De smaak van bevrijding
Materiaal voor Dharmalessen tijdens sesshin in Vught
‘Zoals monniken, de oceaan maar één smaak heeft, de smaak van zout, evenzo heeft deze Leer maar één smaak, de smaak van bevrijding.’
Khuddaka-Nikaya (120)
De 31e patriarch [China’s vierde), zenmeester Ta-i boog tot grootmester Chirn-chih en zei: 'Ik smeek de priester in zijn grote compassie mij de leer van bevrijding te geven,’ De patriarch antwoordde: ‘Wie bindt je?' De meester zei: ‘Niemand bindt mij.’ De patriarch antwoordde: ‘Waarom zoek je dan bevrijding?’
Met deze woorden bereikte de meester een groot ontwaken.
***
Bevrijding volgens de Boeddha
Bevrijding: mokkha, vimokha, vimutti
Bevrijding van het hart: cetovimutti
Bevrijding door inzicht: pannavimutti
De Boeddha spreekt:
'Er is, o bhikkhus, een plaats, waar er is noch aarde, noch water, noch vuur, noch wind, noch de plaats van oneindige ruimte, noch de plaats van oneindig bewustzijn, noch de plaats van bewustzijn, noch de plaats van niet-bewustzijn, noch deze wereld, noch een andere wereld, noch de zon, noch de maan. Daar, bhikkhus, is noch een komen, noch een gaan, noch verblijven, noch voorbijgaan, noch ontstaan. Zonder steun, zonder voortgaan, zonder basis is het. Dit inderdaad is het einde van het lijden.
Er is, o bhikkhus, het niet-geborene, het niet-gewordene, het niet-gemaakte, het niet-samengestelde. Als, bhikkhus, als er hier niet zou zijn dit niet-geborene, dit niet-gewordene, dit niet-gemaakte, dit niet-samengestelde dan zou er geen ontsnapping zijn aan het geboren worden, het worden, het gemaakte, het samengestelde. Maar omdat er is dit niet-geborene, het niet-gewordene, het niet-gemaakte, het niet-samengestelde, daarom is er ontsnapping aan het geborene, het gewordene, het gemaakte, het samengestelde.
Bij datgene, wat van iets afhankelijk is, is er beweging, bij datgene wat van niets anders afhankelijk is, bestaat er geen beweging; waar geen beweging is, daar is rust, waar rust is daar is geen verlangen, waar geen verlangen is daar is geen komen en gaan, waar geen komen en gaan is, daar is geen sterven en wedergeboren worden, waar geen sterven en wedergeboren is, daar is noch een hier, noch een gene zijde, noch een daartussen (gelegen gebied) - dat is juist het einde van het lijden.'
(Udana, VIII, 1-4)
'Waar vinden aarde, water, vuur en wind geen vaste voet? Waar houden lang en kort, klein en groot, mooi en lelijk, Waar houden naam-en-vorm volledig op?'
Het antwoord daarop is: 'Het onzichtbare bewustzijn, oneindig, aan alle kanten lichtend:
Daar vinden aarde, water, vuur en wind geen vaste voet. Daar houden lang en kort, klein en groot, mooi en lelijk, daar houden naam-en-vorm volledig op. Door het ophouden van perceptie vindt dit alles daar een eind.'
Hiernaar verwijst de Boeddha in een verdere passage in de Udana (Ud 80-81, ook geciteerd in §3.3 van de Algemene inleiding).
In de (niet-boeddhistische) Upanishaden treffen we een beschrijving aan van het Brahman, de oergrond der dingen, die een duidelijke verwantschap met de voorgaande passages vertoont:
In de hoogste gouden schede is het Brahman, smetteloos, zonder delen. Het is zuiver, het licht der lichten. Dat is wat de kenners van het zelf weten.
De zon schijnt daar niet, noch de maan en de sterren; deze lichten schijnen er niet, laat staan het vuur. Alles ontleent zijn straling aan dat stralende (Brahman). Zijn stralen verlichten deze wereld. Brahman, waarlijk, is het doodloze. (Mundaka-Upanisad II, 2,10-12)
Met het 'doodloze' (Skt. amrta. amata) wordt in boeddhistische teksten vaak het nirvana aangeduid. (GL p.218/219)
Uit: de gezamenlijke recitatie der leerlingen Sangiti-Sutta (GL 717-718)
(25) De vijf situaties waarin bevrijding plaatsvindt. In de eerste situatie, vrienden, onderwijst de Leraar of een medebroeder die de plaats van de Leraar inneemt, de Dhamma aan een monnik.
In de tweede situatie, vrienden, ontvangt een monnik de Dhamma niet van de Leraar of van een medebroeder die de plaats van de Leraar inneemt, maar hij onderwijst zelf de Dhamma in detail aan anderen zoals hij die gehoord heeft, zoals hij die uit het hoofd geleerd heeft.
In de derde situatie, vrienden, repeteert een monnik voor zichzelf de Dhamma in detail, zoals hij die gehoord heeft, zoals hij die uit het hoofd geleerd heeft. [242]
In de vierde situatie, vrienden, overdenkt en overweegt hij de Dhamma, zoals hij die gehoord heeft, zoals hij die uit het hoofd geleerd heeft, in zijn geest en concentreert hij zich erop.
In de vijfde situatie, vrienden, wordt een meditatie-object door hem goed in het oog gevat, richt hij goed zijn aandacht erop, begrijpt hij het goed en laat hij het goed tot zich doordringen, met inzicht.
In al deze situaties ervaart de monnik geleidelijk de letter en de geest van de Dhamma. Bij hem ontstaat er dan enthousiasme, en als hij enthousiast is, ontstaat er vreugde en als hij vol vreugde is, komt het lichaam tot rust en als zijn lichaam rustig is, ervaart hij geluk en als hij gelukkig is, raakt zijn geest geconcentreerd [243]
(26) De vijf voorstellingen die uitrijpen tot bevrijding. De voorstelling dat het (lichaam etc.) vergankelijk is, de voorstelling met betrekking tot het vergankelijke dat het onbevredigend is, de voorstelling met betrekking tot het onbevredigende dat het niet het (ware) zelf kan zijn438, de voorstelling van het opgeven (van het lichaam etc.), de voorstelling van passieloosheid (ten aanzien van het lichaam etc.).
Monniken, ik zeg niet dat bevrijdend inzicht ineens bereikt wordt. Integendeel, bevrijdend inzicht wordt bereikt door geleidelijke training, door een geleidelijke praktijk, door een geleidelijke [480] oefenweg.
En wat is dit voor een oefenweg? Hierbij gaat iemand als hij vol vertrouwen [in een leraar] is, naar hem toe; als hij naar hem toe gaat, bewijst hij hem eer; als hij hem eer bewijst, leent hij hem zijn oor; als hij hem zijn oor geleend heeft, hoort hij de Dhamma; als hij de Dhamma gehoord heeft, onthoudt hij die; van de leringen die hij onthouden heeft, onderzoekt hij de betekenis; als hij de betekenis onderzoekt, worden de leringen voor hem duidelijk;102 als de leringen duidelijk zijn, wordt er verlangen [bij hem] geboren; als er verlangen geboren is, vat hij moed; als hij moed gevat heeft, maakt hij een afweging; als hij een afweging gemaakt heeft, gaat hij zich inspannen; als hij zich inspant, realiseert hij lichamelijk de hoogste waarheid en ziet deze, terwijl hij haar volledig met inzicht doordringt.
‘Wanneer iemand het stadium van bevrijding dat het ‘schone’ genoemd wordt, blijvend bereikt heeft, dan ervaart hij juist schoonheid’.
Patika Sutta (GR 544)
II. Herdenken en bevrijden
Wij waren in Auschwitz
Wij waren mensen zoals andere mensen m de wereld. We hadden familie, vrienden, ons eigen huis, onze eigen tuin, en een hond in de tuin. Onze generatie was hier en nu grootgebracht en nam idealen voor wat ze waren, zoals alle andere dingen die we op onze weg vonden. En als ons hier en nu en onze idealen net zo afbrokkelden als de muren van onze stad, gingen we op zoek naar andere.
Hier de geschiedenis van een bepaalde minder geslaagde expeditie.
Een van ons ging de 'groene grens' over, ontvluchtte het land, bereikte Frankrijk, en toen hij terugkwam met op de bevuilde bladzijden van een vettig aantekenschrift een wachtwoord en de codes van een speciale opdracht, en met een Browning-camera in zijn zak gepropt, viel hij in de Karpaten in een hinderlaag.
De tweede werd gearresteerd samen met zijn kameraden toen hij wapens vervoerde naar een station in de buurt van Warschau.
Vijf van 'hen' wachtten de derde op in een flatje in de Pulawskastraat. Ze namen uit zijn aktetas stapels waardeloze papieren mee en een halfgelezen boek over de hoogtepunten van de Europese cultuur.
Auschwitz bracht hen bij elkaar. Auschwitz, het trefpunt van heel Europa, een strook aarde waar levende mensen werden vergast en de doden verbrand. We werden verenigd door een alledaagse, niets ontziende dood, niet een dood voor de natie of voor de eer, maar een dood voor onttakeld vlees, zweren, tyfus, gezwollen benen. Jarenlang waren we nauw met elkaar verbonden door te liegen tegen de dood, hem te bedriegen en te ontlopen, alsof we in dezelfde loopgraaf gevechten hadden geleverd, hoewel het geen heldhaftige jaren waren.
We zagen miljoenen mensen apathisch en zonder verzet naar de gaskamers gaan. We waadden door bergen rijkdommen die zij uit Europa hadden meegebracht. We vernielden stapels kleren, visten handenvol goud uit de bagage; trapten op geld uit alle landen ter wereld. We trapten op mensen die van honger op de grond gevallen waren, en er werd over onszelf heengelopen wanneer we uitgeput op de grond vielen, in de stinkend gore modder.
We zagen hoe mensen gedood werden voor het stelen van rauwe aardappelen, en we zagen hoe wagons gevuld werden met gestolen etenswaren voor de gezinnen van ss'ers. We zagen vrouwen die zichzelf gaven voor een stuk brood, en we zagen mensen die liefjes kochten voor geld dat aan mensen toebehoorde die vergast waren.
We zagen het en we menen dat we het recht hebben er zonder omwegen, openlijk, over te praten zoals we ons dat herinneren. Aan opgesloten worden in een kamp, ellende, martelingen en de dood in de gaskamers is niets heldhaftigs, daar is zelfs niets positiefs in. Het was een nederlaag dat ideologische principes bijna onmiddellijk overboord werden gegooid. Het was nog alleen maar een oerstrijd, gevoerd door de eenzame, diepgezonken gevangene voor zijn bestaan tegen de al even diepgezonken ss en tegen de verschrikkelijke macht van het kamp. We zeggen dit met zoveel nadruk omdat er aan beide kanten heel wat mythen en legenden over dit onderwerp de kop zullen opsteken. We vochten in het kamp niet voor het idee van de natie of de innerlijke verbetering van de mens. We vochten voor een kom soep, voor een slaapplaats, vrouwen, goud en horloges uit de transporten. De wreedheid van de ss ging hun opdracht ver te buiten. Hun moordlust, het genot in het doden om te doden, onverholen sadisme zegevierden over alle menselijke scrupules die ze ooit gehad hadden en werden door niets meer geremd. Wij overleefden hoewel we geen haar beter of slechter waren dan degenen die stierven. Maar we willen niet dat de doden vergeten worden.
We waren slecht, hardvochtig en wreed; we hebben vaak onze menselijkheid verloochend omdat we wilden overleven. Maar de doden en de levenden, de goeden en de kwaden, waren met elkaar verbonden door een grenzeloze minachting en haat jegens de Duitsers, en een mystiek geloof in een betere, rechtvaardigere wereld. Wij die het hebben mogen overleven kijken naar die betere, rechtvaardiger wereld met enorme bitterheid. Ons huis is afgebrand, onze vrienden zijn vermoord, ons land vernield. Maar dat is niet wat ons kwetst. Wat ons kwetst is dat in de wereld waarvan we dachten dat hij onze verlossing zou zijn, dezelfde wetten het leven beheersen als die wij zozeer zijn gaan haten in het kamp - roof, diefstal, zwendel.
We kunnen ons de luxe van het vergeten niet permitteren. We kunnen het ook niet opbrengen te haarkloven en zorgvuldig uit te zoeken wat goede en foute Duitsers waren, want dat onderscheid bestaat voor ons niet. In onze gestreepte gevangeniskleren namen we de maat van de Duitsers in de lengte en overdwars, en we kennen de ziel van dat land beter dan toeristen gewapend met verrekijkers en kodaks. De herinnering aan het kamp zullen we ons leven lang met ons meedra-gen, al zijn we mensen net als alle andere mensen op aarde.
Maar onze arm is getatoeëerd met een nummer ten teken dat we slaven waren.
Eerbetoon aan Emmanuel Levinas
Opvoeding voor de jood valt samen met onderricht en dat iemand die niet weet, niet echt vroom kan zijn.. de verstandelijkheid is iets innerlijks, vandaar de oefening van het verstand..
Op hetzelfde moment dat ik mij van mijn menszijn bewust wordt, word ik mij bewust van mijn natuurlijke onrechtvaardigheid, van de schade die ik door mijn Ego-structuur de anderen toebreng.
Niemand zelfs God niet kan de plaats innemen van het slachtoffer.
Misschien bestaat de fundamentele intuïtie van de moraliteit wel in de ontdekking dat ik niet de gelijke van de ander ben, en wel in zeer strikte zin: ik weet mij verplicht jegens de ander en daarom eis ik oneindig veel meer van mijzelf dan van anderen.
Een ‘buiten’ hebben, luisteren naar hetgeen van buiten komt – o bewonderenswaardige uitwendigheid!
Het mysterie is excuus voor heel wat misdaden.
Geweld roept geweld op. Maar deze kettingreactie moet doorbroken worden Zo wil het de rechtvaardigheid.
Wat wij nodig hebben is een rechtvaardigheid zonder beul.
De moderne wereld heeft de grootheid van het geduld vergeten.
De ware revolutie ontstaat uit groot medelijden. De hand die het wapen opneemt, moet onder het geweld van dit gebaar lijden. De verdoving van deze pijn voert de revolutionair naar de grenzen van het fascisme.
Het begrijpen van de ander is niet te scheiden van het feit dat men hem aanspreekt. Het wezen van het spreken is het gebed.
Met een andere mens van aangezicht tot aangezicht in betrekking staan – betekent dat ik hem niet kan doden.
Het hoogste werk van de vrijheid bestaat in het veilig stellen van de vrijheid.
Het gelaat: een totale weerstand zonder kracht.
De tegenwoordigheid voor mij van een wezen dat met zichzelf identiek is, noemen wij de tegenwoordigheid van het gelaat.
De transcendentie is dat wat mij aankijkt, Het gelaat verbreekt het systeem.
De idee van het oneindige is een gedachte die meer denkt dan zij denkt. Een denken dat neer denkt dan zij denkt, is Verlangen. Het Verlangen ‘meet’ de oneindigheid van het oneindige. Het is een onverzadigbaar Verlangen, niet omdat het aan een oneindige honger beantwoordt, maar omdat het niet op voedsel is gericht. Een Verlangen zonder bevrediging., dat juist hierdoor de andersheid van de Ander gewaar wordt. Het situeert deze andersheid in de dimensie van hoogte en ideaal die het in het zijnde blootlegt.
Het ware Verlangen is dat wat niet vervuld maar uitgediept wordt door het (of de) Verlangde. Het is goedheid.
Het Ik dat tegenover de Ander staat, is oneindig verantwoordelijk. Dat is nu juist het Verlangen: in vlam staan door een vuur dat verschilt van de behoefte die dooft door verzadiging; verder denken dan men denkt.
Het gelaat is zuivere ervaring, ervaring zonder begrip.
Het bewustzijn wordt door het gelaat in discussie gesteld.
Etty Hillesum:
'En als God mij niet verder helpt, dan zal ik God wel helpen. Niet een vertrouwen dat het mij in het uiterlijk leven wel goed zal gaan, maar een vertrouwen dat ik, ook wanneer het mij slecht gaat, dit leven nog aanvaard en goedvind. En dit is het enige wat wij in onze tijd nog kunnen redden, en ook het enige waar het op aankomt: een stukje van Jou-in-onszelf, God en misschien kunnen wij er ook aan meewerken Jou op te graven in de geteisterde harten van anderen. Ja, mijn God, aan de omstandigheden schijn Jij niet te veel te kunnen doen. Ze horen nu eenmaal bij het leven. Ik roep Je er niet ter verantwoording voor. Jij mag er later ons ter verantwoording voor roepen. En haast bij iedere hartslag wordt het mij duidelijker, dat Jij ons niet kunt helpen, maar dat wij Jou moeten helpen.'
Paul Celan
Een keer,
Heb ik hem gehoord,
Hij waste de wereld,
ongezien, nachtlang,
werkelijk.
Een en Oneindig,
ontwricht,
ikten.
Licht was. Redding.
Bevrijding is onbegrijpelijk. Uit de Vimalakirti Sutra.
Eerwaarde Sariputra, de Dharma is kalm en vreedzaam. Wie betrokken zijn op productie en destructie zijn niet geïnteresseerd in de Dharma, zijn niet geïnteresseerd in afzondering, maar zijn geïnteresseerd in productie en destructie.
Bovendien, eerwaarde Sariputra, de Dharma is zonder smet en vrij van bezoedeling. Hij die gehecht is aan iets, zelfs aan bevrijding, is niet geïnteresseerd in de Dharma maar is geïnteresseerd in de bezoedeling van verlangen. De Dharma is geen object, Hij die objecten najaagt is niet geïnteresseerd in de Dharma, maar is geïnteresseerd in objecten. De Dharma is zonder acceptatie en verwerping. Hij die vasthoudt aan dingen of dingen loslaat is niet geïnteresseerd in de Dharma maar is geïnteresseerd in vasthouden en loslaten. De Dharma is geen veilig toevluchtsoord. Hij die zich verheugd op een veilig toevluchtsoord is niet geïnteresseerd in de Dharma, maar is geïnteresseerd in een veilig toevluchtsoord. De Dharma is zonder teken. Hij wiens bewustzijn tekens najaagt is niet geïnteresseerd in de Dharma, maar is geïnteresseerd in tekens. De Dharma is geen vereniging. Hij die probeert zich te verenigen met de Dharma is niet geïnteresseerd in de Dharma maar is geïnteresseerd in vereniging. De Dharma is geen bezienswaardigheid, geen klank, geen categorie of een idee. Hij die betrokken is op bezienswaardigheden, klanken, categorieën of ideeën is niet geïnteresseerd in de Dharma, maar is geïnteresseerd in bezienswaardigheden, klanken, categorieën of ideeën. Eerwaarde Sariputra, de Dharma is vrij van samengestelde dingen en niet samengestelde dingen. Hij die zich bezighoudt met samengestelde en niet-samengestelde dingen is niet geïnteresseerd in de Dharma maar is geïnteresseerd in samengesteld en niet-samengestelde dingen.
Daarom, Sariputra, als je geïnteresseerd bent in de Dharma, ben je niet geïnteresseerd in wat dan ook.
Manjusri zei tot Vimalakirti: “Mijnheer, hoe volgt een bodhisattva de weg om de kwaliteiten van de Boeddha te verkrijgen?”
Vimalakirti antwoordde: “ Manjusri, wanneer een bodhisattva de verkeerde weg volgt, volgt hij de weg om de kwaliteiten van de Boeddha te verkrijgen.
Manjusri: “Hoe volgt de bodhisattva de verkeerde weg?”
Vimalakirti: Zelfs als hij de vijf dodelijke zonden begaan zou hebben, voelt hij geen kwaadheid, geweld of haat. Zelfs als hij naar de hellen gaat, blijft hij vrij van alle bezoedelingen van de hartstochten. Zelfs als hij verkeert in de toestand van de dieren, blijft hij vrij van duisternis en onwetendheid. Wanneer hij gaat naar de toestand van de asuras, blijft hij vrij van trots, bedrog en arrogantie. Wanneer hij gaat naar het gebied van de heer van de dood, verzamelt hij voorraden van wijsheid en verdienste. Wanneer hij gaat naar het gebied van bewegingsloosheid en het onstoffelijke, hij verdwijnt er niet in.
Hij volgt wellicht de wegen van verlangens, maar hij blijft vrij van gehechtheid aan de genoegens van de verlangens. Hij volgt wellicht de wegen van haat, maar hij voelt geen woede jegens enig levend wezen. Hij volgt wellicht de weg van de dwaas, toch is hij zich altijd bewust van de wijsheid van krachtig begrip.
Hij volgt misschien de wegen van gierigheid, toch geeft hij al het innerlijke en uiterlijke weg zonder acht te slaan op zelfs zijn eigen leven. Hij volgt misschien de wegen van immoraliteit, toch, ziende de verschrikking van de minste zonde, doet hij zijn ascetische oefeningen en gestrengheden. Misschien volgt hij de wegen van de goddeloosheid en de woede, toch blijft hij volkomen vrij van kwaadaardigheid en leeft hij door de liefde. Misschien volgt hij de wegen van de luiheid, toch zijn zijn inspanningen ononderbroken als hij streeft naar de cultivering van de wortels van deugdzaamheid. Misschien volgt hij de wegen van zinnelijke verstrooiing, toch op natuurlijke wijze geconcentreerd, is zijn contemplatie niet verzwakt. Misschien volgt hij de wegen van valse wijsheid, toch, de transcendentie van wijsheid bereikt hebbend, is hij een expert in alle wereldlijke en transcendente wetenschappen.
Hij volgt wellicht de wegen van dispuut en haarkloverij, toch is hij zich altijd bewust van de uiteindelijke betekenis en heeft hij een volmaakt gebruik van bevrijdende technieken. Hij volgt wellicht de wegen van trots, toch dient hij als een brug en een ladder voor alle mensen. Hij volgt de wegen van de hartstochten, toch is hij volkomen onthecht en natuurlijk zuiver. ....Wellicht volgt hij de wegen van de eenzame wijzen, toch is hij geïnspireerd door grote compassie om alle levende wezens tot groei te brengen.
Misschien volgt hij de wegen van de arme, toch houdt hij in zijn hand een juweel van onuitputtelijke rijkdom. Hij volgt de wegen van de kreupelen, toch is hij mooi en versierd met voortreffelijke tekenen en karaktertrekken. ...Wellicht volgt hij de wegen van de zwakken, de lelijken en de stumpers, toch is hij mooi om te zien, en zijn lichaam is als dat van Narayana.
Misschien toont hij aan levende wezens de wegen van de zieke en de ongelukkige, toch heeft hij de vrees voor de dood overwonnen.
Hij volgt de wegen van de rijke, toch is hij zonder bezit en reflecteert hij voortdurend over vergankelijkheid. Hij toont zich betrokken in het dansen met haremvrouwen, toch blijft hij in eenzaamheid, daar hij de poel van verlangens voorbij is.
Hij volgt wellicht de wegen der ketterij zonder ooit ketters te worden. Hij volgt wellicht de wegen van heel de wereld, toch is hij zonder aversie van alle bestaan....
Manjusri, zo volgt de bodhisattva de foute wegen daarbij volgend de wegen om de kwaliteiten van de Boeddha te verkrijgen.
***
Uit: Hein Thijssen, Leeg en bevrijd
Hoe moest ik een natuurlijke 'religie' binnen mijzelf tot stand brengen? Ik had namelijk al van alles en nog wat geprobeerd, echter zonder resultaat.
Op een dag kwam er ineens een gedachte uit de Tao Teh Ching mijn hoofd in. De volgende vraag kwam namelijk bij me op: Zou de enige manier om dit proces te voltooien niet kunnen zijn: gewoon niets te doen? Alles zijn eigen natuurlijke gang te laten gaan, en kijken wat er van terecht zou komen? Want ik had namelijk van de Tao Teh Ching geleerd dat ieder ding zijn eigen 'tao', zijn eigen ingebouwde weg en wetmatigheid heeft om tot zijn natuurlijk einde te komen, zoals die in het wezen van dat ding geschreven staat. En ieder ding kan dat feilloos volbrengen, als het niet verhinderd wordt. Ik had dat altijd niet alleen een merkwaardige, maar ook een weldadige observatie van Lao Tze gevonden, logisch en redelijk.
Ineens kwam het bij mij op dat het de moeite waard zou zijn om dit in praktijk te brengen. Lao Tze had namelijk geobserveerd en vastgesteld dat ook het onnatuurlijke zijn eigen tao, zijn eigen natuur, zijn eigen weg heeft om tot zijn eigen 'natuurlijk' einde te komen. Welnu, de weg, de tao van het onnatuurlijke is dat het vanzelf tot zijn eigen 'natuurlijk' einde komt, mits het niet verhinderd en geblokkeerd wordt. Met andere woorden: je verhindert het tot z'n natuurlijke voltooiing te komen door er tegen te vechten, of het steeds maar te verdoven, of het steeds maar weg te duwen. Zou de tijd eindelijk daar zijn om daar eens echt notitie van te nemen? Aangezien ik alles al geprobeerd had, ik niets meer kon doen, niets meer onder controle had, en ook niet veel puf en motivatie meer had voor welke actie dan ook, en vooral ook omdat ik niets meer te verliezen had, besloot ik alles los te laten en te laten begaan. De enige activiteit die voor mij zou overblijven was kijken, onder ogen te zien wat zich binnen in mij afspeelde en er niet voor weg te lopen. Kijken, niet de ogen sluiten, gewoon getuige-zijn, en dat zonder te oordelen, zonder te veroordelen, zonder tussenbeide te komen. Gewoon getuige-zijn, en vooral niet weglopen. Als ik het onnatuurlijke niet kon weghalen door er actief tegen te vechten, of er mij van af te sluiten, zou de oplossing dan niet kunnen zijn: ophouden met proberen, ophouden met vechten, ophouden met me af te sluiten en zo het onnatuurlijke zijn eigen 'tao' te laten volgen?
Het heeft een tijdlang geduurd voordat ik uiteindelijk besloot dit in blinde overgave te proberen en dus alleen maar getuige te zijn. Zou dit het ware geloof zijn, waar alles om draaide in plaats van al die ascese en 'oefeningen* van een zogenaamd geestelijk leven dat bij mij na jarenlange pogingen op niets was uitgelopen?
Geen controle, niets sturen, niets doen, alleen kijken.
Later, nadat ik met dit getuige-zijn begonnen was, zou ik ontdekken dat dit werkelijk de echte sprong van geloof is geweest. Niet een sprong, maar een voortdurend springen, een manier van leven. Maar dat kwam pas toen ik begon te ontdekken dat er met dit 'getuige-zijn' lets heel vreemds begon te gebeuren, namelijk dat dit getuige-zijn, vooral wanneer ik geestelijk en emotioneel volledig op de grond lag, begon uit te monden in een catastrofaal voelen van wat ik zou willen noemen, een soort basispijn, een oerpijn. Ik kon er geen ander woord voor vinden. In die perioden zonk ik de diepte in, naar de wortel van al die spanningen en roerselen en reacties die in me plaatsvonden. Vaak, als ik me echt rot voelde, mondde dat getuige-zijn uit in een toestand waarin ik helemaal overspoeld werd door een soort doodsangst, denk ik. Het ging niet meer om wat er gebeurde in het milieu, maar op wat het voor mij betekende.
De vraag is: wat bleef er dan liggen? Waar ging het dan om? De echte oorzaak aan de basis, de echte oorzaak van die woede, van mijn depressie, de echte oorzaak waarom ik me bijvoorbeeld in de kou voelde staan, de echte oorzaak — die ik ook nooit ten voile of helemaal niet had durven voelen -- was: volledige troosteloosheid, totale eenzaamheid, verworpen zijn, helemaal alleen zijn, het gevoel dat 'nooit iemand van me zal houden zoals ik ben'. 'Men mag mij alleen maar voor wat ik voor hen kan betekenen, niet voor wat ik ben.' 'Als het eropaan komt zal ik altijd helemaal alleen staan. Ik zal altijd moeten presteren wil ik wat voor anderen betekenen en zullen ze me waarderen en dat is de enige manier om niet alleen te komen staan. Dan alleen kan ik overleven, want dan zal men van mij houden.' Dat was de echte pijn die ooit door allerlei kleine of grotere gebeurtenissen in mijn leven een aanslag op mij had gedaan, maar die zo'n doodsangst in mij scheen opgewekt te hebben dat ik ze toen niet kon en mocht voelen en daardoor ook niet had kunnen integreren.
Het begon dus steeds met gewoon neutraal getuige-zijn, maar als ik dan bij het echte basisgevoel kon komen, dan was het geen kwestie meer van kijken en getuige-zijn. Dan moest er echt gevoeld worden; daar moest ik me helemaal aan overgeven. Als ik dat niet deed dan zat ik nog steeds in hetzelfde schuitje waarin ik altijd gezeten had. Het echte probleem was altijd geweest dat ik tegen dat voelen steeds gevochten had zonder dat ik echter in de gaten had waar het om ging. Dat voelen had ik altijd moeten afhouden, want dat was te erg. Als ik me daaraan zou overgeven, zou ik verloren zijn. Maar dat was juist niet zo. Het was juist het vechten ertegen, het ontvluchten ervan, dat de spanningen, de onrust, het rennen en weet ik veel teweegbrachten. Het echte voelen zelf was telkens een bevrijding. Als het getij goed stond, de verdedigingen zwak en ik mezelf niet toestond te vluchten, dan mondde dat neutrale getuige-zijn als een buitenstaander altijd uit in dit voelen. Aldus deed het genezingsproces van de natuur geleidelijk zijn eigen werk zonder dat het verhinderd werd. Op een bepaald moment, na zo'n gebeurtenis, was ik na jarenlang gerookt te hebben in twee dagen gestopt. Zonder het te hebben gepland. Het gebeurde gewoon en ik had geen afkickverschijnselen. Na een week had ik geen zin meer in een sigaret.
Het was dus geen kwestie van getuige-zijn als een buitenstaander, maar voelen als een insider.
Mijn bewustzijn is gegroeid, maar mijn zelfbewustzijn is hoe langer hoe minder geworden.
***
Zhaozhou’s mens die de Grote Dood gestorven is.
Introductie
Wanneer goed en fout zijn vermengd, zelfs de wijzen kunnen het niet weten; meegaan of er tegen in gaan, horizontaal of verticaal, zelfs de Boeddha’s kunnen het niet weten. Wie onthecht is van de wereld, wie conventies overstijgt, die openbaart de bekwaamheden van een groot mens die boven het gepeupel uitsteekt. Hij loopt op dun ijs, rent op de snede van een zwaard. Hij is als de hoorn van de eenhoorn, als de lotus bloem in het vuur. Wanneer hij iemand ziet zonder gelijke, weet hij dat zij op hetzelfde pad zijn. Wie is deskundig? Bij wijze van test citeer ik dit oude voorval: kijk!
Het voorval.
Zhaozhou vroeg Touzi: Hoe is het wanneer een mens die de grote dood gestorven is, terugkeert naar het leven?’
Touzi zei: “Hij moet niet ’s nachts gaan; hij moet daar gaan in het volle licht van de dag.’
Setcho’s gedicht
Open oog, was het meer alsof hij doof was;
Wat voor nut heeft het een meester te testen met een taboe?
Zelfs de Boeddha heeft nooit beweerd dat hij zover gekomen is.
Wie weet wanneer as te strooien in een ander zijn ogen?
***
Quatuor pour la fin du temps. Olivier Messiaen schreef deze muziek in het concentratiekamp van Görlitz. Het stuk ging in première in 1941, in de vrieskou, met een oude viool, een aftandse klarinet, een ongestemde piano en een cello. Het publiek, 5000 medegevangen, was muisstil.
***
O diepe schat, hoe zal men u uitgraven?
O hoge adel, wie kan u bereiken?
O overvloeiende bron, wie kan u uitputten?
O lichte glans, o alles doordringende kracht,
louter verborgenheid, verborgen zekerheid,
zekere toeverlaat, enige stilte in alle dingen,
menigvuldig goed in enige stilte,
gij stil geschreeuw, u kan niemand vinden,
die u niet weet te laten.
(Anonieme brief uit de vijftiende eeuw)