HARA, het dragende midden van de mens
HARA, het gebruik van de kracht in de onderbuik is in het westen vooral geïntroduceerd door Karlfried Dürkheim. Sommige zenmeesters leren het niet, hoewel ze het wel degelijke kennen. In Japan is HARA een publiek geheim. Er wordt vaak mysterieus over gezwegen. Westerlingen zouden het toch niet begrijpen. Maar er zijn Japanse ondernemingen, die er voor zorgen dat er in de staf een of twee mensen zijn, die HARA kennen. Want behalve voor de persoonlijke ontwikkeling werkt HARA als een vorm van communicatie en bevordert het groepscohesie.
Voor de beoefening van zazen acht ik HARA onontbeerlijk. Het is een fysieke steun om krachtig, helder en stil te zitten.
De hierna volgende citaten zijn genomen uit Karlfried Dürckheim, Het dragende midden van de mens, Kluwer, z.j. De cijfers verwijzen naar de bladzijden.
Voor Haragei, de kunst van het gebruik van Hara, zie Michihiro Matsumoto, The unspoken way, silence in Japanese business and society, Kodansha international,Tokyo.
Ik heb veel beelden van zittende Boeddha's in meditatiehouding gezien. De gezichten zijn zachtmoedig, ontspannen en vol mededogen. De schouders zijn ook volkomen ontspannen. De hara steekt iets uit naar voren, en geeft de indruk dat het gewaarzijn volledig op dat gebied is gericht. De benen zijn stevig gegrond in de lotus-houding. Ik kreeg de indruk dat de Boeddha's zoals ik ze heb gezien via de hara allemaal een zijn met het universum. Tegelijkertijd manifesteren zij de wijsheid en het mededogen dat ze hebben bereikt. Ze waren stevig gegrond en toch vrij. (67)
Tanden is de schrijn van het Goddelijke. Wanneer zijn burcht heerlijk gebouwd is en het Goddelijke in ons groeit, dan is een waar mens voltooid. Wanneer men de mensen in rangen indeelt, dan is de laagste hij, die de hoogste waarde hecht aan zijn hoofd.Bij degenen, die er alleen op uit zijn, zoveel mogelijk kennis te vergaren, wordt het hoofd groter en groter en zo worden zij makkelijk topzwaar, als een omgekeerde pyramide! In het nadoen van anderen zijn zij groot; maar noch originaliteit, noch nieuwe vondsten, noch een groot werk is hun zaak. - De daar op volgenden zijn die van de middensoort. Bij hen is de borsthet belangrijkste deel. Mensen met zelfbeheersing, matigheid en ascetische tendensen horen tot dit type. Het zijn mensen, met opvallende moed, maar zonder werkelijke kracht. Veel van de zogenaamde grote mannen zijn van deze klasse. Maar dat is niet voldoende. Zij, die echter de onderbuikbeschouwen als het belangrijkste deel en zo de burcht hebben gebouwd, waarin de Godheid kan groeien, zijn van de bovenste rang. Deze mensen hebben zowel hun geest als hun lichaam op de juiste wijze ontwikkeld. Kracht stroomt van hen uit en brengt een zielsgesteldheid van grote gelatenheid tot ontplooiing. Zij doen wat zij verkiezen, zonder de wet te schenden.
De eerste denkt, dat wetenschap de natuur kan beheersen.De tweede heeft schijnbaar moed en zelftucht en weet dapper te vechten.De derde is hij, die de ware werkelijkheid beseft. (H.179)
Zit volkomen stil, adem zacht, langzaam lang uitademend, de kracht in de onderbuik. (181)
Niet proberen vrij te komen van alle gedachten Alleen maar waakzaam zijn en de kracht in de onderbuik houden (184)
Uw houding is krom, omdat uw geest krom is (185)
De voeten zijn het brandhout en de buik is de kachel (185)
Ge moet bij het zitten nooit aan een concentratie van de geest denkenen evenmin proberendie klare zuiverheid van de geest ver verkrijgen. (186)
De zin van alle dingen is binnen-in, in de ‘geest’; maar niet iets, wat daarbuiten bestaat. (188)
Geduld, zelftucht en volharding – wie deze woorden nietgebruikt maar overal op deze wereld in de hemel en op aarde de lente voelt – wie deze geestelijke gesteldheid bereikt heeft -, die heeft in waarheid begrepen(190)
Wanneer er geen kracht is in de Tanden, komen er gebreken aan de dag als jaloezie, naijver, drift, begerigheid en wantrouwen. (190)
Trost. Luiheid, humeurigheid en wantrouwen – dat alles kont voort uit gebrek aan kracht in de buik. (190)
Op een dag kreeg de Meester eindelijk medelijden, en nadat hij er verschillende dagen over nagedacht had, kwam hij eindelijk met het geheim van het innerlijk schouwen te voorschijn, en hij zei: 'Het geheim luidt: voor genezing zijn er acupunctuur, mokusa en medicijn. Maar met deze drie kunnen zware ziekten toch niet makkelijk genezen worden. En dan komt dit geheim naar voren. Wie het proberen wil, moet eerst met alle denken en alle koans ophouden. Dus: eerst eens volkomen uitslapen. Maar voordat men inslaapt, voor men de ogen sluit: beide benen heel langzaam en gelijkmatig uitstrekken en de geesteskracht van het hele lichaam onder de navel (in de Kikai-Tanden) en in de lendenen en benen en het midden van de voeten verzamelen en "vol" laten worden! En zich daarbij aan deze wonderbare visie overgeven:
Mijn Kikai-Tanden, mijn lendenen en benen en het midden van mijn voeten - ze zijn het eigenlijk gezicht van mijn ik. Heeft dit gezicht een neusgat? Mijn Kikai-Tanden, mijn lendenen, mijn benen en het midden van mijn voeten, ze zijn het reine land van mijn zin (mijn ziel), het land waar ik thuishoor - en wat voor berichten komen uit dit land waar ik thuishoor.
Mijn Kikai-Tanden, mijn lendenen, mijn benen en het midden van mijn voeten, ze zijn het reine land van mijn zin (mijn ziel), en wat is de pracht en de heerlijkheid van dit reine land?
Mijn Kikai-Tanden, mijn lendenen, mijn benen en het midden van mijn voeten, ze zijn mijn eigen Amida-Boeddha, die ik mij voorstel voor mijzelf. En wat voor leer predikt deze Boeddha?
Herhaal deze vragen en stel u dat steeds weer voor ogen en stel steeds weer deze vragen aan uzelf. En dan - wanneer het resultaat van deze schouw vermeerdert, dan zullen zich, als onbewust, alle krachten van de geest volledig verzamelen in de Kikai-Tanden, in de lendenen, de benen en het midden van de voeten, totdat het gedeelte onder de navel, Hara, evenveel spanning vertoont als een leren bal, die men nog niet zacht heeft geslagen. Als u op deze manier schouwt, en dit vijf dagen, een week, tot 21 dagen herhaalt, dan worden droefheid, moeheid en ziekelijkheid volledig genezen en worden ze niet genezen, hak deze oude priester dan zijn kop af!' (267/286 2e)Karlfried
(uit; Karlfried Dürckheim, Der Weg, die Wahrheit, das Leben,Gespräche über das Sein mit Alphonse Goetmann, Ott Wilhelm Barth Verlag, 1981)
Het gaat om het serieus nemen van de dubbele oorsprong van de mens., het hemelse en het aardse. Het Westen heeft hen niet waargenomen, omdat het aannam dat de hemelse oorsprong het uitsluitende gebied van het geloof is en dat alleen de aardse werkelijkheid het object van wetenschappelijke kennis en technische beteugeling van het leven kon zijn. Het Westen heeft de spirituele ontwikkeling van de mens ontmoedigd. Maar de hemelse afkomst van de mens is zijn wezen. Hij neemt in de diepte van zijn Zijn deel aan het goddelijke zijn en kan zich deze door bijzondere ervaringen eigen maken. De mens is burger van twee werelden: de ruimte/tijdelijke/ geconditioneerde, die voor zijn verstand en zijn technische toegrijpen toegankelijk is, en de werkelijkheid van zijn wezen, die aan gene zijde van tijd en ruimte is en die slechts onze subjectieve, innerlijke bewustzijn ontsluit en niet het objectieve, fixerende verstand.
De bestemming van het mens is om diegene te worden die in zijn ruimtijdelijke geconditioneerde bestaan getuigen kan van zijn boven ruimtijdelijke Zijn. Om daartoe te geraken moeten wij vooral leren de ervaringen ernstig te nemen waardoor wij op bijzondere ogenblikken door het goddelijke Zijn beroerd en geroepen worden. Dat is de diepe zin van elke spirituele beoefening, zoals ik het begrijp: zich een inwendig worden van het Wezen door ervaringen te openen, die ervan getuigen en die ons veroorlooft het goddelijke zijn in het alledaagse te bespeuren en ervan te getuigen.
De tweevoudige oorsprong van de mens is ook voor ervaring toegankelijk. In het zijnsgevoel ervaart de mens de bron, de belofte en de opdracht van zijn leven. Hij vervut op de initiatische weg wiens aanvangspunt de zijnservaring is en wiens werktuig de geestelijke oefening, het exercitium. Het leven geleefd als initiatische weg is het leven van de tot zijn wezen ontwaakte mens. Het komt mij voor, dat het uur gekomen dat het Westen tot een ervaring van het Zijn een beoefening van de weg ontwaakt, die dus niet het privilege is van het Oosten. (p34/35)
Dürckheim tot Suzuki: ‘Kunt U mij in twee woorden zeggen wat Oosterse Wijsheid is?’
Suzuki: 'Het westerse weten schouwt naar buiten en de Oosterse Wijsheid schouwt naar binnen.'
D.: 'Dat vind ik geen geweldig antwoord.'
S. vervolgde echter: 'Wanneer men echter naar binnen schouwt, zoals men naar buiten schouwt, dan maakt men van het binnen een buiten
D. dacht later: men moet eigenlijk leren naar buiten te schouwen, zoals men naar binnen dient te schouwen en aldus het binnen in een buiten ontdekken. (31)
Mijn hele leer cirkelt om de bevestiging van het goddelijk Zijn. Het gaat daarbij niet om eren uiterlijke realiteit, maar om een innerlijke werkelijkheid die in de ervaring van de mens gegrondvest is. (57)
Men moet allereerst bepaalde zijnservaringen serieus nemen. Zij zijn van tweeërlei soort: de kleine zijnsgevoelens en de grote, alles omverwerpende en tegelijk bevrijdende ervaringen. Temidden van deze ons eigen werkelijkheid van deze wereld kunnen wij door een werkelijkheid getroffen worden die niets met deze wereld van doen heeft; het is een ander dimensie, die de gewone horizon van ons bewustzijn transcendeert. Wij zijn opeens van binnen gegrepen door iets, dat alles wat binnen of buityen is, de gehele stemming van onze huidige toestand, een bijzondere kwaliteit geeft, die men het numineuze noemt. Dat zijn bijzondere ogenblikken, waarin wij een ander leven in ons binnenste en in alles wat ons omgeeft kunnen vermoeden, het goddelijke zijn. Het gevoel dat ons op dat ogenblik vervult, kan fascinerend zijn, bevrijdend of schrikwekkend. Maar altijd bespeurt men daarin de volheid van het zijn die ons van binnen rijk maakt en met een bijzonder levensvertrouwen vervuld.
Om zich voor deze altijd mogelijke ervaringen open te stellen, moet men allereerst een bepaalde houding ontwikkelen die de gehele persoon bepaalt. (62)
Er zijn vier gebieden waarin ieder niet in zichzelf opgesloten mens, zo niet zijnservaringen dan toch zijnsgevoelens beleeft:de grote natuur, de kunst, de erotiek, cultische handelingen (63).
Hoe meer men de nacht van het lijden binnendringt, des te meer kan men daarbij de bron van de ervaring van ons grondlijden, de afgesnedenheid van het alles genezende wezen naderen...Er zijn drie grote noden van de mens: de angst voor de vernieting, de vertwijfeling aan de waanzin, de troosteloosheid van de eenzamen. Het zij drie wijzen van het onaanvaardbare. Wanneer echter de mens – en dat behoort tot de initiatische weg – eenmaal in de situatie is het onaanvaardbare te aanvaarden, dan kan hij op het ogenblik van grote zwakte een donutje onbekende kracht, op het ogenblik van vertwijfelde duisternis een onbekend licht en op ht ogenblik van onverdraagbare ongeborgenheid groet geborgenheid in een oneindige liefde ervaren. Dat is dan een echte ervaring van het bovenwereldlijke Zijn. (79)
Tot de echte zijnservaring behoort de belevenis van een belofte, de belofte van een nieuw leven, maar ook de geboorte van een nieuw geweten: de opdracht zo te worden dat men met dat wat men voor een ogenblik ervaren heeft, in een voortdurend contact te blijven. (80)
Er is geen moment in het leven waar de flits van het goddelijke zijn ons niet zou kunnen doorklieven (88)
De ervaring van de laatste tien jaar heeft geleerd dat de meditatiepraktijk van zen, zazen, voor de Europese mens bijzonder geschikt is en vruchtbaar. Men moet zeggen dat deze meditatie in de grond ook de westerse mens op het lichaam geschreven is. (104)
Het mediteren als exercitium leidt tot niets, wanneer de in hem geoefende houding niet tot wet van een houding in het alledaagse, d.i. een houding überhaupt, wordt. De gronddeugd is dan de waakzaamheid ook in het alledaagse en in alle doen, in instelling en houding in het gevoel met het wezen te blijven. In het begin doet men oefeningen, bij het vorderen wordt men meer en meer ee schouwplaats van een van zelf verdergaande oefening. Dan gaat het er niet meer om een oefening te kunnen, maar zonder onderbreking in uw geest daar te zijn. Er is een opgewekte definitie van het begrip ‘rijpen’: ‘De tijd die men nodig heeft vast te stellen dat men alweer in gebreke blijft, deze tijd wordt met de tijd kleiner.’ Het alledaagse als oefening betekent nooit ophoudende concentratie en verandering. De gronddeugd is waakzaamheid. Wanneer wij het zijn in ons tegenwoordig houden, zullen wij het in alle dingen ontmoeten, ‘Wie God op d tong heeft, die proeft in alle dingen God (Meister Eckhart) (123)
Men heeft andere ogen en andere oren nodig en boven een cultuur van boekenwijsheid uit een cultuur van innerlijke ervaring. Vereist is een bevrijding van de gewone levenswijze en tegelijk een opening voor een volledig nieuwe weg, die getrouw gevolg geeft aan een opdracht die de mens zich niet tevoren bewust was. Hij is in staat en is daarvoor geschapen getuige van een andere werkelijkheid te worden die hem in een zijnservaring opgekomen is. Men moet het wagen te zeggen: het gaat uiteindelijk om een voortschrijdende vergoddelijking van de mens en zijn wereld. De mens moet leren het goddelijk onzichtbare ook in het zichtbare waar te nemen en zelfs het donkere als het verhinderde licht te verstaan. Dn zal hij horen wat men niet horen kan, bespeuren wat men niet betasten kan – met al zijn zinnen neet hij het bovenzinnelijke waar en leert het tijdloze in het tijdelijke te leven. (124)
Een goede, d.i. in de diepte gegane meditatie brengt een drievoudige werking teweeg: men voelt zich sterk, zelfs wanneer men zwak is. Het is een kracht die zich van de natuurlijke kracht of zwakte onderscheidt. Men voelt zich in orde, zelfs wanneer alles om hem heen niet in orde is. En vooral is men vanuit de ervaring met de eenheid verbonden. Men zal dan de indruk hebben als bogen de bomen wanneer men erlangs gaat, als lacht hem de stenen toe, en de mensen die hij ontmoet zijn hem zeer nabij. De vriendelijkheid en godheid die van hem uitgaat heeft een ander karakter als de vriendelijke gebaren anders hebben. De kwaliteit van de liefde, die uitdrukking is van het zijn, getuigd niet meer slechts van gewone menselijkheid. (157)
Het komt voor dat aan de deur een gewone arbeider wacht, die alle intellectuele vooronderstellingen ontbreken en mij zegt: ‘Ik geloop weinig begrepen te hebben van wat U gezegd hebt, maar ik geloof alles gevoelt te hebben wat U bedoelt.’ De antennen voor de spirituele waarheid zijn andere dan die voor rationeel inzicht. De deelname aan geestelijke oefeningen vermeerdert de niet kennis voor de in de wereld vereiste prestaties. Toch kan geestelijke discipline ook het prestatievermogen in de wereld verhogen, omdat het kleine ik, dat op den duur elke prestatie bederft, afgenomen is. (161)
De valse meesters ontberen de initiatische ervaring, d.i. een doorbraak tot hun bovenwereldlijk leven, vooral echter de slechts in tien jaren lange discipel bereikbare verandering, die hem het recht geeft en de bekwaamheid andere te leiden.... Wat is de meester? Het i de meester die wij in de wereld ontmoeten kunnen; de meester in ons zelf en de meester die beide bezielt, de eeuwige meester... Meester, leerling en de weg zijn alle drie onscheidbaar. De weg waartoe de leerling zich verplicht en die de meester leidt. (167)
Wanneer iemand zich een leerling kan noemen, dan is hij daar waar de meester ook is: op de weg. Het onderscheid: de meester is de leerling een eindje op de weg vooruit. Iets anders als de weg is er niet, de weg zelf, die niet meer verlaten wordt is het doel De leerling heeft de harde discipline van deze weg op zich genomen en is zijn beslissing onverbrekelijk trouw. De weg is de mens met zijn wezen aangeboren zodat wanneer hem de weg in het bewustzijn komt, niet de mens de weg gekozen heeft, maar de weg hem. (171)
De opgaven waarvoor de meester staat: 1. dat de leerling van zijn wezen ‘inne werde’; 2. Dat hij dat wat dit innerlijk worden in de weg staat, wegruimt; 3. Dat hij de leerling een bepaalde oefenpraktijk oplegt; 4. dat hij met een dergelijke discipline die doorbraak voorbereid, die als het ‘sterf en word’ eerst de eigenlijke verandering tot transparantie voor de immanente transcendentie mogelijk maakt. (171)
De zenmeester gebruikt: overlevering van de leer van d Boeddha, aanwijzingen voor zazen (of theeceremonie ect.); de directe transmissie van hart tot hart; het persoonlijke voorbeeld, shocktherapie. (172).
Onder de grote meesters die wij op de weg van ons bestaan tegen kunnen komen, is de Liefde misschien de grootste. Zij is de sterkste tegenstander van ons hoogmoedige wereld-ik is eenvoudigweg loslaten en overgave, het vruchtbaarste veld voor de ervaring van het zijn. In de liefde wordt het numineuze in een diepte ervaren die de geheelheid van de persoon raakt. Liefde is vooral de eenheid voelen. Het leven is vol van kleine ogenblikken waarin wij een worden met dit en dat: met dingen, planten, dier en mens, soms ook met God. Er zijn zovele gelegenheden waarin wij ons een geraakt worden door het zijn bewust kunnen worden. Ook wanneer iets dat ons lief is, niet hier is of wij van iemand met wie wij verbonden zijn gescheiden zijn; wanneer wij een onvervulde wens, te beminnen of bemind te worden hebben, of eenzaam zijn - in de grond, wanneer een verlangen ons kwelt en onze liefde daarmee verhindert uit te stralen, lijden wij onder een ontologische ellende, toch kunnen wij ook juist dan door het goddelijke aangeraakt worden. (185)
Velen zouden graag de tijd tot stilstand brengen. ‘altijd jong blijven’. Maar ‘Gods zijn is ons worden,’ zegt meister Eckhart. Het goddelijke zijn toont alleen als wij wordende blijven en onze menselijke roeping in een nooit eindigende verder worden vervullen. De ouderdom moet niet alleen het einde van het huidige leven betekenen, maar het begin van een nieuw, op grond van een voortschrijdende eenwording met het ons immanente goddelijke wezen. ‘Ja’ tegen de ouderdom zeggen betekent tot de volheid van het rijpen geraken, het tegendeel dus van een treurige en smartelijke berusting of een donker wachten op de dood. Het veronderstelt dat men geworteld is in een werkelijkheid die aan gene zijde ligt van de tegenstelling ‘jong en oud’, en dat men haar gezegende tegenwoordigheid juist door het vergaan en nieuw worden heen doorleeft.
De oude mens is het sterkst getroffen door het drievoudige lijden: angst, vertwijfeling, en eenzaamheid. Zijn levenskracht verlaat hem fysiek en geestelijk; zijn leven schijnt, waar hij niets meer presteren kan, geen zin meer te hebben en tenslotte is de mens op het einde van zijn leven eenzaam. Is hij werkelijk een geworden met de WEG, dan vermoedt hij, zelfs als hij deze drie noden op zich neemt, dat hem het morgenrood van een nieuw leven wacht, en dat het verdwijnen van zijn natuurlijke krachten in werkelijkheid de ontplooiing van zijn bovennatuurlijke krachten en de voltooiing van zijn bestaan mogelijk maakt. Waar hij zich tegen het ouder worden verzet en zijn teken probeert te verbergen, onthoudt hij zich het geschenk dat het einde van zijn leven alhier hem mocht brengen: de hem nog mogelijk ervaring van de definitieve eenwording met het bovenwereldlijke leven in het sterven.
De op de initiatische weg gerijpte. D.i. waarachtig transparant gewordene ervaart het sterven niet als smartelijk einde, maar als een gezegende begin van een nieuw leven. C.G. Jung, de grote psycholoog, mompelde op zijn sterfbed steeds weer dat ene woord`: ‘How wunderful, how wonderful’ (190/191)
HARAGEI: De kunst van het gebruik van HARA
Haragei:
1. de verbale of fysieke actie die men gebruikt om anderen te beïnvloeden door de kracht van rijke ervaring en stoutmoedigheid.
2. de wijze van omgaan met mensen of situaties door rituele formaliteiten en verzamelde ervaring
Dürckheim: het vermogen van ‘natuur’ zichzelf volledig tot uitdrukking te brengen ongehinderd door de vijf zintuigen en het intellect.
Aangezien de essentiële kwaliteit van Hara cirkelvormig is, zijn vriend en vijand niet wederkerig exclusief, maar complementair in een cirkelvormige wijze.
Haragei is wezenlijk ritueel. Het resultaat word privé gehouden.
Haragei heeft elementen van spel
Haragei is de kunst van het beïnvloeden van anderen krachtens zijn persoonlijkheid of zelfwerkzame handelingen eerder dan door de geldigheid van argumenten.
Hara is een punt in ons lichaam dat ons mentaal en fysiek evenwicht geeft. Hara is contact van de mens met natuur; is natuur binnen ons lichaam. Traditioneel wordt er geloofd dat de hara woning geeft aan moed, integriteit, zuiverheid, flexibiliteit en no-mind, een hart-tot- hart interactie.
Het Chinese karakter voor hara betekent wrs dappere gelijkmoedigheid.
Hara is een grote oceaan, de geboorteplaats van leven op aarde, de planeet van water. Hara is kundalini, de slang.
Japans gezegde: " In je twintigste jaren moet je je mind verbeteren, in je dertigste moet je je hara ontwikkelen".
Hara betekent een groot hart hebben, zorgzaam zijn, begrijpen en tolerantie voor verschillende gezichtspunten, verworven door ervaring. Gewoonlijk luisteren en zelden argumenteren.
De werkelijkheid van hara gaat voorbij de dichotomie van wij en zij, subject of object, sadisme of masochisme, en kan niet geanalyseerd of begrepen worden door mind-logica, maar kan ervaren worden door hara-logica.
Hara: hard voor insiders en zacht voor buitenstaanders.
Geen winst of verlies, maar hoe men (esthetisch) wint of verliest.
Haragei:
1. Ishin-denshin: van hart tot hart begrijpen, intuitief.
2. Ma: interval, een zwangere pauze.
3. Michi. de weg: het vraagt een spiritueel commitment op fulltime basis.
Hara is wu-wei.
Hara is fysiek en mentaal. Zazen: correct ademhalen door geconcentreerd te zijn op de buik, het centrum van hara. Binnen met natuur. Uit met het zelf.
Hara: een omwenteling
a, in denken: ik heb geleefd dankzij anderen en de natuur
b. uitgestrekte hara: iedereen willen ontmoeten, vriendelijk en onvriendelijk; meer open ook voor tot nu toe vreemde ideeën.
Haragei: de kunst van het wachten.
Haragei: een verfijnde kunst in menselijke interactie, het best tot stand gebracht met innerlijke rijpheid (shibumi). Shibumi communiceert door zichzelf.
Haragei is Zen in vermomming.
Gelijk, wederkerig ademhalen, diep en natuurlijk ademen.
De hara-logische Japanner accepteert hetzij "ja" hetzij "nee" zoals het komt, en verwerpt niets.
Als er een ding is dat de wereld zal behoeden voor een nucleaire holocaust, dan is het niet de mind welke de tegenpolen creëert van 'ja' en 'nee', maar hara dat zowel 'ja' als 'nee' accepteert, zowel schuldig als onschuldig en zowel binnen als buiten als wederkerig inclusief. Meer precies, het is niet het soort liefde dat je ontwikkelt in je mind of hart, want de mind-hart liefde kan gewonnen of verloren worden op menselijk initiatief; het is de absolute liefde (of hara-liefde) dat binnen in ieders hara groeit, geboren uit de natuur, want alleen hara-liefde, door zijn ecologisch instinct, weet hoe vriend en vijand, bezielde en nietbezielde wezens als een en hetzelfde in de buik te dragen.
Denken in hara; lichaam-weten.
Hara: een verbindende schakel tussen zijn voorbij tijd en ruimte en ons bestaan in ruimte en tijd.