25. Klein Esalen aan 't IJ. Het Meditatiecentrum de Kosmos.

De Kosmos
      Het gebouw De Kosmos, Prins Hendrikkade 142, Amsterdam

 

Ook in Nederland was er naast een politieke en sociale revolutie – studentenprotest, feminisme, antiatoombom, antioorlog, antiautoritair –een veelstemmige roep om fundamentele veranderingen van orthodoxe religieuze instellingen. Men wilde zich vrij maken van opgelegde dogma’s, loskomen van versleten rituelen, zich bevrijden van het autoritaire kerkelijk gezag. En ook hier was er één plaats bij uitstek waar diverse stromingen samenkwamen: het meditatiecentrum de Kosmos in Amsterdam.

De Kosmos was te vinden op de Prins Hendrikkade 142 in een monumentaal pand, rond 1710 in het bezit van Jan Agges Scholten, een vermogend tabaksfabrikant en gebruikt als woonhuis. In 1828 werd het gebouw het onderkomen voor de sociëteit College Zeemanshoop. Een grote verbouwing in 1864 maakt het pand gereed om als lagere school te dienen. In 1931 vestigde zich hier de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) en kreeg het gebouw de naam ‘Het Anker’. Toen de AJC overging in de stichting Ankerclubhuiswerk werd het gebouw verlaten en bleef enige tijd leeg.

In 1967 was het onrustig in Amsterdam. Grote groepen jongeren kwamen uit het hele land naar de stad en bezorgden veel overlast, vooral omdat zij ’s nachts op openbaar terrein bleven slapen – zoals in het Vondelpark en het Centraal Station. Mariniers en matrozen, gelegerd in Den Helder, bleken bereid ‘schoon schip te maken’ en de lanterfanters, inmiddels bekend onder poëtische namen als ‘nozems’ en ‘langharig werkschuw tuig’, een les in fatsoen te leren. Honderddertig dienstplichtigen namen de trein en wisten in vijf minuten het station met veel geweld schoon te reinigen. Politie arriveerde laat en deed niets om de nozems te beschermen. Geen militair is voor deze actie ooit veroordeeld. In 1970 werd de ‘strafexpeditie’ nog eens op grotere schaal herhaald.

Het was onrustig in Amsterdam. Rond 1964 bracht Jasper Grootveld, de anti-rookmagiër, verwarring in de stad door happenings te organiseren rond het Lieverdje op het Spui. Vreemd uitgedost danste hij rond het beeldje en riep allerlei bezweringen die het publiek gretig overnam. De beroemdste is Uche, uche, uche, van roken moet je kuchen waarbij hij zelf omgeven werd door een rookwolk van sigaretten. Het beeldje was aan de stad geschonken door een sigarettenfabrikant. En Jasper protesteerde tegen de verslaving van de consumptiemaatschappij waarvan de sigaret het sterkste symbool was. Verder riep Grootvld Amsterdam uit tot ‘magisch centrum’.

Een jaar nadat Grootveld begonnen was met zijn rituele rondjes rond het Lieverdje, werd Provo opgericht – van ‘provoceren’, een groep die opriep tot PROVOKATIE. Met een eigen blad, Provo genaamd, en pamfletten wisten de Provo’s het stadsbestuur tot wanhoop te brengen door hun oproep tot vele demonstraties: tegen het huwelijk van Beatrix en Claus, tegen de woningnood, tegen de Vietnamoorlog, tegen de autoritaire staat. Het eerste nummer werd door het ambtelijk gezag in beslag genomen.

Ook al willen zij dat hun acties ludiek blijven, menigmaal botsten zij met de politie. Zij bedachten alternatieven: het witte fietsenplan – witte fietsen verspreid over Amsterdam voor ieder gratis te gebruiken -, een schoorstenenplan (tegen luchtvervuiling), het witte kippenplan (ter ontwapening en socialisering van de politie- ‘kip’ was een scheldnaam voor politieagent), het witte-huizen-plan (waarin wordt opgeroepen leegstaande panden in gebruik te nemen). Beroemd werd de actie van Koosje Koster. Toen de politie een demonstratie probeerde uiteen te jagen en mensen begon te arresteren, deelde zij aan de agenten krenten uit, een verwijzing naar Paulus’ brief aan de Korintiërs over de liefde: ‘Als ik de liefde niet had…’

Na twee jaar wordt Provo opgeheven en gaat over in de Kabouterbeweging. Gangmakers zijn ex-provo’s Jasper Grootveld en Roel van Duijn. Hun kritiek gold het consumentisme, de woningnood en de aantasting van natuur en milieu - toen al! En zij bleven ludiek. Zo richtten zij ‘de Oranjevrijstaat’ op met onder meer een ‘Volksuniversiteit voor Sabotage’ en kozen zij als volkslied ‘De uil zat in de olmen’. In 1970 deden zij mee aan de gemeenteraadsverkiezingen en behaalden vier zetels. Vrolijk stikkies rokend waren zij aanwezig bij de raadsvergaderingen en hielden soms leuke speeches. Na een nieuwjaarsrede van burgemeester Samkalden las Roel van Duijn het verhaal Kabouter Piggelmee en het tovervisje, om te waarschuwen tegen een milieucatastrofe. Uiteindelijk is de beweging een stille dood gestorven.

Intussen kraakten de universiteiten van Amsterdam (UVA en VU) onder het studentenprotest. Ook hier ging Marcuse’s De eendimensionale mens van hand tot hand, wat niet wil zeggen dat het ook gelezen, laat staan begrepen werd.  Maar woorden als ‘repressieve tolerantie’, ‘de grote weigering’, ‘de geestdodende maatschappelijke structuur’, waren olie op het revolutionaire vuur, dat overal smeulde. Hoogtepunt van de studentenrevolte was de bezetting van het Maagdenhuis. Vijf dagenlang verbleven 500 studenten dag en nacht in het bestuursgebouw van de universiteit om hun eisen van inspraak op alle niveaus en openbaarmaking van alle universitaire beleidsstukken kracht bij te zetten. Na vijf dagen maakte de politie hardhandig een einde aan de bezetting.

Ook in religieuze kringen klonk de roep om vernieuwing en bevrijding. Nederland leek internationaal gezien voorop te lopen in het slopen van de autoritaire muren van de Kerken. Kerken verloren snel vele leden, waarvan sommigen nieuwe inspiratie vonden in onder andere yoga, boeddhistische meditatie, de gnosis of soefisme. Priesters, monniken en nonnen hingen hun gewijde gewaden aan de kapstok.

Pater Jan van Kilsdonk stichtte in 1960 de Amsterdamse Studentenekklesia. Deze gemeenschap nam al gauw het voortouw om de liturgie te vieren in de volkstaal. Huub Oosterhuis sloot zich aan en zorgde voor een groot aantal nieuwe liederen. Maar de Ekklesia kwam in opspraak toen Oosterhuis en met hem Jos Vrijburg wilde trouwen en ook wilde blijven voorgaan in de eucharistie. Gesprekken met de bisschop leidden tot niets. De gemeenschap werd daardoor buitenkerkelijk.

Ook de vaderlandse literatuur liet van zich horen. Onder anderen Jan Wolkers, Maarten ’t Hart schreven het reformatorisch geloofsleven van hun jeugd, van zich af. Maar het meest opmerkelijke feit speelde zich af rond Gerard Kornelis van het Reve – later vereenvoudigde hij zijn naam tot Gerard Reve. Als schrijver al beroemd geworden van zijn boek De Avonden, werd hij in de zestiger

Gerard Reve
Gerard Reve in 1968 in Huize Het Gras in Greonterp (deze foto van Eddy Posthuma de Boer werd gebruikt voor een affiche). Collectie: Literatuurmuseum.

jaren het middelpunt van een proces waarin hij aangeklaagd werd wegens godslastering. Terwijl velen de kerk verlieten, maakte hij bekend zich juist tot het katholicisme bekeerd te hebben. Als openlijk homoseksueel trok hij zich niets aan van het kerkelijk standpunt. Hij beschreef zijn liefde voor God de Vader en de Maagd Maria in prachtige gedichten in zijn bundel Nader tot U. Hij belijdt zijn eenheid met God, die hem nadert in de gedaante van een dier en met name in die van een ezel. In een beroemd geworden Brief uit Het Huis, genaamd Het Gras beschrijft hij zeer expliciet de scène van deze ontmoeting:’ En God Zelf zou bij mij langs komen in de gedaante van een éénjarige, muisgrijze Ezel en voor de deur staan en aanbellen en zeggen: ‘Gerard, dat boek van je – weet je dat Ik bij sommige stukken gehuild heb?’

‘Mijn Heer en mijn God! Geloofd weze Uw Naam tot in alle Eeuwigheid! Ik houd zo verschrikkelijk veel van U,’ zou ik proberen te zeggen, maar halverwege zou ik al in janken uitbarsten, en Hem beginnen te kussen en naar binnen trekken, en na een geweldige klauterpartij om de trap naar het slaapkamertje op te komen, zou ik Hem drie keer achter elkaar langdurig in Zijn Geheime Opening bezitten… (Van het Reve, Nader tot U, 112-113).

In gelovig Nederland volgde een geestelijke aardbeving. Een dominee en een parlementslid beschuldigden Reve van godslastering en daagde hem voor de rechter. De rechtszaak werd niet alleen een juridische strijd, maar de schrijver getuigde ook van een staaltje nieuwe theologie. Toen de rechte hem vroeg: ‘Welke ideeën propageert U eigenlijk?’ antwoordde Gerard: ‘Ik schrijf, ik propageer niets. En als ik mij de incarnatie Gods voorstel, dan doe ik dat in de vorm van het lieftalligste wezen dat ik ken. Dat hoeft geen mens te zijn. Het zou een lam kunnen zijn, maar een ezel vind ik nog liever. De door ieder mens gewenste intimiteit met de godheid heeft voor mij een duidelijk seksueel karakter.’

Na zijn vrijspraak, in tweede instantie, werd Reve gevraagd of hij door zich als belijdend lid van de Roomse Kerk in te laten schrijven, niet begrijpt dat veel gelovigen hem dat kwalijk nemen als een op zijn minst onduidelijke en op zijn ergst een dubbelzinnig gebaar. Hij antwoordt: ‘Er zijn dingen waarvan je beseft dat ze alles voor je betekenen, maar waarbij je je tevens met de beste wil van de wereld niets feitelijks kunt voorstellen. Neem maar eens de lichamelijke tenhemelopneming van Maria: wat moet je je daar concreet bij voorstellen? Of de Allerheiligste Drievuldigheid? Het kenmerk van een religieuze waarheid is dat zij een oneindig aantal interpretaties kan verdragen, behalve een: die van de letterlijkheid. Ach nee, ik geloof in alle oprechtheid dat wat ik voel en denk zeker niet met de geest, maar misschien zelfs niet met de letter van het kerkelijk leergezag in strijd is.’ Op zijn manier had hij zich in alle oprechtheid gewend tot de Moederkerk.

Tussen al deze roerige gebeurtenissen door was het gemeentebestuur van Amsterdam drukdoende een oplossing te zoeken voor het ‘jongerenprobleem’. De jeugdigen hadden inmiddels meerdere namen gekregen. Behalve nozems heetten ze ook beatniks, kabouters, hippies of voor zover het vrouwen betrof, Dolle Mina’s. De jeugd deed alleen maar aan blowen, trippen, naar muziek luiteren en dansen. En zij waren voor de rest overal tegen. Het stadsbestuur kwam op het idee de jongelui een eigen onderkomen te geven waardoor zij uit het straatbeeld verdwenen en hun eigen hobby’s zonder overlast te veroorzaken konden botvieren. De plek was spoedig gevonden: het pand op de Prins Hendrikkade 142, dat toch leeg stond. En men vond een projectleider: Eckart Dissen.  Dat jaar afgestudeerd aan de sociale academie, liet hij zijn geplande vakantie aan zich voorbijgaan om zich te wijden aan taak waarvan hij wellicht op dat moment geen idee had wat dit moest gaan voorstellen.

Eenmaal begonnen in de kelder van het gebouw, bleken de bijeenkomsten zoveel belangstellenden te trekken, dat al gauw het idee ontstond het gehele gebouw te gebruiken.  En er meldden zich een aantal zeer creatieve ‘jongeren’, o.a. Willem de Ridder, Koos Zwart en Ruud Tegelaar.  Zo ontstond in maart 1968 Fantasio, ook wel een ‘kosmisch ontspanningscentrum’ genoemd, dat weldra het middelpunt werd van de undergound en jeugdcultuur. Een dag later opende op de Weteringsschans een tweede poptempel zijn deuren: Paradiso – overigens door dezelfde groep uiterst creatieve talenten geïnitieerd.  De twee centra werkte aanvankelijk nauw samen.

Fantasio was op bijzondere wijze ingericht. In het trapportaal waren palmbomen op de muren geschilderd en iedereen zat op de met kleedjes bedekte vloer. Op de eerste etage was een overloop als black-light ruimte (met een sterrenhemel) ingericht en in de grote zaal waren er vloeistofprojecties met filmpjes er dwars doorheen; men kwam hier te relaxen en te genieten van de vloeistofprojecties die als kleurrijke geestverruimende bubbels in elkaar overvloeiden, de psychedelische lichtshows. Er was livemuziek – o.a. Pink Floyd en Jefferson Airplane -, performances, films, men kon aan yoga doen en er was een coffeeshop waar iedereen vrijelijk kon genieten van een jointje cannabis. Al gauw kwamen er meer dan 1500 bezoekers per dag.

Halverwege 1969 werd de situatie voor de staf onhandelbaar. Niet alleen het grote aantal bezoekers, maar ook het druggebruik zorgde voor ernstige problemen. Men besloot vrij plotseling het project te stoppen en sloot de deuren. Men schat dat in het anderhalf jaar van zijn bestaan Fantasio ongeveer 225.000 bezoekers telde.

Wat nu? De staf begon aan een bezinningsperiode. Het was enige maanden stil in het gebouw. Tot 1 december 1969.

 Toen lag er een totaal nieuw concept op tafel, het plan voor een meditatiecentrum.

Het programma nodigt bezoekers uit naar binnen te keren en te werken aan hun eigen geestelijke ontwikkeling. Allerlei vormen van meditatie zouden worden aangeboden, als ook lezingen, cursussen en workshops over oosterse filosofie, esoterie, mystiek en occulte wetenschappen. Binnen het gebouw werd alles wat nog aan Fantasio herinnerde uitgewist. Muren werden witgeschilderd, de ruimtes zo sober mogelijk ingericht, alles dienstbaar aan de geestelijke reis naar binnen. De toekomstige bezoeker werd in een begeleidend geschrift welkom geheten met een wat dominee-achtige aansporing: ‘Knip je haren, scheer je baard af en doe een stropdas om.’ Want ook aan de mode moest af te lezen zijn dat iedereen serieus werkte aan zijn of haar spirituele ontwikkeling.

Zo was het meditatiecentrum De Kosmos ontstaan. De bezoeker kocht bij de balie een kaartje ƒ2,50 waarmee hij alle programma’s van die avond kon volgen. Er waren yogalessen – gegeven door verschillende leraren -, tai-chi en vipassana meditatie. Wat later volgden cursussen tarot, astrologie, massagecursussen en zenmeditatie. Bij Puck van Waveren kon je leren ‘Ademen en Ontspannen’, onder  de naam van Autogene Training. Een heel bijzonder programma was ‘Xoelapepel’, ook wel genoemd ‘een sauna voor de vermoeide geest’, bedacht door Arthur Hesselbach. Voordat de bezoekers binnenkwamen, legde Arthur in de grote, inmiddels ‘gele zaal’, overal stokken en touwen klaar. Met een zachte stem leidde hij de workshop in. Iedereen kon door de ruimte wandelen en al of niet gebruikmakend van de materialen in communicatie treden met een ander. Niets lag vast. Het ging om de directe ervaring van de werkelijkheid, niet getoetst aan sociale normen en waarden.

Verder was er in het gebouw een theehuis, een macrobiotisch restaurant, een bibliotheek - wat esoterie betreft de beste in Amsterdam – een creatieve ruimte waar je kon schilderen, tekenen, boetseren – en wat later een boekwinkeltje, een sauna – de meest ‘relaxted  in town’.

Bezoekers kwam er aanvankelijk met mondjesmaat. De overgang van passief genieten van muziek, vloeiende kleurrijke slidesshows en lijdzaam de gelukzalige bedwelmingen van enige narcotica te ondergaan naar eigen inspanning en zelfwerkzaamheid was groot. Toch zou na enkele seizoenen het gebouw weer vol stromen…

Maar eerst moest het project nog een grote crisis doorstaan. In de staf ontstond een heftige discussie rond het drugbeleid. Moest een vrije gebruik van drugs in het gebouw toegestaan worden of niet?  De kwestie splitste de staf in tweeën, in de preciezen en de rekkelijken. De preciezen hielden vol dat spirituele ontwikkeling geen druggebruik duldde, een illusoir zijpad dat nergens toe leidt. Bovendien, het dulden van druggebruik zou ook criminele dealers aantrekken die verder in het gebouw niets te zoeken hebben. De rekkelijken pleitten voor tolerantie. De Kosmos was immers ook een plek om te ontspannen. De liberalen hebben uiteindelijk gewonnen. De rechter moest er aan te paskomen, zodat de tegenstanders van het druggebruik konden worden ontslagen en nieuwe stafleden konden worden aangenomen. Bevrijd zou de Kosmos hierna een lange periode van grote bloei tegemoet gaan.

Een retrospectief artikel in 1998 begint Eckart Dissen, de alles dragende directeur van het centrum met een opsomming: ‘Ton Alberts,Dolores Ashcroft-Nowick, Baker Roshi, William Burroughs, Peterr en Elleen Caddy, Benjamin Creme, Jules Deelder, Karel Douven, Allen Ginsberg, Bede Griffith, Maarten Houtman, Z.H.Gyalwa Karmapa, Ali en Akhbar Khan, Arnold Keyserling,  Kwee Swan Liat, Timothy Leary, Stefan Lubiensky,  Mormah Nalmaku Simeona,  Namkhai Nornu Rimpoche, Rama Polderman, Henri van Praag, Gilles Quispel, Ram Dass, Saswitha, Bert Schierbeek, Rupert Sheldrake, Sogyal Rinpoche, Sabina A. Spencer, Diana Vandenberg, Pir Vilayat Khan, Colin Wilson, Lama Thubten Yeshe.. ‘ en hij voegt eraan toe: het is slechts een grep uit de eindeloze namen van mensen die lezingen, cursussen of workshop gaven gedurende periode dat het centrum voor menselijke ontwikkeling (1969-1992) bestond…. De Kosmos was de verzamelplaats in Nederland waar alle vernieuwingen en vernieuwers op het gebied van spiritualiteit, menselijke ontwikkeling en cultuur samen kwamen. Een plek gericht op het verwerven van innerlijke vrijheid en autonomie.’

Of de initiatiefnemers van De Kosmos het instituut Esalen als voorbeeld voor ogen hadden, is mij niet bekend. Opvallend is wel dat diverse namen in beide centra bekend zijn. Beide hebben eenzelfde doelgerichtheid: de ontwikkeling de individuele spirituele mens, aandacht voor de oosterse tradities, het belang van praktische beoefening en lichaamswerk. Ook het tantrische aspect van de spiritualiteit was aanwezig. Al in het eerste jaar hield Maarten Lietart Peerbolte een serie psychodramatische bijeenkomsten rond ‘Vishnu’s school der liefde’. In een fraaie uitgave werd de theoretische achtergrond uiteengezet onder de titel ‘De schommel van Krishna, een weg naar bewustzijnsverruiming’. De seksuele vereniging, ‘maithuna’, verbindt het ik met de oerliefde ofwel het dagelijkse bewustzijn met het kosmisch bewustzijn. De brochure sluit als volgt - in de toen geldende spelling -: ‘Het tijdperk van mystiek, met ascetisme en sexuele abstinentie, is thans voorbij. Het zoeken naar toestanden van "altered consciousness" en "altered interhuman relations" is daaren­tegen heviger en ernstiger dan in het thans voorbije tijdperk. Men vergenoegt zich niet meer met de drogreden: macht zal wel altijd blijven bestaan.

De splitsing tussen eros en goddelijke liefde (divinatie) wordt thans vervangen door de eenheid van eros en oceanos (waar­bij oceanos, op geleide van wat Freud aanduidde als oceaniese gevoelens, als benaming het menselijke streven aanduidt naar divinatie, maar direkt kontakt met de vrije psychiese energie), die tezamen de oorspronkelijke libido (in de zin van Freud of vpn Jung) vormen. De boodschap van Krishna voor het nieuwe tijdperk is hierin gelegen, dat, indien de mensheid werkelijk een betere mensheid wil worden, met grotere eerlijkheid en minder agressieviteit, deze mensheid moet beginnen met eros, in die zin voor een open zuiverheid dat ook het orgasme wordt ervaren als kosmies bewustzijn.’ De tekst kon zo gestaan hebben in een brochure van Esalen

Er was nog een parallel. In Esalen heeft men er altijd voor gewaakt: ‘nobody takes the flag’. In De Kosmos gold de regel: iedereen die op spiritueel gebied iets uitgevonden of gevonden heeft en daarover wil vertellen is welkom, maar geen sekteleiders en dus geen sekten. Maar ja, wat is een sekte? Er bestaat, vermoed ik, nog steeds geen sluitende definitie. Er kunnen verschillende kenmerken aangedragen worden: autoritaire leiding, machtsmisbruik, financiële uitbuiting bijvoorbeeld, maar het geheel moet zodanig zijn dat niet de eerste de en de beste sportvereniging of zakelijke onderneming er onder valt. Zo waren de volgelingen van Bhagwan Sri Rajneesh niet welkom om hun extase te komen delen. De Hara Krishna mochten lange tijd rinkelend en zingend wekelijks het gebouw opvrolijken tot zij vriendelijk doch dringend verzocht werden hun zoetigheden elders uit te delen.

Als staflid heb ik niet alleen vele jaren (1971 – 1990) in alle vrijheid aan de programmering mogen bijdragen, ik kreeg ook de gelegenheid om lezingen en workshops te volgen. Ik herinner me Herman Cohen, als psycholoog verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, die gestalt-sessies leidde, maar ook een serielezingen gaf over ‘Drugs, druggebruiker en drugscene’, naar zijn gelijknamig boek, waarin hij op basis van onderzoek stelde dat bestuurders, justitie, politie en zorgverleners onnodig veel lawaai maakte rond de gevolgen van druggebruik. Hij zat in een staatscommissie die in zijn rapport pleitte voor het vrijgeven van de ‘softdrugs’. Het advies is nooit opgevolgd.

Een bijzondere memorie heb ik aan de lezingen van Hans ten Dam, psycholoog en regressietherapeut. Niet alleen kon ik mij verbazen over de wijze waarop hij de Tarot gebruikte en uitlegde, hij kon ook schitterend vertellen over ‘reïncarnatie ervaringen’. Hij kende de gehele literatuur hierover. Maar hij onderzocht ook wetenschappelijk zijn eigen vorige levens. Zo nodigde hij zijn toehoorders uit hem te bevragen naar gebeurtenissen uit het leven van Jezus in Palestina. Met grote vanzelfsprekendheid vertelde hij over Jezus, Maria Magdalena, de Apostelen: hij was daar geweest, had rondgelopen in de straten van Jerusalem en was getuige geweest van Jezus’ optreden. Ook spoorde hij ons om zelf onderzoek te doen. Ik hoor het hem nog zeggen: ‘Denk aan een bepaalde periode waarover je weinig weet, noteer nauwkeurig wat je ‘ziet’. Ga dan naar de bibliotheek, zoek een geschiedenisboek over die tijd en bekijk de plaatjes: de kleding, de huizen en straten en zie of er overeenkomsten zijn met wat in je ‘verbeelding’ is verschenen. Je zult zien dat je over informatie beschikt, die je niet in je huidige leven verkregen kan hebben’. Nog steeds is Hans ten Dam werkzaam als regressietherapeut en leidt in de door hem geïnitieerde stichting Tasso mensen op in deze bijzondere vorm van therapie.

Thich Nhat Hanh
Thich Nhat Hanh (1926 – 2022)

 Een onvergetelijke herinnering heb ik aan Thich Nhat Hanh, De Vietnamese zenmonnik, dichter, vredesactivist, groot verhalenverteller en uitstekend exegeet van de boeddhistische teksten. Hij was klein van gestalte, had een vriendelijk gezicht en sprak met een zachte, heldere stem, waarin ik ook altijd een zekere droefheid beluisterde. Al langere tijd had ik de wens hem uit te nodigen naar De Kosmos te komen. Maar het bleek niet gemakkelijk Thay te vinden. Sinds het einde van de Vietnamoorlog (1975) had Thich Nhat Han, oververmoeid en diep teleurgesteld zich teruggetrokken uit het openbare leven.  Zijn grote wens was dat Vietnam noch onder communistisch bewind van Noord Vietnam noch onder Amerikaanse invloed (Zuid Vietnam) zou staan, maar een Boeddhistische Natie zou worden de zogenaamde ‘Derde Weg’. Tijdens de vredesbesprekingen kreeg dit idee geen schijn van kans. Bovendien zette Thay, ‘Meester’, zoals hij door zijn leerlingen werd genoemd, zich lange tijd in om vluchtelingen die in kleine overvolle bootjes de gevaarlijke overtocht waagden, te helpen ‘veilig’ de kust te bereiken.

Niemand wist waar Thay zich schuilhield. Totdat in een gesprek met mevrouw Kristen Roep, vertaalster van Thay’s boek ‘Het gras wordt groener’, bereid bleek dit ons te geven. Reeds na enkele dagen reageerde Thay uiterst positief op de uitnodiging naar de Kosmos te komen. We organiseerden een vijfdaagse workshop ‘Mindfulness’ en een weekendconferentie met Thay en Dan Berrigan onder de titel ‘Boeddhisme, Christendom en Vrede’.

 

Daniel Berrigan
                             Daniel Berrigan (1921 – 2016)

 Berrigan, jezuïet, dichter,  was een felle anti-oorlog en anti-atoombom activist, groot prediker van mystieke geweldloosheid.  In verwijzing van Johannes van het Kruis schreef hij o. a. ‘The Dark Night of Resistance’. Zijn acties leidden tot enkele jaren gevangenisstraf. Met Thay reisde hij door Amerika voor lezingen en bijeenkomst over vrede en geweldloosheid. Na de Vietnamoorlog leefden zij enkele maanden samen in Frankrijk. Hun nachtelijke gesprekken werd uitgegeven onder de titel ‘The Raft is not the Shore’, een prachtig boek over Jezus en Boeddha.

Tijdens deze conferentie, 15 en 16 mei 1982, schreef Thay ook het beroemd geworden gedicht ‘Noem mij bij mijn ware namen’. Ik geef hier in vertaling de versie die hij voordroeg op deze bijeenkomst:

 

Meditatie bij de Amstelrivier.

 

Denk, asjeblieft, aan je ademhaling, let op je ademhaling

zoals je de weg in het oog houdt bij het autorijden.

Ik zie de Amstelrivier stromen

Dit stromende water

Zo rustig, zo natuurlijk en zo vol leven.

Maar veronderstel, dat in plaats van water

hebben we brokken glas, ijsblokken, miljoen blokken ijs,

groot en klein: er is geen rivier, geen stroming.

Pter Berrigan kwam naar hier niet als een blok werkelijkheid

maar als een levend iets,

hij is geen idee,

jij en ieder van jullie, jullie zijn geen ideeën,

geen begrippen, jullie zijn levende werkelijkheden

daarom is hier de rivier,

de rivier moet stromen.

Begrippen zijn geen werkelijkheden, zij ledigen de werkelijkheid

En daarom,  roep mij bij mijn juiste namen:

zeg niet dat ik morgen van je zal scheiden,

omdat ik  zelfs vandaag je nog zal bereiken.

Kijk naar mij: ik kom naar je toe op elke seconde en op elke minuut,

om en  vogel te zijn op een nieuwe tak

om een jonge vogel te zijn waarvan de vleugels nog steeds teder

leren te zingen op mijn nieuwe nest,

om een rups te zijn in het hart van een bloem

om een juweel te zijn die zichzelf verbergt in het hart van een steen,

ik kom  nog steeds naar je toe om te huilen en te lachen, in hoop en in vrees.

Mijn komen gaan worden gezien als het ademen

Van alle levende wezens,

het ritme van mijn geboorte en dood

 is de hartslag van alles wat leeft.

Ik ben de vluchtige metamorfose op de oppervlakte van het water

Ik ben de vogel die wanneer de lente komt

vliegt naar de rivier om het vluchtige te eten

dat zojuist zijn gevangenis achterliet

Ik ben de kikker die vrolijk zwemt in het heldere water van de vijver.

En ik ben ook de ringslang die zich stil beweegt

en zich gaat voeden met de kikker,

ik ben een kind uit Oeganda, vel over been,

mijn benen zijn zo dun als bamboestokjes

ik ben ook de leverancier van dodelijke wapens

aan Afrikaanse en Aziatische volkeren,

ik ben het twaalf jarige kind dat in de oceaan springt

na verkracht te zijn op mijn boot,

ik ben ook de zeerover wiens hart

nog niet in staat is te zien en lief te hebben,

ik ben een lid van het politbureau, alle bevoegdheid ligt in mijn handen,

ik ben ook de gevangene die aan mijn volk

zijn bloedschuld moet betalen, wegkwijnend in een concentratiekamp,

mijn vreugde is zo warm als de lente om alle bloemen

 op elke weg te doen bloeien,

mijn pijn is als een rivier vol tranen zo vol

dat het alle vier de oceanen vult

 

Asjeblieft noem me bij mijn juiste namen

zodat ik tegelijk al mijn huilen en lachen kan horen,

zodat ik kan weten dat mijn vreugde en verdriet één zijn,

asjeblieft, noem mij bij mijn ware namen

zodat ik in staat zal zijn te ontwaken

en de deur van mijn hart kan openen,

de deur van compassie

 

Thay is bekend geworden onder meer door het gebruik van de term ‘interbeing’ een vertaling van het Vietnamese tiep hien wat betekent in aanraking met de werkelijkheid (tiep) en aldus, hier en nu,  het realiseren van Boeddha’s Verlichting (hien). Het is verbonden met de Mahayana leer van wederkerige afhankelijkheid (pratitya samutpada). Niets staat op zichzelf, want elk ding is verbonden met een ander ding en elk ding en alle dingen veroorzaken elkaar. In dit gedicht verwoordt Thay niet alleen een fundamentele verbondenheid, maar ook een dramatische eenheid. Want ik ben niet alleen al het goede, ik ben ook al het kwade.  Ik ben ook individueel het geheel van goede en kwade krachten. De beelden die hij gebruikt liegen er niet om: ik ben de verkrachter, ik ben de zee piraat, evenzeer als ik hun slachtoffers ben. De geest is grenzeloos en allesomvattend. Hij sluit niets en niemand uit. Een zeer lastige boodschap voor wie gewoon is het kwade buiten zichzelf te zien. Maar dit inzicht, buiten alle verstand omgaande, wekt een compassie die ik niet bedenken kan, noch mij zelf geven kan.

1

In mei1984 kwam Thay voor de tweede keer naar de Kosmos, weer voor een vijfdaagse workshop mindfulness en voor een weekend conferentie  ‘Boeddhisme in actie; vrede en ecologie’, samen met Robert Aitken, een van de eerste Amerikaanse geautoriseerde zenleraren.

Robert Aitken
Robert Aitken Roshi (1917 – 2010)

In het begin van de veertige jaren van de vorige eeuw was Aitken in Japan. Hij werd gevangengenomen en te werk gesteld op het eiland Guan. Geïnteresseerd in haiku gedichten las hij Zen in English Literature van R.H. Blyth, die hij later in hetzelfde kamp zou ontmoeten. Na zijn vrijlating keerde Aitken terug naar Japan om zazen te beoefenen. Yasutani Hakuun en Yamada Koun werden zijn leraren. Aitken is stichter en geestelijk leider van de Diamon Sangha in Hawaii. Met Thay is hij een groot voorstander van een geëngageerd Boeddhisme. ‘De kern van een op de maatschappij betrokken boeddhisme bestaat erin er geen onderscheid bestaat tussen binnen en buiten…. Er is geen vijand, behalve de vijand die ik kan erkennen als mijzelf. Tijdens de conferentie gaf Aitken een commentaar op de vier bodhisattva geloften. Ook vroeg hij aandacht voor het milieu. Al eerder had hij geschreven over ‘buddhist ecology’. Tijdens deze conferentie was er een Vietnamfestival met muziek, poëzie en dans. 2    

 Tot slot noem ik nog enkele onderwerpen die in de 70e en 80e jaren voor het voetlicht werden gebracht.  Zo was erin 1979 een wereldsymposium over ‘Mens-zijn, de verantwoordelijkheid van het individu’, een week vol lezingen, werkgroepen en forumgesprekken, deels in Amsterdam maar ook met video’s uit Toronto, Los Angeles en Londen.

Een Tibet Week in 1981 met aandacht voor de Tibetaanse cultuur en een zesdaagse training over het proces van sterven. Een serie lezingen over de Islamen  over ‘The Christ in You’. Yogi Bhajan gaf een vijfdaagse ‘tantric yoga course’. Een cycluslezinegn over spiritualiteit en erotiek. Een symposium over ‘Leven en dood’. Een werkweek over orakels.

Er waren alternatieve voorjaars- en najaarsbeurzen: in het hele gebouw waren kraampjes, stalletjes en informatietafels over verantwoorde productie,  democratische bedrijfsorganisatie, kleinschaligheid, alternatieve landbouw, actiegroepen,  de alternatieve pers, lezingen over ecologie.

Memorabel is ook: ‘Spiritualiteit in de hedendaagse Sovjetliteratuur’. Ton Lathouwers, zenleraar en hoogleraar Slavische talen, gaf vier lezingen naar aanleiding van vier films van Adrej Tarkowskij: De jonge Iwan, Stalker, de Spiegel en Andrej Roebeljew.

Veel bezoekers trok het weekend ‘Dag Dokter’, informatie en workshops over allerlei wegen van alternatieve geneeskunst,  zoals antroposofie,  acupunctuur, paranormale geneeswijzen, homeopathie, iriscopie,  medische astrologie, voeding, een theateroptreden van het Werktheater en een forumdiscussie over de verhouding universiteits- en alternatieve geneeskunde,

‘Bronnen van Mystiek’, acht inleidingen waarvoor bijna alle theologische medewerkers van het Titus Brandsma Instituut van Nijmegen naar Amsterdam afreisden. Het ging over Hadewijch, Franciscus, Hildegard van Bingen, Dag Hammerskjöld, Martin Buber, Johannes van het Kruis, Etty Hillesum en Meister Eckhart. Een serie lezingen over ‘Godinnen, hier en nu’. De paragnost Gijsbert van de Zeeuw trok volle zalen met zijn inleidingen over helderziendheid, dromen, telepathie, reïncarnatie en uitredingen.

En dan waren er ook nog regelmatig poëzieavonden o.a. over Hans Lodeizen, Hans Andreus, Paul Rodenko. Simon Vinkenoog was altijd zeer aanwezig en las luid, vrolijk en vloeiend voor uit de stroom van zijn gedichten.

 Wanneer ik nu op al die gebeurtenissen terugkijk, dan kan ik mij niet onttrekken aan de gedachte: wat is dit alles dertig jaar later nog altijd actueel. Alsof het slechts een begin geweest, een eerste verkenning van nieuwe wegen in de mystiek, van een zoeken naar de betekenis van spiritualiteit voor de cultuur, literatuur, muziek, de schilderkunst en film. Evenals Esalen was De Kosmos geen hippiecentrum, ook al werd het vaak smalend in de pers zo genoemd. Daarvoor werd er veel te systematisch gewerkt en werd het onderricht door ervaren ouderen gegeven. Wel kwam het meditatiecentrum, zoals uit zijn voorgeschiedenis blijkt, voort uit een jeugdcultuur die zich verzette tegen de rationaliteit van een maatschappij waar geld, carrière en macht onaantastbare waarden leken. En er werden vanuit verschillende disciplines alternatieven aangeboden. Mystiek als een daad van verzet. Zeker, de nadruk viel op het persoonlijke. Niemand kan voor een ander een spirituele weg gaan. Maar als het persoonlijke politiek is, zoals sommigen beweren,  dan is spiritualiteit politiek.

Hoewel ik zelf van jongs af aan opgevoed met de christelijke gedachte dat er slechts één waarheid bestaat en dat deze met grote stelligheid tegenover de dwalingen uit gedragen dient te worden, heb ik in het gebouw nooit gemerkt dat de verschillende scholen en wegen zich als concurrenten gedroegen. Men was integendeel zeer geïnteresseerd in elkaar. Daar heb ik geleerd dat de geest niet concurreert met zichzelf. Wat ik over Esalen eerder zei, kan ik hier over De Kosmos herhalen: ‘wat beide uniek maakt, is ‘dat al die verschillende spirituele wegen op één plek bij elkaar gekomen zijn. Alsof al die benaderingen naar één richting wijzen. Laten we het ‘de mystieke mens’ noemen. Ook al zullen velen deze term veel te vaag en zelfs wereldvreemd vinden.’

Zowel Fantasio als De Kosmos werden gesubsidieerd en wel door het Rijk en door de gemeente Amsterdam onder de noemer ‘experimenteel jongerenwerk’. In 1985 werd de subsidie ingetrokken. Men heeft het nog uit kunnen zingen tot 1992.

Toen werd het faillissement aangevraagd. Het financiële gat dat door het ophouden van de subsidie geslagen was, kon niet worden gedicht.

 

  • 1[Een verslag van deze conferentie Is te vinden in het Tijdschrift Zen, Werkkonferentie Christendom, Boeddhisme en Vrede, juli 1982, p. 2 -16.
  • 2Het gehele programma en Aitken Roshi’s inleiding De Vier Bodhisattva Geloften in het tijdschrift Zen, juli 1984, oktober 1984, p.7- 14.