Agehananda Bharati: Inwijding in de dood

Agehananda Bharati (1923 - 1999), heette oorspronkelijk Leopold Fischer, geboren in Oostenrijk, ging als kind reeds naar de Indiase club in Wenen, sprak als 11 jarige Hindi, studeerde aan de Weense Universiteit Indologie, en wist op het einde van de Tweede Wereldoorlog op slinkse wijze in India te komen. Daar werd hij een hindu monnik, lid van de Dasanami Sannyasi en zwierf door heel India. Hij werd hoogleraar Sankriet o.a.  aan de universiteiten van Delhi en Varanasi. Hij werd een expert in antropologie, Zuid-Aziatische studies, linguïstiek en vergelijkende filosofie. Hij ging naar Amerika en werd hoogleraar te Seracuse. Naast  een standaardwerk  over het tantrisme, 'The Tantric Tradition', schreef hij een boeiende autobiografie 'The Ochre Robe' en een belangrijke studie over mystiek, 'The Light at the Center: Context and Pretext of Modern Mysticism.'

Hieronder zijn beschrijving van zijn inwijding tot Hindu monnik. De monnikswijding is een inwijding in de dood.

Bharati

 

Bij zijn inwijding tot sannyasa zei zijn leraar Swami Visvananda]: ‘Na middernacht zal ik je als een volwaardige sannyasin beschouwen; anderen met dezelfde gerichtheid zullen dat ook doen.  Maar er zullen ook velen zijn  die jouw sannyasa niet serieus nemen.  Er zullen de orthodoxen zijn die van jouw geleerdheid en onthechting niet het minst onder de indruk zullen zijn. Zij zullen jou nooit beschouwen als sannyasa; jij bent geen Brahman van geboorte...Misschien zul je in die mate groeien tot een spiritueel formaat dat sommigen je nu niet zullen accepteren, maar later wel. Maar zeer velen zullen je nooit accepteren, zelfs al was je de incarnatie van Adiguru. Geef daar niet teveel om, ook wanneer het je kwetst. Stel een criterium vast voor je zelf, het minimum criterium van de Schriften. Wat is het minimum criterium? ‘Verloochend hebbend het verlangen naar rijkdom, naar kinderen, de vrees voor sociale smaad en de liefde voor sociaal bijval, zullen zij er op uittrekken en hun voedsel bedelen’. Dit is het minimum criterium. Zolang als je voelt dat je voldoet aan dit criterium, ben je een sannyasin. Zo niet, dan ben je geen sannyasin, zelfs al was je geboren uit een Namuthiri vader en een Nambuthiri moeder. Ga nu en ga liggen en wees gereed voor middernacht. Probeer te slapen – want de Brahmacari zal vannacht sterven – het is je laatste slaap ...als brahmacari,’ voegde hij toe met een glimlach. (150)

... De swami vroeg me op te staan. Ik volgde hem naar een ander kleiner platform dat ik nog niet had gezien. Hier was een kleine stapel hout, nog niet in brand gestoken.  Ik werd gevraagd hierop te gaan liggen. De swami kwam dichterbij met een brandhout en een smeulend kooltje. Hij raakte mijn lichaam op zeven plaatsen. Symbolisch werd de stapel in brand gestoken. Symbolisch was ik nu gecremeerd. Toen stond ik op en deed mijn eigen begrafenisritueel met de mantras die gezongen worden  door de levenden voor de dode.  Ik was nu dood, hoewel mijn lichaam leefde. Dat betekent: wanneer de sannyasin ‘ik’ zegt, bedoelt hij niet zijn lichaam, niet zijn zintuigen, niet zijn geest, niet zijn intellect. ‘Ik’ betekent de kosmische geest, het Brahman en het is met Dit waarmee hij zich van nu af aan identificeert. Dit is het enige verschil tussen monnik en leek. De leek is ook Brahman en dat geldt voor alle leven. De monnik is ook Brahman, maar de monnik is er zich bewust van, de sannyasin is zich bewust van niets anders. Of, ten minste hij zou zich van niets anders bewust moeten zijn. (153)

Swami Vivananda gaf me de okerkleurige pij, die ik meteen aandeed, ‘Victorie aan jou, THUISDLOZE GELUKZALIGHEID, victorie, Meester, Agehananda Bharati, wees een licht voor de drie werelden’, sprak hij luid en duidelijk. Dit was de naam die hij voor mij gekozen had – en hij moest weten waarom. Gelukzaligheid door thuisloosheid, gelukzaligheid dat is thuisloosheid, gelukzaligheid wanneer er geen thuis is -  de Sanskriet samenstelling a + geha+ ananda dekt alle betekenis.

Ik mediteerde op het dak van de Annapurna tempel gedurende de volgende zeven dagen en op het  crematieterrein aan de Manikarnika ghat gedurende de zes nachten daartussen – zittende 30 yards van de plek waar ik was gestorven. Dat is het uiterlijke crematieterrein; dat moet overgebracht worden in de geest – de geest van de sannyasi is de tot het  op zichzelf staande substantie geworden crematieterrein. Het fysieke crematorium is slechts een symbool voor het innerlijke. Zonder het innerlijke is het fysieke crematorium van geen betekenis – zonder de innerlijke crematie is het als een horrorfilm. Als een materiële locatie is de crematiegrond een klucht als alle begraafplaatsen, maar ingelicht door het overbrengen naar een object van meditatie over het inhoudloze verdwijnen als ook tot een gelijkenis geworden voor de geest waarin de verlangens zijn opgebrand, is het een zaak van geheiligde schoonheid en grote zuiverheid.

Uit: Agehananda Bharati, The ochre robe, p. 153/154.