Alan Watts, vreugdevolle kosmologie
Een mystiek traktaat voor de 20e eeuw.
Terug naar Alan Watts. Hij gebruikte zes keer drie verschillende substanties (300 milligram mescaline, 100 microgram LSD en 20 milligram psilocybine). [Kripal,122]. Zijn ervaringen en overwegingen beschreef hij in The joyous cosmology. Datum van publicatie:1962. In Esalen werd het een cult tekst. [PDFbestand te vinden op website www.holybooks.com]
Timothy Leary en Richard Alpart schreven een introductie. Ze citeren van William James enkele beroemde regels, waarin de grondslag wordt beschreven van andere, ook religieuze ervaren: ‘Ons normale dagbewustzijn, rationeel bewustzijn zoals wij het noemen, is slechts één speciaal type bewustzijn, terwijl overal eromheen, door de allerfijnste vliezen ervan gescheiden, geheel andere potentiële vormen van bewustzijn liggen. Wij kunnen door het leven gaan zonder hun bestaan te vermoeden, maar dien de vereiste prikkel toe en op slag zijn ze er in heel hun volledigheid, duidelijke mentale typen die waarschijnlijk ergens hun gebied van toepassing en aanpassing hebben. Geen enkele weergave van het heelal in zijn totaliteit kan afdoende zijn, indien het deze andere bewustzijnsvormen volkomen veronachtzaamt. Hoe men ze moet beschouwen is de vraag - want ze hebben geen enkele samenhang met gewoon bewustzijn. Toch kunnen ze houdingen bepalen, hoewel ze geen formules kunnen leveren, en een gebied ontsluiten, hoewel ze geen landkaart verschaffen. In ieder geval ontzeggen ze ons een voorbarig afsluiten van onze rekeningen met de werkelijkheid.’
Vanuit deze gedachte schrijft Watts zijn ‘groot menselijke document’. En verder: ‘Allan Watts schrijft betoverend tot in welsprekend detail zijn visionaire momenten onder invloed van zijn drug. Natuurlijk, hij probeert het onmogelijke in woorden (die altijd liegen) te beschrijven wat voorbij alle woorden ligt. Maar hoe goed kan hij dit doen.’
Alan Watts begin met een voorwoord. Hij prijst Huxley voor zijn Doors of perception Maar hij wil verder gaan. En wel ‘door de beschrijving van de bewustzijn veranderende drugervaring vergezeld te doen gaan van een ondersteunende filosofische reflectie door iemand die op zoek is, niet naar kicks, maar naar een begrijpen. Ik moet daar misschien aan toevoegen dat voor mij filosofische reflectie onvruchtbaar is wanneer deze gescheiden is van de poëtische verbeelding’.
Hij vervolgt met een proloog. ‘Langzaam wordt het duidelijk dat een van de grootste bijgelovigheden de scheiding is van de geest van het lichaam. Dit betekent niet dat we gedwongen zijn toe te geven dat we uitsluitend lichamen zijn; het betekent dat we een volkomen nieuw idee van het lichaam aan het vormen zijn.’ Het lichaam bestaat niet uit zogenaamde trage materie. Hij formuleert een opvatting die tot op de dag van vandaag wetenschappelijk moeilijk ligt: ‘Materie is niet inert. Of het nu organisch of anorganisch is, we leren materie te zien als modellen van energie – niet van energie alsof energie een zelfstandigheid is, maar als een energiek patroon, een bewegende orde, een actieve intelligentie.’ Natuurlijk, gaat Watts verder, kunnen we onszelf vergeten door onszelf dronken te voeren, door ons te verlustigen in entertainment of door zulke natuurlijke middelen van zelftranscendentie als seksuele gemeenschap. Maar die ontsluiten niet de basale scheiden van het zelf. Of we gaan het zoeken in de schone kunsten, sociale dienstverlening of religieus mysticisme. Helpen doen ook niet de zogenaamde intellectuele wegen zoals het godsdienstig gebruik van sacramenten en rituelen, of van fysieke middelen als vasten, yoga-ademhaling of derwisj dansen. Mystici weten dat het kennen van God niet genoeg is. Transformatie van het zelf geschiedt uitsluitend door God te realiseren en te voelen. Het verborgen punt is dat men niet goed kan functioneren door zoiets oppervlakkig te veranderen als de ordening van zijn gedachten of van zijn afgescheiden geest. Het gedrag van zijn organisme dient veranderd te worden. Het gaat om meer dan een verandering van denken. Het betreft ook een emotionele en fysieke vernieuwing. Het gehele zijn dient op een nieuwe manier werkzaam te worden.
Watts beschrijft de verschillende drugs die hij heeft uitgeprobeerd met in het kort hun achtergrond en het onderzoek dat er reeds naar gedaan is. Hij wil hen effecten per se geen ‘hallucinogenen’ noemen, ‘een verbazingwekkend inaccurate term’. Want hun algemeen effect si het scherpen van de zintuigen tot een supernormale graad van bewustzijn.
Ondanks de wijdverspreide vooroordelen tegenover de drugs handhaaft Watts, dat hij geen essentieel verschil ziet tussen de ervaringen onder invloed van drugs en tenminste onder gunstige omstandigheden, zoals verslagen door R.M. Bucke, William James, Evelyn Underhill en andere onderzoekers. Belangrijk is ‘onder gunstige omstandigheden’ dat wil zeggen: in een aangename huiselijke omgeving – niet in een ziekenhuis of sanatorium- en vooral onder begeleiding van religieus georiënteerde psychiaters of psychologen. Het nemen van deze drugs moet geschieden als het tot zich nemen van een sacrament, zij het met de humor en vrolijkheid, die gewoonlijk in onze religieuze rituelen ontbreken. Hij beoogt geen wetenschappelijk verslag met de gebruikelijke details van dosis, tijd en plaats, fysieke symptomen enzovoorts. Die zijn er reeds bij duizenden. En hebben gezien de zeer rudimentaire kennis van het brein beperkte waarde. Zijn doel is: ‘ enige impressie te geven van deze nieuwe wereld van bewustzijn, die deze substanties openbaren. Na deze uitgebreide doelstelling en plaatsbepaling begint Watts aan zijn Vreugdevolle Kosmologie, Avonturen in de chemie van het bewustzijn. Ik kies enkele saillante regels en alinea’s.
Om te beginnen, deze wereld heeft een andersoortige tijd. Het is de tijd van een biologisch ritme, niet van de klok. Er is geen haast… De tegenwoordige tijd is zichzelf voldoende, maar is niet statische aanwezig… Er is tijd elk detail van de beweging waar te nemen met een oneindig grotere rijkdom van articulatie.
Tegelijkertijd zijn kleuren en licht het geschenk van het oog aan het blad en de zon… Ik begin te voelen dat de wereld opeens binnen mijn hoofd is én daarbuiten, en de twee, binnen en buiten, beginnen elkaar in te sluiten, elkaar te bedekken als een oneindige series van concentrische sferen… Alles wat ik voel is ook mijn lichaam… Ik kijk niet naar de wereld, noch weersta ik de wereld. Ik weet dit door een voortdurend proces waarin de wereld in mij getransformeerd wordt, zodat alles wat mij omgeeft, de gehele aardbol van ruimte, niet langer voelt weg van mij, maar in het midden.
Alles wordt getransformeerd in mijn brein en mijn brein is een orgaan van betekenis. Soms is het beeld van de fysieke wereld niet zozeer een dans van gebaren als een geweven weefsel. Licht, klank, smaak en reuk worden een voortdurende kromtrekking met het gevoel dat de gehele dimensie van sensatie één enkel continuüm of veld is.
Het menselijk gezicht wordt helder in al zijn aspecten – de totale vorm tezamen met elke haar en rimpel. Gezichten worden opeens van alle leeftijden.
Ik zie slechts een eindeloze ambivalentie. Achter het masker van liefde vind ik mijn aangeboren egoïsme. Wat ben ik in een netelige positie, als iemand mij vraagt: ‘Houd je echt van mij?’ kan ik geen ja zeggen zonder nee te zeggen, want het enige antwoord dat werkelijk voldoet is: ‘Ja ik houd zoveel van je dat ik je wel kan opeten. Mijn liefde voor jou is niet anders dan liefde voor mijzelf. Ik heb je lief met het zuiverste egoïsme.
Leven schijnt zich naar beneden op te lossen in een kleine microbe of een tepel van sensitiviteit. Ik noem het de “Eenie-Weenie’ – een kronkelende, kleine kern die probeert de liefde met zichzelf te bedrijven en daartoe nooit volledig in staat is. De gehele fantastische complexiteit van het plantaardige en dierlijke leven, als ook van de menselijke beschaving is alleen maar een uitwerking van de EEnie-Weenie dat probeert Eenie-Weenie te maken. Ik ben verliefd op mijzelf, maar ik kan mijzelf niet zoeken zonder mijzelf te verbergen. Alsof ik mijn staart probeert te grijpen en deze mij ontvlucht, splitst de amoebe zichzelf in tweeën in een poging dit probleem op te lossen?
Ten diepste is er geen manier om zichzelf van andere af te scheiden, zelfliefde is liefde voor de ander. Alle kennis van het zelf is kennis van de ander en alle kennis van d ander is zelfkennis. Ik begin te zien dat het zelf en de ander, het vertrouwde en het vreemde, het inwendige en het uitwendige, het voorspelbare en het onvoorspelbare impliceren elkaar. De ene zoekt en de ander verbergt zich en hoe meer ik mij bewust ervan word dat zij elkaar impliceren hoe meer ik voel dat zij een zijn met elkaar. Ik word merkwaardig verknocht en intiem met allen die mij vreemd schijnen. In de kenmerken van al het vreemde, bedreigende, afschrikwekkende, onbegrijpelijke en ver verwijderde begin ik mijzelf te herkennen.
Tegelijkertijd geeft iedereen en alles rondom mij het gevoel van daar altijd geweest te zijn en toen vergeten en dan weer herinnert… De menselijke vorm wordt onschatbaar kostbaar en alsof dit te symboliseren worden de ogen intelligente juwelen, het haar gesponnen goud en het vlees doorzichtig ivoor. Tussen degene die tezamen deze wereld betreden is er ook een liefde die duidelijk eucharistisch is, een aanvaarden van elkaars naturen van de hoogte tot de diepte.
Het principe dat alle dualiteiten en tegenstellingen niet onsamenhangend zijn maar polair; zij ontmoeten en confronteren elkaar niet van ver, zij bladderen af van een gemeenschappelijk centrum. Het gewone denken verbergt de polariteit en relativiteit want het gebruikt namen, eindpunten of begrenzingen of magneetpolen en verwaarlozen wat tussen hen ligt. Het verschil van voorkant en achterkant zijn of niet te zijn verbergt hun eenheid en wederkerigheid.
Het lichaam beschikt over een alwetendheid die onbewust is, superbewust, juist omdat het handelt met een relatie in plaats van een verschil, dar eerder harmonieert dan dissoneert. Het ‘denkt of organiseert zoals een plant groeit niet als een botanist die zijn groeiproces beschrijft. Dit is waarom Shiva tien armen heeft, want hij representeert de levensdans, de almacht van in staat te zijn ontelbaar veel dingen tegelijk te doen.
Het schijnt dat de ervaring die ik probeer te beschrijven, dat de bovenbewuste methode van denken bewust wordt. We zien de wereld zoals het gehele lichaam het ziet en daarom is het de grootste moeilijkheid deze zienswijze te vertalen in een vorm van taal die gebaseerd is op contrast en classificatie... Gewone mensen lijken goden omdat de waarden van het organisme het hoogst zijn en de zorgen van het bewustzijn vallen terug in de ondergeschikte positie… Liefde, eenheid, harmonie en verbinding nemen daarom de overhand over oorlog en verdeling.
Een reis in deze nieuwe vorm van bewustzijn geeft een wonderlijk versterkte waardering van de patronen in de natuur, een fascinatie dieper dan ooit met de structuur van varens, de formatie van kristallen, de markeringen op de zeeschelpen, het ongelofelijke juwelenwerk van eencellige schepsels van de oceaan zoals de radiolaria, de sprookjesachtige architectuur van zaden en peulen, de constructie van beenderen en skeletten, de aerodynamica van vleugels en de verbazende overvloed van oogvormen op de vleugels van vlinders en vogels. Al deze complexe fijngevoeligheid voor organisatie kunnen vanuit een bepaald gezichtspunt gezien, strikt functioneel zijn met het doel van reproductie en overleven. Maar het komt erop neer, dat het overleven van deze schepsels hetzelfde is als hun echte bestaan – en waarvoor is dat?
Hij ‘ziet’ een smerig tankstation met sportauto’s, schreeuwlelijke reclameborden en alleen maar gewone mensen. Ik zie mensen die alleen maar voorwenden niet te zien dat zij Avatars zijn van Brahma, Visnu en Shiva, dat de cellen van hun lichamen niet miljoenen goden zijn en pretenderen dat het vuil geen waas van juwelen zijn… Stel dat ik zou opstaan en zeg: ‘Wel, wie denk je voor de gek te houden? Kom tevoorschijn, Shiva, jij oude rakker. Jij voert een grote act op, maar mij neem je niet in de maling.’ Maar het bewuste ego weet niet dat het goddelijke orgaan, het lichaam, slechts pretendeert te zijn. Wanneer mensen naar een goeroe, een meester van wijsheid, gaan om een uitweg te zoeken uit deze duisternis, alles wat hij doet is hen in hun pretentie wat op te vrolijken tot zij in verlegenheid gebracht tot zij het laten vallen. Hij vertelt hen niets, maar de fonkeling in zijn ogen spreekt tot het onbewuste: ‘Jij weet… Jij weet’.
Het organisme en de omringende wereld zijn een enkel geïntegreerd patroon van actie waarin er noch een subject noch een object is, noch iets gedaan wordt, noch iets niet gedaan wordt. Op dit niveau is er niet een ding wat pijn genoemd wordt, en een ander ding wat mijzelf genoemd wordt, die een hekel heeft aan pijn. Pijn en het antwoord op pijn zijn een en dezelfde. Wanneer dit bewust wordt voelt het alsof alles wat gebeurt mijn eigen wil is. Maar dit voorafgaand en knullige wije van voelen dat wat buiten het lichaam gebeurt is één proces net wat gebeurt van binnen.Dit is die ‘originele identiteit’ welke de gewone taal en onze conventionele definities zo volledig verbergen.
Het gevoel van een zelf is niet langer beperkt tot de binnenkant van mijn huid. In Plaats daarvan schijnt mijn individuele zijn te groeien uit de rest van het universum als een haar uit mijn hoofd of een ledemaat van mijn lichaam. Zodat mij centrum ook het centrum van het geheel is.
Dan lijkt hij zich te richten tot degene die aanwezig zijn: ‘Luister, er is iets wat ik moet vertellen. Ik heb het nog nooit, nooit zo helder gezien. Maar het doet er niet toe of je het niet begrijpt, omdat ieder van jullie volkomen volmaakt is zoals jullie zijn, zelfs als je het niet weet. In principe is leven een gebaar, maar niemand, geen ding, kan dit produceren. Er is geen noodzaak dat het gebeurt en ook niet dat het zal gebeuren. Want het is niet iets dat door iets anders aangedreven wordt; het geschiedt vrij van zichzelf. Het is een gebaar van beweging, van geluid, van kleuren juist omdat niemand dit kan voortbrengen, gebeurt het voor niemand. ER is simpelweg geen levensprobleem; het is een volledig doelloos spel – overvloed is zijn eigen doel. In principe is er het gebaar. Tijd, ruimte en veelvoudigheid zijn er de complicaties van. Er is geen reden wat dan ook te verklaren, want verklaringen zijn alleen maar andere vormen van complexiteit, een nieuwe manifestatie van leven op de top van het leven, van gebaren die gebaren. Pijn en lijden zijn eenvoudigweg vormen van spel en er is niets in het gehele universum om bang voor te zijn omdat het aan niemand gebeurt. Er is totaal geen enkel substantieel ego. Het ego is een vingerknip, een weten van het weten, een angst voor het vrezen. Het is een tierelantijntje, een extra jazz voor de ervaring, een soort vertraagde reactie of galm, een aarzeling van bewustzijn welke hetzelfde is als angst.’
Op dit moment voel ik mij absoluut met de wereld, vrij van die chronische weerstand om te ervaren die het vrije vloeien van het leven blokkeert en ons doet bewegen als spieren gebonden dansers. Maar ik hoef weerstand niet te boven te komen. Ik zie dat weerstand, ego, alleen maar een extra werveling is in de stroming is – en dat er in feite totaal geen actuele weerstand is. E is geen reden om het leven te weerstaan of je ertegen te. Verzetten.
Ik herinner mij de woorden van een oud Tantra geschrift: ‘Zoals golven komen met water en vlammen met vuur, zo golft het universum met ons.’ Gebaren van het gebaar, golven van de golf- bladeren vloeien in rupsen, gras in koeien, melk in baby’s, lichamen in wormen, aarde in bloemen, zaden in vogels, kwantumenergie in iriserende of reflecteren labyrinten van het brein. Binnen en bijeengeveegd in deze eindeloze, jubelende kosmologische dans liggen de infame en tandenknarsende ondertonen van de pijn die de transformatie met zich meebrengt: kauwende zenuweinden, plotseling elektrisch schokkende slangen in de weidegronden, klopjacht van luie rondcirkelende haviken, geprikkelde spieren die kaphout opstapelen, slapeloze nachten die contact houden met die de onverbiddelijke boekhouding die het beschaafde overleven eist.
Opnieuw muziek – klavecimbel en een strijkorkest, en Bach in zijn eest jubelende gemoedsstemming. Ik leg mij neer om te luisteren en sluit mijn ogen. De hele dag, in golf na golf van alle richtingen van het kompas van de geest, daalt de zin van mijn oorspronkelijke identiteit op mij neer als één met de ware fontein van het universum. Ik heb ook gezien dat de fontein zijn eigen bron en motief is en dat zijn geest een ongebonden speelsheid die de multidimensionaal danst van het leven is. Er blijft geen enkel probleem over, maar wie zal dit geloven? Zal ik het zelf geloven wanneer ik terugkeer naar een normaal bewustzijn? Toch zie ik op dit moment dat het er niet toe doe. Het spel is verbergen-en-zoeken of verliezen-en -gevonden en het is allemaal deel van het spel dat men zeer verloren kan geraken. Hoever, dan, kan men gaan om gevonden te worden?
Watts sluit zijn beschrijving van zijn psychedelische ervaring af: Binnen deze arena wordt een ritueel voltrokken met muziek. Eerst is de stemming, plechtstatig en koninklijk, alsof het officieren en hovelingen waren in rijkversierde harnassen en veelkleurige mantels die dansten voor de koning. Terwijl ik toekeek veranderde de stemming. De hovelingen werden engelen met vleugels van gouden vlammen en in het centrum van de arena verscheen een vijver van verblindend vuur. Terwijl ik in de vijver kijk, zie ik, gedurende een enkel moment, een gezicht dat mij herinnert aan de Christos Pantocrator van de Byzantijnse mozaïeken en ik voel dat de engelen getekend zijn met vleugels over hun gezichten in een beweging van eerbiedige vrees. Maar het gezicht lost op. De vijver van vuur wordt helderder en helderder en ik merk dat de gevleugelde wezens getekend zijn met een gebaar, niet van vrees, maar van tederheid – want de vlam kent geen angst. Zijn warmte en straling – tongen van naar binnen gevouwen voor – zijn een ontluiken van liefde zo vertederend dat ik voel gezien te hebben het hart van alle harten.
Met een epiloog eindigt Watts. Hij merkt op dat er ook andere praktijken dergelijke inzichten kunnen verschaffen, vallend onder de term ‘meditatie’. Maar dan niet bedoeld als een beoefening die ondernomen wordt als voorbereiding op iets in de toekomst of als een discipline die enige progressie beoogt. Hij gebruikt liever het woord ‘contemplatie’, dat wijst op een vertragen van tijd, van mentale haast, een toestaan zijn aandacht te doen rusten in het huidige moment. Dit is heel goed mogelijk zonder de hulp van enige drug, hoewel deze chemicaliën het voordeel hebben dat zij het ‘voor jou doen’.
De mystieke ervaringen, veroorzaakt door chemicaliën of anderszins, leren ons open te staan voor de organische realiteit, een krachtig gevoel voor de eenheid met anderen, een sensitiviteit die een groep vogels in staat stelt rond te draaien en te cirkelen als één lichaam. Dit is iets anders dan het ‘kudde-bewustzijn’. In een democratische samenleving hebben we terecht een afkeer van de ‘massa’. Maar er is een verschil tussen een vormloze massa en een deelgenootschap waar iedereen communiceert met elkaar. Wat dat betreft verliezen we in de drugervaring noch in algemene vormen van mystieke ervaringen geenszins de vaardigheden en kennis die de beschaving heeft voortgebracht.
Voor Watts is het belangrijkste dat de onnodige beschermingsmechanismen worden wegvallen, liefst op den duur spontaan, zodat er een rijkere relatie kan bestaan tussen individu, anderen en de omgeving. Hij hoopt dat we een nieuw beeld van mens kunnen ontwikkeling, niet dat van een geest gevangen in een onverenigbaar vlees, maar als een organisme onafscheidelijk van zijn sociaal en natuurlijk milieu. In zijn laatste alinea stelt hij mede zijn hoop op de ontwikkeling van de wetenschappen: ‘Dit is zeker de visie op de mens, ontsloten door deze opmerkelijke medicijnen die tijdelijk onze afweren ontbinden en ons toe te staan te zien wat het afgescheiden bewustzijn normaal ontkent – de wereld als een onderling verbonden geheel. Deze visie reikt verder dan elke door drug veroorzaakte hallucinatie of bijgelovige fantasie. Het draagt een opvallende gelijkenis met het niet vertrouwde universum dat fysici en biologen hier en nu trachten te beschrijven Voor de heldere richting van het denken jegens de openbaring van een verenigde kosmologie worden niet langer uiteengedreven door de klassieke onoverbrugbare verdeling van geest en materie, substantie en attribuut, ding en gebeurtenis, stof en energie. En als dit leidt tot een universum waarin de mens zich noch denkt, noch voelt een eenzaam subject te zijn geconfronteerd door vreemde en bedreigende objecten, dan zullen we een kosmologie hebben, niet alleen eendrachtig, waar ook vreugdevol.’Alan Watts schreef een mystiek traktaat voor de twintigste eeuw, waarin hij een lyrisch, poëtisch en wetenschappelijk pleidooi houdt voor het slechten van de muren waar het ego zich uit angst verscholen heeft. Voor de oren Esaleniërs was dat pure muziek. En evenals vele collega’s die met Watts onderzoek deden naar de werking van de psychedelica, roept hij voor de beschrijvingen van de ervaring de hulp in van Oosterse religieuze teksten. Hij verwijst naar de koan in de zentraditie, naar Taoïstische teksten en vooral naar de Hindoe literatuur.
Huxley refereerde naar Tantra als de beste context voor een ritueel gebruik van psychedelica: ‘Tantra schijnt mij als het hoogst mogelijke ideaal – verlichting bereikt, wezenlijk, door constant bewustzijn. Dit is de ultieme yoga – bewustzijn, zelfs bewust te zijn van het onbewuste – op elk niveau van het fysiologische tot het spirituele. Zie in deze context de list van 112 oefeningen in bewustzijn, een uittreksel van een tantrische tekst en afgedrukt op het einde van Zen Flesh Zen Bones. De gehele gestalttherapie wordt geanticipeerd door deze oefeningen, zoals in de Vedanta en in de Nirwana verslaafde van de Boeddhistische Hinayana School. Tantra onderricht een yoga van seks, een yoga van eten – zelfs verboden voedsel en verboden drank… LSD en de paddenstoelen zouden naar het mij toeschijnt, gebruikt moeten worden in de context van zijn basale tantrisch idee van de yoga van totaal bewustzijn, die leidt tot een verlichting in de wereld van de alledaagse ervaring – welke natuurlijk de wereld wordt van het wonder en de schoonheid en het goddelijke mysterie als ervaren zoals het altijd hoort te zijn.’
[Kripal, 128/129]
Bovenstaand citaat komt uit een brief van Huxley gericht aan Timothy Leary, die zou uitgroeien tot de grootste LSD profeet van zijn tijd.