteit in de wereld vermijdt, dat hij het gebruik van siddhische vermogens niet meer kan ontwijken dan een gewone man eten of ademhaling kan ontlopen; want deze zaken zijn de natuurlijke werkzaamheid van het bewustzijn waartoe hij opstijgt, zoals het mentale werkvermogen en de fysieke beweging de natuurlijke bedrijvigheid van het gewone leven zijn. Alle oude rishis gebruikten deze vermogens, alle grote avataren en yogi’s hebben ze gebruikt, noch is er enig groot mens die hen niet voortdurend benut in een onvolmaakte vorm, zonder duidelijk te weten wat deze hoogste vermogens zijn, waarvan hij geniet.’ [173]

Murphy wijst erop dat deze zogenaamde andere bewustzijnstoestanden al op alledaags niveau plaats vinden. Wie weet niet hoe een grote liefde onze normale ervaring en gedrag drastisch kan veranderen. In Plato’s Symposium beschrijft Socrates hoe de schoonheid van de liefde, aanvankelijk individueel ten deel gevallen, zich uitbreidt naar de schoonheid in alle lichamen, tot aan de schoonheid van wetten, instituties, wetenschap en wijsheid toe: ‘Wanneer je dus van de dingen hier om ons heen door de juiste soort liefde zover bent gestegen, dat je die schoonheid begint waar te nemen, dan heb je het uiteindelijke doel zo ongeveer binnen bereik. Want dat is de juiste manier om tot de liefde te komen of door een ander gebracht te worden: beginnen met de mooie dingen hier om ons heen en dan ter wille van die schoonheid steeds verder omhooggaan, als het ware langs de treden van een trap, van één naar twee en van twee naar alle mooie lichamen, en van die mooie lichamen naar mooie maatschappelijke activiteiten en van die activiteiten naar mooi wetenschappelijk werk om van dat wetenschappe­lijk werk dan eindelijk terecht te komen bij die wetenschap die niets an­ders dan die schoonheid op zichzelf bestudeert, zodat je uiteindelijk de eigenlijke schoonheid leert kennen.’ (149). 4 Nederlandse vertaling: Plato, schrijver, teksten gekozen en vertaald door Gerard Koolschijn, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 1987, p.58/59.]

Murphy vermeldt een aantal klassen van buitengewoon menselijk functioneren: buitengewoon zintuiglijke waarneming (stil staan van de tijd,  zichzelf vergeten en niet meer beseffen wat men aan het doen), buitengewoon horen, ruiken of voelen, synesthesie,  waarneming van het numineuze in de fysieke wereld, helderziendheid, waarnemingen van entiteiten buiten de normaal waarneembare wereld, buitengewoon somatisch bewustzijn, buitengewone communicatieve bekwaamheden, gedeelde extase en verlichting, vitaliteit -verdragen van extreme kou, buitengewone fysieke mogelijkheden, levitatie, buiten-lichamelijke ervaringen, zich bewegen in andere werelden, buitengewone hand-oog coördinatie, buiten-lichamelijke invloed op de omgeving( telekinese), verdragen van pijn, mystieke kennis, wetenschappelijke, artistieke en filosofische inspiratie, training van de wil (wu wei bv), individuatie en het gevoel van een zelf, lichamelijke structuren, staten en processen.

Bij elk gebied geeft Murphy diverse getuigenissen en voorbeelden, geput uit een overvloed aan literatuur. Ook wijdt hij een heel hoofdstuk aan de invloed van de cultuur op het individu. Culturele invloed beperkt of misvormt ons niet alleen, maar verschaft ons ook nieuwe mogelijkheden. Hetzelfde geldt voor de religieuze tradities.

Interessant is wat Murphy opmerkt over de functie van de ‘goddelijke genade’: ‘Leerstellingen van goddelijke goedertierenheid of genade zoals de Westerse religies dit noemen, van niet-bereiken van in Boeddhisme of overgave aan Gods wil in sommige Hindoe kringen en van non-interferentie in het Tao wijzen op hetzelfde feit van menselijke ervaring, namelijk dat verenigd bewustzijn en andere buitengewone capaciteiten dikwijls ons schijnen gegeven te worden dan verdiend, eerder spontaan geopenbaard dan verkregen door egocentrische inspanning. Ik (Murphy) noem hen evolutionaire transcendentie. Ondanks hun verschillende metafysische veronderstellingen erkent elke duurzame religieuze traditie een ego-transcenderend proces waarbij een buitengewoon leven verrijst.’ [176] Er wordt wel gezegd dat het Boeddhisme geen ruimte biedt aan genade. Maar er volgt een fraai citaat van Marco Pallis, eminent Boeddhist en groot kenner van het Tibetaans Boeddhisme: ‘Het woord genade correspondeert met een hele dimensie van spirituele ervaring; het is ondenkbaar dat het afwezig zou zijn bij een van de grote wereldreligies. In feite, wie gewoond heeft in een boeddhistisch land weet dat deze dimensie ook daar zijn expressie vindt, gedragen door gepaste vormen. In China hebben de Taoïsten altijd gesproken over ‘de activiteit van de hemel’; voor ons is het geenszins vergezocht om te spreken van ‘de activiteit van verlichting’. Dit is in feite de functie van genade, namelijk de voorwaarde voor het thuiskomen van de mens in het centrum va het begin tot het einde. Dit is de echte aantrekkingskracht van het centrum zelf, aan ons geopenbaard door verschillende middelen, welk de aanzet verschaft om de weg te beginnen als ook de energie zijn vele diverse obstakels onder ogen te zien en te overwinnen. Insgelijks is genade de verwelkomende hand in het centrum wanneer de mens zich ten langen leste vindt staan aan de rand van de grote waterscheiding waar alle vertrouwde menselijke oriëntatiepunten verdwijnen.’ [178]

Ook al is Murphy er zelf sceptisch over, hij neemt niettemin ook verslagen op van zogenaamde ‘post mortem bodies’ en over leven na de dood. Zie bijvoorbeeld het Tibetaans Dodenboek.

Een hoofdstuk gaat over  ‘spiritual healing’. Vanaf het Oude Testament, naar de Middeleeuwen, naar de moderne Christian Sciende, zoals Mary Baker Eddy die haar leer promootte in de Chrian Science Church. Ook in Joods  kringen is geestelijke genezing  bekend.  Rabbi Lichtenstein toont in zijn Jewish Sciende and Health zijn affiniteit met May Baker Eddy: ‘De goddelijke Geest communiceert met de menselijke geest door de verbeelding. Een gebed moet daarom aangeboden worden in de vorm van een mentaal beeld. Men dient wat men verlangt te visualiseren en zijn verbeeldende vermogens gebruiken om zijn verzoek te formuleren in termen, die helder in zijn eigen geest omschreven zijn. De diepe concentratie van aandacht en denken die deze vorm van gebed vereist vult ook het hart met diepe ernst en toewijding. Men moet bidden met zijn gehele art en zijn gehele ziel. Hij moet in zijn hart geloven dat zijn welzijn compleet afhangt van zijn gebed.

Een gebed voor genezing wordt aangeboden op een manier overeenkomstig het gebed gebeden voor een andere nood en bestaat uit twee delen: ten eerste, de visualisatie van het goddelijke geven en vervolgens van het menselijke ontvangen; eerst het proces van genezen; ten tweede, de staat van gezondheid, die door dat proces hersteld is.

Als een bepaald lichaamsorgaan is aangetast, moet de bevestiging verklaren dat gezondheid het verzadigd heeft, terwijl alle beschadiging en lijden uitgewist is… Deze formule kan ook toegepast worden wanneer de aandoening in de longen is, de spijsverteringsorganen, de lever, de nieren of in welk deel van het lichaam ook, er moet voor gezorgd worden dat elk deel afzonderlijk genoemd wordt.’ [266] Het gebed voor genezing is duidelijk meer dan het bewegen vn de lippen.

Vele bladzijn gaan over Franz Anton Mesmer: het mesmerisme en hypnose. Gevolgd door beschrijvingen van effecten van biofeedback training, autogene trainingen, psychotherapie (Rollo May bv.),  de Alexander Techniek, Feldenkrais, Rolfing, de Sensory Awarne, de Martial Arts.

Natuurlijk, aandacht voor sport, want sport is voor Murphy een fysiek avontuur, waarin vele sporters pijn, risico en offers omwille van de sport verdragen om onze menselijke capaciteit te bewijzen en nieuwe niveaus van functioneren te ontdekken. Atleten bijvoorbeeld ervaren paranormale gebeurtenissen, veranderende bewustzijnstoestanden, extatische momenten, die grenzen aan het mystieke. Dergelijke ervaringen komen ongevraagd in leven van menige sporter, die hen diep raken en hun opvattingen over zichzelf uitdagen. Vaak weten de hardlopers zelf niet wat hen overkomt.  Murphy: ‘Ik begin te geloven dat sport soms een westers soort yoga wordt, een aardse vorm van transformatie. Door een besmetting zijn we er ons nauwelijks bewust van dat atleten in topvorm ontwaken tot een geheim zintuig dat mogelijkheden in zich draagt voor een buitengewoon leven (415)

De ‘besmetting’ waar Murphy op doelt betreft de vooroordelen en de onbekendheid – ook vanuit de wetenschap - die rond deze ongewone ervaringen hangen of het onbegrip dat hen toekomt vanuit orthodoxe religieuze tradities, die in hun ascetisch onderricht vaak het lichaam veroordelen of belichaming beperken.

Bovendien is sport niet bepaald zijnsgericht en kunnen bepaalde belangen, zoals winnen, geld en populariteit, de aandacht afhouden van het buitengewone -wat trouwens ook kan gelden voor de klassieke meditatieen contemplatieven. Wat dat laatste betreft, is het voor de beoefenaars van de traditionele wegen soms lastig om te bedenken dat verlichting ook nog anders bereikt kan worden dan binnen de geijkte paden van de religieuze instituties.

Maar om de culturele waarde van de sport te erkennen, vooral omwille van zijn schoonheid, citeert Murphy onze landgenoot Johan Huizinga: sport ‘schept orde, het is orde. Het verwezenlijkt in de onvolmaakte wereld en het verwarde leven een tijdelijke, beperkte volmaaktheid. De orde, die het spel oplegt, is absoluut. De geringste afwijking daarvan bederft het spel, ontneemt het zijn karakter en maakt het waardeloos. In deze innige verbondenheid aan het begrip orde ligt ongetwijfeld de reden, waarom het spel, gelijk wij hierboven reeds terloops opmerkten, voor zulk een groot deel binnen het terrein van het esthetische gelegen schijnt. Het spel, zeiden wij, heeft een neiging om schoon te zijn. Die esthetische factor is wellicht identiek aan den dwang tot het scheppen van geordenden vorm, die het spel in al zijn gedaanten doordringt. De termen, waarmee wij de elementen van het spel kunnen aanduiden, liggen voor een groot deel in de esthetische sfeer. Het zijn de termen, waarmee wij ook effecten van schoonheid trachten uit te drukken: spanning, evenwicht, balanceering, beurtwisseling, contrast, variatie, binding en ontknoping, oplossing. Het spel bindt en verlost. Het boeit. Het bant, dat wil zeggen betoovert. Het is vol van die twee edelste hoedanigheden, die de mensch in de dingen kan waarnemen en zelf kan uitdrukken: ritme en harmonie. 5

Wie zijn leven wil verrijken met buitengewone ervaringen, vindt in The Future of the Body een woud van mogelijkheden, zo zeer zelfs dat het soms lastig is door het bos de bomen te zien. Hun onderliggende verband is niet altijd duidelijk, zij geven soms tegengestelde instructies en voor het merendeel wordt hun werkwijze en resultaten wetenschappelijk niet erkend. Bovendien, aldus Murphy: ‘Geen discipline is immuun voor exces en gebrek aan wijsheid. Alle programma’s voor menselijke verbetering kunnen ondermijnd worden door onwetendheid, incompetentie of morele perversiteit. Alle programma’s zijn aangetast door overgeërfde of cultureel aangezette gebreken die de menselijke activiteit in het algemeen plagen.’ {555]

Murphy noemt enkele schaduwzijden: spirituele disciplines kunnen allerlei soorten van persoonlijke zwakheid verbergen en verergeren; ze kunnen egocentriciteit rationaliseren; door sommige deugden sterk te promoten, worden andere verwaarloosd of onderdrukt – bv. openheid en eerlijkheid te benadrukken ten koste van empathie en vriendelijkheid.

Het is niet gemakkelijk om te bepalen wat een volledige, gezonde bundeling is van al die transformatieve praktijken. De stoïcijnse filosofen onderkende de noodzaak dat elke deugd andere deugden vereist om deze te vervolledigen. Behoedzaamheid zonder rechtvaardigheid is geen behoedzaamheid. De oude Griekse wijsgeren kende de term antakolouthia: de wederzijdse vertakking van de deugden. Moed, matigheid, rechtvaardigheid en wijsheid zijn van elkaar afhankelijk.

Carl Jung, James Hillman en Joshep Campell wijzen daarom op het polytheïsme van de menselijke natuur, want ons innerlijk leven is meerdimensionaal, kent meerderde lagen, wemelend van allerlei soorten aanwezigheden. Wij leven, succesvol of niet, in vele dimensies. Volgt een citaat van Hillman uit The Myth of Analysis: ‘Elke Kosmos die elke god brengt, sluiten elkaar niet uit; noch de archetypische structuren van bewustzijn noch hun wijze van zijn in de wereld zijn wederkerig exclusief. Eerder, zij vereisen elkaar, zoals de goden elkaar aanroepen voor hulp. Zij vullen elkaar aan en complementeren elkaar. Bovendien is hun wederkerige afhankelijkheid gegeven met hun natuur. Jung in Eranos 1934: ‘Het is een feit dat de archetypen niet geïsoleerd zijn… maar in een staat van contaminatie, van het meest complete, wederzijdse vervlechting en ineen smelting.’  In zijn statement klinkt de neoplatoonse traditie. Zoals Wund zegt: ‘De wederkerige vertakking van de goden was een echte Platonische les.’ Voor Ficino ‘is het een fout één god alleen te vereren.’ Voor Schiller: ‘Het toebehoren aan slechts één God, één Kosmos, één enkele wijze van zijn in de wereld, is zelf een soort hoogmoed.’ [560]

In het hoofdstuk ‘Charisma van katholieke heiligen en mystici’ beschrijft Murphy buitengewone verschijnselen die in het Roomse leven legendarisch zijn geworden. [murphy, 478 – 526] Hij noemt de stigmata – bij  Sint Franciscus en anderen -; inedia, het lang kunnen afzien van voedsel en drank, ook wel ‘heilige anorexia’ genoemd; incendium amoris – grote lichamelijke warmte geassocieerd met extatische devotie, ook bekend als tumo bij de Tibetanen -; geuren van heiligheid; onbedorven lichamen na de dood; levitatie; telekinese; onbeweeglijkheid van ledematen en vermindering van de zintuigen tijdens extatische verrukkingen.

Verbaasd is Murphy over de grondigheid en nauwgezetheid waarmee het leven en de wonderen van een toekomstige heilige door de Moederkerk onderzocht wordt. Een proces van canonisatie duurt decennia. Vele getuigen die de heilige persoonlijk hebben gekend, worden aan een grondig onderzoek onderworpen: medebroeders of medezusters, artsen, fysiologen, superieuren, natuurkundigen. De getuigen staan onder ede: liegen of overdrijven is een ernstige zonde. Bovendien is er een Promotor Fidei, de beruchte advocaat van de duivel, die elke getuigenis kan betwijfelen. Er ligt een grote hoeveelheid verslagen, die een dwingend bewijs vormen voor verschillende soorten van bovennormale vermogens en zij bevatten ongetwijfeld sleutels over een buitengewoon functioneren. In zijn opsomming noemt Murphy ook verschijnselen, waar hij zelf aan twijfelt, zoals de levitatie van Teresa van Avila en Johannes van het Kruis. De reden is: zij zijn zo helder en levendig beschreven.

 Als laatste punt over De toekomst van het lichaam de aandacht die Murphy besteedt aan ‘the Glorified Body’, de verrijzenis van het lichaam, dat zeer interessant is voor ons onderwerp en dat het grootste dogma is van de Rooms Katholieke kerk. Het vierde Lateraanse (1215) formuleerde het aldus: ‘Allen zullen verrijzen met hun eigen lichamen die zij nu hebben en wel zodanig dat zij dit zullen ontvangen volgens hun werken, hetzij goede het zij slechte.’ En dit was gericht tegen de katharen.

De locus classicus voor het verheerlijkte lichaam is 1Kor. 15-:39-46:

‘Alle vlees is niet hetzelfde vlees, nee dat van mesnen is anders; anders is het vlees van beesten, anders is het vlees van vogels, weer anders dan van vissen. Zo ook hemelse lichamen en aardse lichamen; nee, de heerlijkheid van de hemelse is verschillend en die van de aardse lichamen is verschillend. Anders is de heerlijkheid van de zon, anders is de heerlijkheid van de maan, en weer anders de heerlijkheid van de sterren; want een ster verschilt van ster in heerlijkheid. Zo ook de opstanding van de doden: gezaaid wordt in vergankelijkheid, ontwaakt wordt in onvergankelijkheid; gezaaid wordt in oneer, ontwaakt in heerlijkheid; gezaaid wordt in zwakheid, ontwaakt in kracht; gezaaid wordt een bezield aards lichaam, er ontwaakt een geestelijk lichaam; als er een bezield aards lichaam is, is er ook een geestelijk lichaam; zo staat er geschreven: ‘de eerste mens, Adam, werd tot een levende aardse ziel, de laatste Adem wordt tot een levendmakend geest. Nee, niet het geestelijke is het eerste, maar het bezielde aardse; dan het geestelijke.’

Bij Paulus heeft het fysieke de capaciteit en de bestemming een verheerlijkt lichaam te worden. Murphy geeft vervolgens een lang citaat van Thomas van Aquino,  waarin de doctor angelicus de invloed van het goddelijke visioen  van de ziel op het lichaam beschrijft. Murphy vraagt om het te lezen als een gedachte-experiment, indachtig wat hij eerder heeft uiteengezet over  ‘buitengewone capaciteiten’.

Thomas van Aquino aan het woord: ‘Dit lichaam zal volkomen onderworpen worden aan de ziel, de goddelijke wil zal deze tot voltooiing brengen,  niet alleen met betrekking tot zijn wezen, maar ook in verband met handelen, passie, bewegingen en lichamelijke kwaliteiten. Daarom, omdat zal de ziel, die geniet van het goddelijke visioen, vervuld worden van een zekere geestelijke lichtheid, zodat door een soort overvloeien van de ziel naar het lichaam, het lichaam op zijn manier de lichtheid van de glorie aanneemt… Bovendien verenigt de ziel, die het goddelijke visioen aanschouwt, zich met zijn uiteindelijke doel en zal in alle zaken de vervulling van zijn verlangens ervaren. Aangezien het lichaam wegens het verlangen van de ziel wordt bewogen, zal het lichaam bijgevolg volkomen gehoorzamen aan de minste wens van de geest.

Vervuld van de zienswijze van de ziel zullen de lichamen aan niets lijden wat schadelijk voor hen is. Zij zullen daarom niet in staat zijn te lijden, al zal dit hen niet afhouden van de verandering die essentieel is voor de zintuiglijke kennis, want zij zullen hun zintuigen gebruiken voor het genoegen in die mate waarin dit niet onverenigbaar is met hun staat van bederfelijkheid…  Bovendien zal de ziel die zich verheugt in God, op de meest volmaakte wijze van Hem gescheiden zijn en zal op zijn eigen manier delen in zijn goedheid tot de hoogste graad. En zo zal het lichaam volmaakt in het domein van de ziel zijn en zal zij zo veel mogelijk delen met haar eigen kenmerken in de helderheid van de zintuiglijke kennis, in de ordening van haar fysieke begeerte en in de veelzijdige perfectie van haar natuur… Het lichaam van hen die verrijzen, zal geestelijk zijn, niet omdat het een geest is -zoals sommige dit punt verkeerd begrepen hebben, of in de zin van een spirituele substantie of in de zin van wind of lucht – het zal spiritueel zijn omdat het volkomen onderworpen is aan de geest.’

Thomas van Aquino beweert, dat het verrezen lichaam het lichaam is. Het lichaam participeert in de gelukzaligheid. Het is tegen de natuur van de ziel te bestaan zonder zijn fysieke tegendeel. De ziel gescheiden van het lichaam is onvolmaakt, in statu violento. De verrijzenis is een natuurlijke zaak, omdat het lichaam en geest verenigt, hoewel de oorzaak bovennatuurlijk is.

Origines, theoloog uit de derde eeuw, die we al eerder tegenkwamen, schreef met grote verbeeldingskracht over het verrezen lichaam.  Murphy vraagt opnieuw de volgende regels te lezen als een gedachte-experiment, met de herinnering aan wat hij eerder schreef over buitengewone menselijke capaciteiten. Origines: ‘Als onze lichamen opnieuw verrijzen, verrijzen zij ongetwijfeld voor ons opnieuw als een kleed en daar het noodzakelijk is,  en dat is het zeker, dat wij leven in lichamen, moeten we in geen andere lichamen leven dan de onze. En als het waar is dat zij opnieuw verrijzen, en dit ‘spiritueel’ doen, dan betekent dit ongetwijfeld dat zij weer opstaan van de dood waarbij bederfelijkheid is verbannen en sterfelijkheid achterwege is gelaten; anders zou het voor een mens vruchteloos en nutteloos zijn van de dood op te staan om opnieuw te sterven. Tenslotte kan dit helderder begrepen worden wanneer we zorgvuldig waarnemen wat de kwaliteit van het ‘natuurlijke’ lichaam is, dat, na gezaaid te zijn op de aarde, de kwaliteit kan voortbrengen van een ‘spiritueel’ lichaam. Want de kracht en de genade van de verrijzenis roept vanuit het natuurlijke lichaam het geestelijke lichaam op wanneer het omgevormd wordt van schande naar glorie.

Ons vlees wordt inderdaad door de ongeletterden en ongelovigen beschouwd om zo volledig na de dood te verdwijnen dat niets van zijn substantie overblijft. Wij geloven echter in zijn opstandig, wij weten dat de dood slechts een verandering bewerkstelligt en dat zijn substantie zeker voortgaat en hersteld wordt om opnieuw op een bepaalde tijd te leven door de wil van zijn schepper en opnieuw een transformatie ondergaat.

Daarom moeten we veronderstellen dat de gehele substantie van ons lichaam zich in die tijd zal ontwikkelen wanneer alle dingen hersteld worden en één worden en wanneer ‘God alles in allen zal zijn’. We moeten echter niet denken dat dit alles plotseling zal gebeuren, maar geleidelijk en bij gradaties, gedurende een verloop van oneindige en ontelbare eeuwen, wanneer we zien dat de verbeteringen en het herstel langzaam en afzonderlijk in ieder individuele persoon gerealiseerd wordt…

…De heilige Apostel [Paulus] zegt in alle helderheid dat er geen nieuwe lichamen gegeven worden aan hen die opstaan uit de dood, maar dat zij hetzelfde lichaam ontvangen dat zij gedurende hun leven hadden, maar nu getransformeerd van een slechtere naar een betere conditie…

Het hele argument komt hierop neer dat God twee universele naturen heeft geschapen, een zichtbare, dat is het lichamelijke en een onzichtbare, dat is onlichamelijk. Deze twee naturen ondergaan hun eigen verschillende veranderingen. Het onzichtbare, dat is ook de rationele natuur, wordt veranderd door de beweging van geest en wil omwille van het feit dat het begiftigd is met keuzevrijheid, met als resultaat dat het soms gevonden wordt in iets goeds en soms in zijn tegendeel. De lichamelijke natuur echter staat een verandering toe in substantie, zodat God de Maker van alle dingen in welk ontwerp of constructie of restauratie Hij zich ook betrokken weet, hij de dienstbaarheid van dit materiaal voor alle doeleinden tot zijn beschikking heeft en dit kan transformeren en overbrengen in elke vorm en soort hij wenst, zoals de verdiensten van de dingen die vragen. Vandaar dat de profeet zegt: ‘God die alle dingen maakt en transformeert.’

Origines benadrukt: dit lichaam, wat jij nu draagt, sterfelijk, onderworpen aan de dood,  aan bederf onderhevig, zal omgevormd worden tot een verrezen lichaam. Het zal enige tijd duren. Hij heeft een evolutionaire visie. Al is deze evolutie geen onpersoonlijke kracht, maar wordt zij voortgedreven door Gods scheppingsactiviteit. Maar dit aardse lichaam is voorbestemd voor een verheerlijkt bestaan.

Behalve Thomas van Aquino en Origines noemt Murphy tenslotte ook een modern theoloog, Romano Guardini (1. Italiaan van geboorte, maar werkzaam vooral in Duitsland, is Guardini één van de grote theologen van de twintigste eeuw, hoewel hij zich geen theoloog noemde en na een nachtelijk gesprek met Heidegger ook geen filosoof. Hij was een ‘katholiek levensbeschouwer’, die bewust van een totaal nieuwe tijd aan de hand van vele essays aftastte wat het geloof betekende in deze nieuwe werkelijkheid. Zo zijn boek: het einde van de moderne wereld. Hij schreef over kunst, film, technologie, poëzie, politiek, fotografie, en psychoanalyse. Hij was in gesprek met Socrates, Augustinus,  Dante, Shakespeare, Pascal, Kierkegaard, Dostojewski en Rilke. Tijdens de nazitijd werd hem verboden les te geven. Maar hij was een van de eerste die aanzette tot een verwerking van het Duitse oorlogsverleden. Zijn boek De Heer, beschouwingen over de persoon en het leven van Jesus Christus, ging in de jaren zestig bij kloosterlingen en leken als meditatielectuur van hand tot hand. In 1962 kreeg hij als eerste de Erasmusprijs. Van deze grote cultuurtheoloog citeert Murphy enkele interessante alinea’s over het verheerlijkte lichaam:

‘Menszijn is geestzijn uitgedrukt en actief gemaakt door het lichaam. Menszijn is een lichamelijk organisme, onderworpen aan de werkzaamheid van een persoonlijke geest, die aan dat organisme een vorm geeft en capaciteit waarvoor het zelf niet in staat is dit te bereiken; menszijn is een specifieke plaats bezetten in de geschiedenis waarvan de geest met zijn waardigheid en verantwoordelijkheid zich bedient. Verrijzenis betekent daarom dat de geestelijke ziel volgens zijn natuur weer de ziel van een lichaam wordt – inderdaad slechts nu volledig bevrijd en bekrachtigd om het lichaam te informeren. Verrijzenis betekent dat de stof, dat de ziel achtergelaten heeft, opnieuw verpersoonlijk wordt, spirituele lichamelijkheid, dat wil zeggen een menselijk lichaam dat niet langer beperkt is door tijd en ruimte, maar wordt, zoals Paulus zegt een geestelijk, ‘pneumatisch’ lichaam.

In al de verschillende soorten bestaande dingen vinden we ‘lichaam’ in het kristal, de appelboom, het paard en de vogels en in de mens die ik aanspreek. Op elke fase ligt fysieke materie ten dienste van een nieuw principe dat niet alleen nieuwe kwaliteiten en capaciteiten geeft, maar in elk stadium ook een nieuw karakter. Stadium na stadium overwint het traagheid, gewicht, binding, stomheid en verkrijgt lichtheid, ruimte, vrijheid; zijn sfeer van werkzaamheid verbreedt zich en de werkzaamheden zelf nemen in belangrijkheid toe. Zowel de kracht om te handelen als de reikwijdte voor handelingen zijn vergroot.

Stop deze lijn van ontwikkeling met de mens zoals we hem nu kennen? Ons intuïtieve gevoelen vertelt ons dat het moet voortgaan. De mensheid is geen blinde doorgang. De mogelijkheden van wat wij lichaam noemen zijn onuitputtelijk. Een heldere en directe indicatie van wat wij zijn, wordt ons verschaft door de rijzende stadia die het lichaam bereikt in de mens zelf.

Want het menselijk lichaam is geen voltooide, opgesloten vorm. Het is altijd in een proces van worden. Dat een gezond lichaam door zorg en oefening conditie gehouden meer ‘lichaam’ is dan een verwaarloosd lichaam, is zelf-evident. Maar bereikt het lichaam zijn grootste waardigheid en volmaaktheid in het gelaat en houding van een mens die leeft te midden van nobele objecten en een denkend leven nastreeft, of in het getrainde en gezonde maar anti-intellectuele en oppervlakkige mens? De vraag verrast ons, dat omdat we gewoon zijn naar het menselijk lichaam te kijken zoals we naar het lichaam van een dier  kijken, als louter natuur. Maar het menselijk lichaam is definitief bepaald door de geest. Het gelaat van een mens die hartstochtelijk naar waarheid zoekt, is niet alleen meer ‘spiritueel’ dan een mens met een saaie geest, het is meer gelaat, dat wil zeggen meer echt, meer intensief ‘lichaam’. En er is niet alleen meer ‘spiritualiteit’ in het dragen van een mens met een vrij en edelmoedig hart dan in de wrede en zelfzuchtige persoon en is een meer toegankelijk lichaam. Met de mens begint er een geheel nieuw schaal van ontwikkeling. Het lichaam als zodanig wordt meer bezield, meer vibrerend als ook meer sterk geïnformeerd door het leven van het hart, bewustzijn en geest...

Zal dit dan niet mogelijk zijn wanneer de eeuwigheid doorbreekt in de tijd en goddelijke kracht en heiligheid onbeperkt zijn heerschappij realiseert en de geest vrij maakt in zijn absolute zuiverheid en kracht?’ [207/208]

Guardini speculeert over de mogelijkheid van een ‘vergeestelijkt’ lichaam en ziet die potentie aanwezig in het huidige fysieke lichaam. Toch blijft de verrijzenis van het lichaam voor theologen en leken een lastig dogma: Hij is verrezen op de derde dag, volgens de Schriften… ik verwacht de opstanding van de doden,’ zoals de geloofsbelijdenis van Nicea het formuleert. Voor mij blijft het onbevredigd dit in koelen bloede als geloofsartikel te aanvaarden. Hoewel dit ‘naakte geloof’ in iemands persoonlijke leven van grote betekenis kan zijn.

Er valt echter meer te beleven. Niet voor niets wordt de geloofsbelijdenis het ‘Symbolum Apostolicum’ genoemd. Nornam O.Brown wees reeds op het belang van symbolisch denken. En het verrezen lichaam is een krachtig symbool. Voor Jung zijn symbolen ‘levendige gestalten, die diep in het lichaam ontstaan en die zijn stoffelijkheid evenzeer tot uitdrukking brengen als de structuur van het waarnemend bewustzijn.’ [Fortmann i,201] Dogma’s zijn symbolen. ‘De dogmatisch geformuleerde grondwaarheden van de christelijke kerk vertolken de natuur van de innerlijke ervaring op bijna volkomen wijze. Daarin schuilt een nauwelijks te verbeteren weten om de geheimenissen van de ziel te bevatten en worden zij in grote symbolische vormen uitgebeeld.’ [Fortmann, 189] Het dogma is een psychologische waarheid, geen psychisch feit, uitsluitend psychisch waarneembaar, niet fysisch vast te stellen… Dat er een fysisch onmogelijk feit wordt beweerd, doet in het geheel niet ter zake, want alle religieuze beweringen zijn fysische onmogelijkheden.’ 6  

Het uit de dood opgestane lichaam is een dergelijk onmogelijk fysisch feit. Maar als psychologische waarheid ligt het als geheim opgesloten in de ziel en vraagt het om erkenning, om te ontwaken. Wanneer dit gebeurt, openbaart zich God, dat wil zeggen, dan wordt één van de sterkste, hardnekkigste, nauwelijks te overbruggen dualiteiten opgeheven: de tegenstelling leven en dood. De symbolische verschijning van het verheerlijkte lichaam heeft de kracht het zogenaamde meest evidente, voor waar gehouden verschil tussen leven en dood op te blazen en daarmee alle dualiteiten te doen smelten.

Eugen Drewermann, omstreden theoloog en zeer beïnvloed door Jung en Kierkegaard, zegt in een interview over het feest van de opstanding het volgende: ‘Pasen betekent dat de hemel zich voor ons opent. En onder de ogen van de goddelijke Macht die wil dat wij zijn, in de kracht van de liefde waaraan we te danken hebben dat we er überhaupt zijn, verdwijnen alle scheidingswanden die we tussen elkaar hebben opgeworpen: het onderscheid tussen goeden en kwaden en tussen gelovigen en ketters. Daar rijpen we op elkaar toe, door een liefde die we hier op aarde in alle gebrokenheid slechts even kunnen proeven. Daar vinden we elkaar helemaal terug, gemeenschappelijk, onder de ogen van God. Zo stel ik me de hemel voor.’

Kunstenaars hebben in de loop der eeuwen de opstanding van Jezus veelvuldig geschilderd.

 

Pierro
De Verrijzenis, Piero della Francesca ca. 1463, 225×200 cm Museo Civico, Sansepolcro

Zie hierboven het schilderij van Piero della Francisca. Christus stapt kaarsrecht en krachtig uit het graf, de Overwinnaar van de dood. De bewakers slapen. Aldous Huxley heeft ooit eens vol bewondering voor het schilderij gestaan. In 1925 maakte hij een reis door Italië en bezocht ook het plaatsje Sansepolcro (d.i. Heilig Graf). Het stadje vormde zich in de tiende eeuw rondom een kleine kerk, gesticht door twee pelgrims om er enkele relikwieën van het graf van Jezus te bewaren. Rond 1460 gaf het gemeentebestuur Piero della Francisca de opdracht een fresco te maken voor de sala magna, de raadszaal.

Huxley beschrijft een zeven uur durende bustocht, waar zij grommend en rammelend langs sombere hellingen reden tussen kale rotsen en nog niet uitgelopen bomen. Maar uiteindelijk stond hij ‘voor het grootste schilderij van de wereld: ‘De heldere, maar toch subtiel sobere kleuren stralen met een nauwelijks verminderde frisheid uit de muur. Vocht heeft niets van het ontwerp uitgewist, geen vuil heeft het verduisterd. We hebben geen verbeeldingskracht nodig om ons te helpen de schoonheid ervan te ontdekken; het staat daar voor ons in volledige en werkelijke pracht, the greatest picture in the world.’

De uit de dood opgestane Christus wordt vooral na 1600 vaak afgebeeld als een zegevierende en triomferende man, met een krachtig, halfnaakt, onschuldig en onschendbaar lichaam, een majestueuze gestalte. Maar altijd zijn de kruiswonden zichtbaar, het verheerlijkte lichaam getekend met de littekens van het lijden.

Er zijn echter ook afbeeldingen die geen feestvreugde tonen, zoals een schildering uit de Vlaamse School hieronder toont.

Jezus zit hier verdrietig op de sarcofaag. Zijn lichaam toont niets stralends. Het heeft een zekere berusting. Lijden en verlossing zijn samengevoegd in één beeld. Hier wordt een contemplatief mens voor ogen gebracht, die de bittere vreugde van het bestaan, het ineen zijn van leven en dood, tot op de bodem geproefd heeft.

Bijzonder mooi vind ik het ontwerp dat Igor Mitoraj (1944-2014) maakte voor de deuren van de Santa Maria degli Angeli e Martiri in Rome. Beeldhouwer, van Poolse afkomst, die vooral in Frankrijk en Italië woonde en werkte, werd vooral bekend om zijn gefragmenteerde lichamen die de diepte van het menselijk lijden tot uitdrukking brachten. Afgehakte hoofden, armen en benen tonen het drama van het leven. ‘Schoonheid is als een tweezijdig zwaard, het kan je gemakkelijk wonden, pijn en foltering veroorzaken. Mijn kunst is een voorbeeld van deze dichotomie: fascinerende volmaaktheid gehecht aan gecorrumpeerde onvolmaaktheid.

Voor de Santa Maria degli Angeli e Martiri, een basiliek met een bijzondere geschiedenis en architectuur, kreeg Mitoraj de opdracht twee nieuwe deuren te ontwerpen: een deur kreeg de afbeelding van de annunciatie, de andere van de verrijzenis. De laatste toont een Christus waarvan de armen en benen geamputeerd zijn. In het naakte lichaam is een kruis gekerfd, doorkruiste schoonheid.

        

Igor
Igor Mitoraj ontwierp voor de Santa Maria degli Angeli e Martiri in Rome nieuwe deuren.

Een heel bijzonder afbeelding uit een getijdenboek: het doorstoken hart van Christus getekend als een vagina. Jezus’ lichaam is niet langer alleen maar mannelijk. Door de verwonding wordt het ook een moederlichaam. De doorboring opent de deur naar de baarmoeder. Daar vindt de geboorte plaats van een nieuw leven. Het verheerlijkte lichaam is androgyne. De scheidslijnen tussen mannelijk en vrouwelijk is opgeheven. Het verrezen lichaam is een ‘liefdeslichaam’ (Norman O.Brown).

Zijdewond v. Jezus
De zijdewond van Christus, miniatuur in getijdenboek, Vlaanderen en Frankrijk, 1405-1413, Oxford, Bodleian Library. De zijdewond van Christus afgebeeld als vagina met daarin het hart van Christus en zijn vijf wonden (handen, voeten en zijdewond).

Esalen is een omvangrijk experiment vanuit diverse disciplines. Zo was er een programma rond humanistische geneeskunde. Janet Lederman leidde een kleuterschool voor de kinderen van ouders die langere tijd in Esalen verbleven. De kinderen kregen er alle vrijheid voor creativiteit. De tuin bood gelegenheid voor ‘relational agriculture’, niet alleen voor duurzame landbouw, maar ook als samenwerkingsproject ‘om te leren zichzelf, de communiteit en het land waarop we lopen met elkaar te verbinden’

Behalve de grote aandacht voor het mystieke en het esoterische werd er uitdrukkelijk een verband gezocht met de wetenschap. Murphy baseerde zich in zijn geschriften zowel op de evolutieleer van Darwin, als ook op de kwantumtheorie. Ook anderen zochten eveneens aansluiting bij de kwantumtheorie, zoals Fritjof Capra, the Tao of Physics.

Capra, geboren in Wenen, ging in 1960 naar Californië om als fysicus te werken aan de Universiteit in Santa Cruz. In zijn vrije tijd verslond hij een grote hoeveelheid literatuur over meditatie en de religieuze experimenten in de Amerikaanse tegencultuur. Op een zomerse namiddag kreeg hij een grootse ervaring, die hij aan het begin van zijn boek als volgt weergeeft: ‘Vijf jaar geleden had ik een mooie ervaring die me op de weg zette, die leidde naar dit boek. Op een late zomerse namiddag zat ik bij de oceaan, keek naar de rollende golven en voelde het ritme van mijn ademhaling, toen ik mij plotseling bewust werd dat mijn gehele omgeving betrokken was in een gigantische kosmische dans. Vanwege mijn onderzoek in de hogere energetische fysica was mij dit vertrouwd, maar tot dit moment had ik het alleen ervaren door grafieken, diagrammen en wiskundige theorieën. Terwijl ik daar aan het strand zat kwamen mijn vorige herinneringen tot leven; ik ‘zag’ watervallen vanuit de buitenruimte neer komen,  waarin deeltjes en vernietigd in ritmische stroomstoten; ik ‘zag’ de atomen van de elementen en die van mijn lichaam die deelnamen aan de kosmische dans van energie; ik voelde zijn ritme en ik ‘hoorde’ zijn klank en op dat moment wist ik dat dit de dans van Shiva was, de Heer van de dansers die door de Hindoes vereerd wordt.’ 7 [Kripal 304]

Capra formuleert een nieuw paradigma van bewustzijn/energie. Hij verhuist naar Londen voor een baan als fysicus aan het Imperial College waar hij vier jaar de paralellen onderzoekt tussen fysica en de Oosterse mystiek, die hij met absolute zekerheid meende te leren zien. In The Tao of Physics noemt hij drie principes: holisme, dynamisme en parallelisme. De wereld is een onzichtbaar geheel waarvan het functioneren niet verklaard kan worden zonder het bewustzijn . Werkelijkheid is in feite een radicale stroom en is fundamenteel dynamisch. Er zijn geen substanties of dingen; er zijn alleen processen en relaties. Er is een vreemde, mysterieuze parallel tussen de ontdekking van de deeltjesfysica en de Oosterse mystiek, vooral zoals dat te vinden is in de Hindoe Tantra, het Boeddhistische Mahayana, Chinees Taoïsme en de Japanse Zen.

Capra is er zwaar om bekritiseerd, zowel door degene die vonden dat Oosterse mystiek niets met wetenschap te maken had, als door de fysici die hem verweten alles te bedrijven behalve natuurkunde. Kripal, de onvermoeibare biograaf van Esalen, merkt echter terecht op: ‘De kwantumfysica werd één van de bevoorrechte talen van Esalen… Capra en anderen waren geen schrijvers over fysica. Zij schreven moderne mystieke literatuur…. Zij legden zich toe op de taal van de kwantumfysica niet om professionele fysici te worden, maar om moderne mystici te worden.’ 8 [

Er zijn niet veel revolutionaire groepen of vernieuwende gemeenschappen die hun vijftig jaren bestaan kunnen vieren. Esalen kon met recht dit jubileum vieren. Wat niet wil zeggen dat Esalen geen moeilijke, stormachtige tijden kende. Regelmatig waren er pittige discussies over de richting waarin het instituut zich zou moeten ontwikkelen. Er gebeurden ongelukken met bijvoorbeeld drugsgebruik, zoals reeds vermeld. De vrije liefde heeft menig hart gebroken, ofschoon Murphy geen voorstander was van een libertijns tantrisme. Hij was meer een Tantrist van de rechterhand. Er waren momenten van grote financiële zorgen, zodat er soms tot ergernis van de democratischgezinde gemeenschap van boven af hard ingegrepen moest worden. 1998, terwijl Esalen al enige tijd in de rode cijfers verkeerde, werd een rampjaar. El Niño – ‘het jongetje’ ofwel ‘het kerstkind’ genoemd, raasde over de Pacific en trof ook de kust van Big Sure. Het heette zelfs een ‘Super El Niños’. De zware windstormen en hevige regenval zorgden ervoor, dat de rots die boven de hot Springs van Esalen uitstak, spleet waardoor grote steenblokken en een lawine aan modder naar beden stortten en de baden totaal verwoestten. De gemeenschap, inclusief het bestuur, waren somber. Het was niet alleen een financiële tegenslag. Met de vernietiging van de heet waterbaden, verdween ook één van de meest aantrekkelijke onderdelen van Esalen, die bovendien ook een grote symbolische betekenis had.

Totdat George Leonard, toen de president en aikido leraar, het initiatief nam en de communiteit aanspoorde ‘de tegenslag als een gift’ te zien. ‘Laten we dit als een gelegenheid gebruiken om onze moed te testen en onze vaardigheid om te kunnen gaan met alles wat het leven ons geeft.’ Men nam een architect in dienst en de baden werden hersteld en liggen er thans esthetischer en glorievoller bij dan ooit. Esalen koos voor de langere termijn.

Zelfkritiek was Esalen ook niet vreemd. Men wist – en het werd ook vaak besproken – dat bestuur, leraren en deelnemers vooral bestonden uit de mannelijke, witte, heteroseksuele, geprivatiseerde maatschappelijke klasse. In het begin – de jaren zeventig – was Esalen bepaald geen voorbeeld van genderneutraliteit. Er was sprake van een ‘mannelijk chauvinisme’. Slechts geleidelijk veranderde dit en kwamen er vrouwen in de leiding, gaven meer vrouwen onderricht en stonden zij aan het hoofd van de administratie. Als ideaal stond het niettemin in de genen van Esalen geschreven. Wanneer het gaat over de verlichting van het lichaam, dan rijst meteen de vraag: wiens lichaam? Het antwoord: elk lichaam. Maar deze verlichting van het lichaam gaat boven alles wat bestond in Azië of de West. En de religie van geen religie betekent ook een seksuele oriëntatie van geen seksuele oriëntatie, een gender van geen gender. Zeker, de gemeenschap is feilbaar en bestaat niet alleen uit heiligen. Het ideaal echter blijft: de verlichting van het lichaam is de verlichting van elk lichaam, ongeacht gender, seksuele oriëntatie, ras, klasse of religie. [Kripal

Dat Esalen van rechts religieuze/politieke zijde kritiek kreeg te verduren was te verwachten, maar ook uit linkse kringen klonken scherpe woorden van afkeuring.

Met name klonk het verwijt van ‘spiritueel autoritarisme’, ofwel het geweld dat geestelijke leraren uitoefenden op hun leerlingen. Dick Price onderkende het probleem zeer wel. Niet alleen had hij een afkeer van de manier waarop Oscar Ichazo van het Arica instituut zijn leerlingen bejegende, maar hij was ook teleurgesteld in Bhagwan Rajneesh, die geweld in de workshops tolereerde. Murphy had zo zijn bedenkingen bij de autoritaire wijze waarop de Moeder de Ashram bestuurde na de dood van Sri Aurobindo. In Esalen werd besloten een conferentie aan dit onderwerp te weiden: ‘Spirituele en Therapeutische Tirannie: de bereidheid zich te onderwerpen’, gehouden in december 1972.

Het werd geen succes. Hoewel de conferentie georganiseerd werd door vrouwen, waren er geen vrouwelijke sprekers, tot woede van het stadscentrum in San Francisco, dat besloot te staken. Chogyam Trungpa kwam niet opdagen. Onder andere waren er Werner Erhard van EST,  Will Schutz, van de encounter groepen, en Jerry  Rubin van de Berkeley Free Speech beweging. Maar het hoogtepunt was het optreden van Sam Keen, theoloog, afgestudeerd in Harvard en bevriend met Michael Murphy. Keen had naam gemaakt met zijn autobiografie To a dancing God. Daarin vertelde hij over zijn ontwikkeling van een zeker orthodox Godsbegrip naar een mythische theologie waarin schoonheid en waarheid gevonden kon worden in de mythologie, maar name gedacht rond de Griekse Dionysius, de god van de dans. Verder had hij bijna alle belangrijke personen van Esalen geïnterviewd: o.a. Norman O.Brown, Herbert Marcuse, John Lilly, Carlos Castaneda en Oscar Ichazo. Hij wist niet alleen waarover hij het had, maar ook tegen wie hij ging spreken.

Keen deed een felle aanval op de gehele psychologie van spirituele onderwerping onder de titel: ‘The Tyranny Game or How to Play Follow the Leader’. ‘Ik heb waargenomen dat mensen die zich ernstig toegewijd hebben aan meditatie, dikwijls hun woede en hun compassie verloren hebben. Gemoedsrust kan verkregen worden door zich terug te trekken uit de wereld… Maar hoeveel innerlijke vrede is passend in een wereld waarin Attica, Vietnam, Johannesburg Biafra, Pakistan en sub-Sahara Afrika ligt?’ We hebben een Januskop nodig die twee dingen tegelijk kan zien:  de weg naar binnen via meditatie en mystiek en een weg naar buiten via sociaal bewustzijn en radicale kritiek. En hij citeert een klassieke tantrisch gezegde naar aanleiding van de tweevoudige waarheid: ‘Ik geloof in de volmaakte onvolmaaktheid… Samsara is nirwana.’ Waar Keen op wees: het mystieke is niet het ethische, nog altijd voor velen een lastig inzicht.

Er volgde meer kritiek: Esalen als het ‘Nieuwe Narcisme’. En om het erger te maken werd Esalen beschuldigd autoritaire geestelijke leiders als Werner Erhard van EST, Ron L. Hubbart van Scientologie of Sun Myung Moon het hoofd boven water te houden. Dit is echter gebaseerd op beeldvorming, niet op wat Esalen bedoelde, namelijk het tegendeel. Maar het bracht de naam van Esalen grote schade toe. Zoals Walter Truett Anderson, de eerste biograaf van Esalen, in zijn Upstart Spring (1983) meldde: ‘De conferentie over spirituele tirannie was de grootste aanklacht tegen de beweging als een geheel; het was als een mythische allegorie waar de held het wapen smeed, dat later tegen hem gebruikt wordt.’ [Kripal, 290]

Esalen anno 2023.

2020 werd in het jaarverslag een moeilijk jaar genoemd: stafleden moesten tweemaal worden geëvacueerd eerst vanwege het Dolan Fire, een zich razendsnel uitbreidende bosbrand en vervolgens vanwege plotseling opkomend hoogwater en stormregen waarbij grote rotsblokken de wegen blokkeerden. Vervolgens zorgde Covid-19 voor een zware financiële tegenvaller. In dat jaar was Esalen voor 205 dagen gesloten. Dankzij donaties en de ongebroken spirit van staf en medewerkers werd deze tegenspoed naar vertrouwd Esalen model gebruikt voor transformatie en uitbreiding. Het netwerk kwam ook digitaal beschikbaar waarmee Esalen zijn geografische grenzen overschreed.

Het programma voor 2023 vermeldt, soms onder enigszins nieuwe namen nog altijd veel workshops die steunen op de beginperiode van Esalen: ‘Yoga Immersion’, ‘Effortless Mindfulness’, ‘Message for Couples and Friends’, ‘Zen Meditation Retreat’, ‘The Healing Voice’, ‘Tantra’, ‘The Essential Qiging of China’, ‘Star Maps and Ritual Magic, Astrology en Ceremony as Tools for Transformation’ enzovoorts.

Uit de lijst blijkt dat Esalen nog altijd voortgaat op de vertrouwde voet. Sommige critici klagen dat het instituut zijn revolutionaire kracht verloren heeft. Nou lijkt het me niet gemakkelijk na zestig jaar nog revolutionair te klinken. Het nieuwe, sensationele, soms schokkende is er onderhand vanaf gegleden. Journalisten van krant en tijdschriften, die soms gretig negatief berichtten, hebben inmiddels andere actualiteiten op het oog.

Maar wat in Esalen is begonnen en vorm heeft gekregen, was en is niet beperkt tot Big Sure, Californië. Wereldwijd zijn er sinds pakweg 1960 stichtingen, gemeenschappen en groepen ontstaan, waar men bijeenkomt voor yoga, tai chi, zentraining, Tibetaanse boeddhisme, tantra, Reiki, massage, Gestalt, kundalini yoga, Vipassana,  Feldenkreis, Healing, extatische dans, shamanisme,

Wat Esalen uniek maakt, is dat al die verschillende spirituele wegen op één plek bij elkaar gekomen zijn. Alsof al die benaderingen naar één richting wijzen. Laten we het ‘de mystieke mens’ noemen. Ook al zullen velen deze term veel te vaag en zelfs wereldvreemd vinden.

 

 

  • 1Kripal, op.cit. p. 297.
  • 2idem, p.298.
  • 3Michael Murphy, The future of the body, explorations into further evolution of human nature, Penguin Putman Inc., New York, 1992. De cijfers verwijzen naar de bladzijden uit deze editie.
  • 4Nederlandse vertaling: Plato, schrijver, teksten gekozen en vertaald door Gerard Koolschijn, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 1987, p.58/59.
  • 5[Johan Huizinga, Homo Ludens. Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur, Verzamelde Werken V, Haarlem 1950, PDF, 2007, p. 38.]
  • 6Jung, Antwoord aan Job, Lemniscaat, Rotterdam, 1978, p.136.   
  • 7Kripal, op.cit. p. 304.
  • 8Kripal, op.cit. p. 314