Als goden hun zonen en dochters verwekken

De kracht van de verbeelding

Goden en godinne

 

God en de goden spreken tot mij. Zij spreken tot mijn verbeelding. Zij kwamen tot mij in mijn geest en bewoonden deze met mythen, legendes, visioenen, verhalen. Als filmische beelden verschenen zij op het netvlies van mijn geest. Zij toonden hun goddelijke levenswandel, maakten mij deelgenoot van hun groteske gestalten, hun gesprekken, hun twisten, jaloezieën, woede, listen, hun verschrikkelijke drama’s van overwinningen, veroveringen en nederlagen. Ontleend aan de zintuiglijke wereld zijn God en de goden als mensen, alleen uitvergroot, met proporties die de sterveling te boven en te buiten gaan. Toch openbaren de beelden een werkelijkheid.

Religie is het rijk van de verbeelding. Niet dat de rede buitenspel staat of geen rol meer speelt. Zij wordt opgeschort, voor enige momenten overschreden. Om vervolgens, doordrongen van het verbeelde, opnieuw haar werk te doen.

De werkelijkheid is te groot en te grillig voor rationele schema’s, begrijpelijke verklaringen, vertrouwde gewoontes, vastgelegde patronen, beproefde modellen, gemarkeerde wegen en vastgestelde grenzen. De werkelijkheid is overvloed, exces, chaos. De idee het leven te beheersen is gebaseerd op een fictieve stagnatie die elk ogenblik  doorbroken kan worden, weggespoeld door de gewelddadige stroom van verandering, vergankelijkheid en dood. De werkelijkheid is machtiger en krachtiger dan individueel opgebouwde muren, collectieve strijdkrachten of eeuwenoude beschavingen. Niets blijft. En dat kan men ook opvatten als: er is een niets dat overblijft.  En de vraag rijst: wat is dit niets? 

Maar er is een vermogen dat kan werken met de onbeheersbaarheid, de ongrijpbaarheid en de tomeloze vormen die de werkelijkheid kan aannemen.

Hoe werkt de verbeelding? Even grillig en ongrijpbaar als haar karakter. Zij houdt zich niet aan regels of afspraken. Regels zijn aanleiding tot overschrijding en afspraken kunnen zonder gewetenswroeging geschonden te worden. Zij voegt samen wat om begrijpelijke redenen als gescheiden gezien wordt. Onverschillig staat zij tegenover over diep ingesleten structuren van tijd en ruimte. Tijd is geen beperking van eeuwigheid en ruimte kent geen grenzen. Tijdreizen is voor de verbeelding een eitje. Zij redeneert in den blinde voort  vanuit de droomwereld waar het verleden zich moeiteloos afspeelt in het heden en waar de toekomst volledig aanwezig is in het huidige moment. 

De verbeelding is de baarmoeder voor de schone kunsten, een bron voor dichtkunst, een broeinest voor romans, bakermat voor de muziek. Zij bevordert de wetenschap door wetenschappers  te doen dromen van vliegtochten naar het  uiteinde van het heelal. Medische laboranten tovert zij fantastische stripverhalen voor ogen in de hoop een medicijn te vinden voor een nimmer aflatende, blakende gezondheid, hoge ouderdom en wellicht onsterfelijkheid.

De verbeelding put uit verhalen, eeuwen literatuur, geschiedschrijving, ervaringen uit de kindertijd, verslagen van de ouderdom, registraties bij het sterfbed. Zij houdt zich niet aan feiten, maar heeft bovenal de fictie lief. Zij houdt van de schone schijn.  De verbeelding creëert utopieën en paradijzen,  zelfs nadat de mens uit het paradijs verdreven is. Zij vergroot rampen, hetzij veroorzaakt door het geweld van de natuur of teweeggebracht door menselijke, opzettelijk uitgedachte plannen. 

De verbeelding is gevaarlijk voor de status quo, want met groot gemak worden alle machtsverhoudingen opengebroken. Zij schuwt niet de arrogantie, de grootheidswaanzin, het almachtsdenken. Zij trekt zich niets aan van het redelijke, het verstandige, want dat beschouwt zij als een uiting van gierigheid. Zij zwelt in een veelvormige grootschaligheid en zelfs het ego, zo bestreden door traditionele religies, wordt onbevangen uitgebreid tot een allesomvattend egocentrisme.

De Goden denken alleen maar aan zichzelf. Moord, genoegdoening, wraak zijn in de verhalen standaard. Ook de ene, jaloerse God heeft geen scrupules om zijn ongelovige vijanden over de kling te jagen – al schijnen de oudtestamentische oorlogen niet daadwerkelijk te hebben plaats gevonden. Zo werkt de verbeelding. Zo mens, zo –maar dan veel meer van hetzelfde – god en de goden. En omgekeerd: zo god en de goden, zo mens. Al wordt het laatste vaak vergeten. 

Maar de verbeelding werkt niet neutraal. Zij kan de oorzaak zijn van verlammende neerslachtigheid, maar ook van een gewelddadige overwinningsroes. Zij kan bezit nemen van een individu, maar ook van een groep, een volk, een cultuur en beschaving. Zij kan aanleiding zijn voor creativiteit en vernieuwing, maar ook voor geweld en destructie. Zij kan het leven maken en breken. De verbeelding kan alles.