Het Alledaagse Leven van de Patriarchen
“Bij de Boeddhas en patriarchen is thee drinken en rijst eten het alledaagse leven. Deze zaak van thee drinken en rijst eten is over een lange tijdsperiode (sinds de dagen van de Boeddha) overgeleverd, en is nu gemanifesteerd in het alledaagse leven van de Patriarchen. Daarom, thee drinken en rijst eten, wat de Patriarchen doen, is overgeleverd tot op heden als het alledaagse leven van de Patriarchen.”
Shobogenzo Kajo)
Dogen heeft geen filosofisch systeem bij elkaar geschreven, noch biedt hij een maatschappijvisie. Onvermoeid verwoordt hij telkens weer wat zijn ogen, geoefend door het alleen-maar-zitten, in hun onmiddellijke omgeving waarnemen. Zij zien uitsluitend “wonderen”. Maar deze wonderen betreffen het leven van alledag:
“De wonderen waar ik van spreek zijn de dagelijkse activiteiten van Boeddhas, die zij nimmer verwaarlozen te beoefenen. Wonderen worden beoefend drieduizend keer in de ochtend en 8oo keer in de avond. Wonderen zijn gelijktijdig met Boeddhas, maar zijn niet gekend door Boeddhas. Wonderen verdwijnen met Boeddhas, maar overweldigen Boeddhas niet. Wonderen gebeuren door beoefening en verlichting, wanneer Boeddhas zoeken en onderwijzen, waar zij maar zoeken. in de Himalayas of wanneer zij een boom of een steen worden.
Op een dag terwijl Guishan op bed lag, kwam Yangshan Huiji naar hem toe. Guishan keerde zijn gezicht naar de muur. Yangshan zei: “Ik ben je leerling. Doe asjeblieft niet zo formeel.” Terwijl Guisha begon overeind te komen, stond Yangshan op om weg te gaan. Guishan zei: “Huiji”. Yangshan keerde terug. Guishan zei:”Laat me je vertellen over mijn droom”. Yangshan leunde naar voren om te luisteren. Guishan zei eenvoudig weg: “Zou je mijn droom voor me willen interpreteren? Ik wil graag zien hoe je dat doet” Bij wijze van antwoord bracht Yangshan een bak met water en een handdoek. Guishan waste zijn gezicht en ging zitten. Toen kwam Xiangyan binnen. Guishan zei: “ Huiji en ik hebben intiem met elkaar gecommuniceerd. Dit is geen geringe zaak”. Xiangyan zei: “ Ik was hiernaast en hoorde jullie”. Guishan zei: “Waarom probeer je het niet nu?” Xiangyan maakte een kop thee en bracht het naar hem. Guishan prees hem en zei: “Jullie twee studenten overtreffen met jullie wonderbaarlijke handeling zelfs Shariputra en Maudgalyayana!”.... Zoals “Dit is geen geringe zaak”, het beoefenen van wonderen is de Boeddhaweg bestuderen. Het niet beoefenen van wonderen is het niet bestuderen van de Boeddhaweg. Elke handeling hier is buitengewoon. Zo wordt wonderbaarlijke activiteit overgeleverd van mens op mens/erfgenaam op erfgenaam. Hun interacties is een reeks van wonderen.” (Shobogenzo Jinzu)
De Shobogenzo staat vol beschrijvingen van ‘wonderen’. Zoals uit het bovenvermelde citaat/verhaal blijkt, zijn mirakelen voor hem geen bovennatuurlijke gebeurtenissen, tot stand gebracht door bovenmenselijke machten en krachten, maar de feiten en voorwerpen van alledag. Het gewone is buitengewoon en het buitengewone ligt in het gewone. Dagelijkse voorwerpen worden door Dogen in deze zin beschreven. Er zijn hoofdstukken met als titel: “de bedelkom”, “de rijstkoek”, “de monnikspij”, “de bloem”. Deze dingen zijn niet zozeer nuttige voorwerpen - dat zijn zij ook - maar zij bestaan allereerst op zichzelf. Zij zijn zoals zij zijn. Het referentiekader van de dingen is niet mijn behoefte, maar zij zijn hun eigen referentiekader en dat van het grote geheel. “Een vuist is het universum”. Dingen en handelingen worden voortdurend dor Dogen’s taal opgeblazen en in een non-dualistisch perspectief geplaatst. Ongetwijfeld heeft een dergelijke grenzeloze waarneming invloed op de manier waarop wij met de dingen omgaan. Wellicht ligt hier de reden van Dogen’s overdreven aandacht om zoveel mogelijk handelingen in een rituele vorm te gieten. De schoonheid en heiligheid van de wereld dient niet tot uiting gebracht te worden in verbale aanbidding, maar in de bijzondere wijze waarop handelingen verricht en voorwerpen behandeld worden. In een tekst waar hij voorschriften geeft omtrent het wassen en naar het toilet gaan, citeert hij zijn grote voorvader Joshu: “De Boeddha Leer is er niet om gepredikt te worden”. Boeddha’s leer is een kwestie doen. Handelen is een sacrale activiteit waarin het gehele universum tot uitdrukking gebracht en geëerd wordt. Zich wassen is het reinigen van de gehele wereld.
“Ofschoon het lichaam en het bewustzijn onbezoedeld zijn, is er de werkelijkheid van het reinigen van lichaam en bewustzijn. Niet alleen worden daardoor lichaam en bewustzijn gezuiverd, maar ook het land en de bomen. Het land is nooit bedekt geweest met stof en vuil en toch verlangen de Boeddha’s het te reinigen. ...een dergelijk principe is moeilijk te begrijpen. Ritueel gedrag is het hoogste principe; realisatie van de Weg is ritueel gedrag.”
(Shobogenzo Senjo)
Ritueel gedrag heeft niet de betekenis van een handeling die verricht wordt om iets te verkrijgen (gunstige weersomstandigheden, een goede huwelijkspartner, gezondheid ect.) alsof een hogere macht ‘gedwongen’ wordt het goede met de mens voor te hebben, noch om bovenwereldse krachten te verzoenen of gunstig te stemmen, de handeling gedaan volgens exacte regels en eindeloos herhaald heeft de functie een bewustzijn te wekken in overeenstemming met de grenzeloosheid die in elke handeling besloten ligt.
Zo zijn Dogen’s instructies voor de kok zeer leerzaam. Een ieder die zich afvraagt hoe zazen toepasbaar is in het dagelijkse leven, kan hier raad vinden. In zijn Shobogenzo Tenzo Kyokun (Regels voor de Hoofdkok) geeft hij aan waar de kok op dient te letten: aandacht schenken aan het voedsel, zorgvuldig bepalen of er voldoende voedsel wordt klaargemaakt; het schoonmaken van het keukengerei; de zorg voor het samenstellen van het menu. Bijvoorbeeld:
“Wanneer je rijst was en groente bereidt, moet je dat doen met je eigen handen, er naar kijken met je eigen ogen, telkens oprecht proberend. Onderbreek je werk niet, ook niet voor een enkel ogenblik. Wees niet zorgvuldig in het ene en zorgeloos over het andere. Verspil niet één druppel uit de oceaan van verdienste, maar plaats elk deeltje van de aarde op de top van de berg van goede daden. “
(Shobogenzo Tenzo Kyokun)
In de keuken hoort alles op zijn plaats te liggen. Leg daar direct schoongemaakt terug wat je niet meer nodig hebt,
“Gebruik eetstokjes, lepels en ander keukengerei met dezelfde zorg; onderzoek hen in alle oprechtheid en gebruik hen zorgvuldig.” (Shobogenzo Tenzo Kyokun)
Steeds geeft Dogen de aansporing te handelen vanuit het onderzoek naar die handeling die je aan het doen bent. De rijst moet zorgvuldig gewassen worden:
“Was je het zand uit de rijst of de rijst uit het zand?” (Shobogenzo Tenzo Kyokun)
Verspil geen korrel. Verspil geen rijst als je water afgiet:
“Kijk naar wat je doet met heldere ogen.” (Shobogenzo Tenzo Kyokun)
En hij citeert een oude meester:
“Wanneer je de rijst kookt, beschouw de kookpan als je eigen hoofd. Wanneer je rijst wast,weet dat het water je eigen leven is.” (Shobogenzo Tenzo Kyokun)
Bij het koken is een respectvolle houding essentieel ongeacht de fijnheid of grofheid van het materiaal. Dogen leert voorbij te gaan aan de ideeën over wat lekker en niet lekker is:
“Een verfijnde roomsoep is niet noodzakelijk beter dan een bouillon getrokken van brandnetels. Wanneer je brandnetels verzamelt en bereidt, doe dit op dezelfde wijze als je een fijne roomsoep klaarmaakt. Wanneer je de soep aan anderen, de gemeenschap -de pure oceaan van de Boeddha-Dharma - opdient, doe dit dan zonder de smaak van fijne room of zonder de smaak van brandnetels. De grote oceaan heeft slechts één smaak. Hoeveel te meer geldt dit voor het voeden van dit heilige lichaam. Fijne room en brandnetels zijn niet één, noch twee. Een oud gezegde luidt: ‘monniken zijn ovens’, dit wil zeggen zij verwarmen alles wat je er in legt. Daar moet je je steeds bewust van zijn. Ook brandnetels kunnen je heilige lichaam voeden. Beschouw hen niet als banaal of als laag bij de grond.”
(Shobogenzo Tenzo Kyokun)