Het vlees. Een heidense stem. Michel Onfray

 

MicheL Onfray, Frans filosoof, die zijn denkwijze radicaal veranderde na een zware hartaanval en een eveneens zware hartoperatie. Sindsdien stelt hij dat de mens er is om te genieten. Je zou hem een hedonistisch materialist kunnen noemen. Hij schreef  scherpe kritieken op het christendom. Nietzsche is zijn grote voorbeeld. Maar ook Epicurus en Albert Camus. Hij stichtte de Université Populaire, waarbij de bijeenkomsten een genotvol, feestelijk karakter hebben.

 

Het hedendaagse westerse lichaam is een resultaat van het Christendom en draagt nu nog steeds de zware last van alle door die regressieve en neurotische godsdienst opgelegde determinaties. Geneeskunde, chirurgie, farmacie werken met een fictief lichaam, een lichaam van papier, een denkbeeldig lichaam, een lichaam dat is bedacht in relatie tot de waanvoorstellingen van een door doodsdrift, afkeer van de materie en afwijzing van de immanentie doordrenkte cultuur. Plato's leer dringt via Paulus uit Tarsus, die aanstellerige hystericus, door tot brede lagen van het volk in de vorm van een mythologie die een gekruisigde eert, wiens lijden men vereert, van wiens wonden men geniet, van wiens bloed men houdt, wiens dood men koestert. Uitgaande van een lijk met een doornenkroon en doorboorde zijde, gestikt aan een kruis en overdekt met blauwe plekken, wordt een vlees geëxtrapoleerd en dat vlees wordt de norm: voortaan komt het erop aan die toestand te begeren en in het dagelijks leven de Passie te willen ondergaan.

Plato? Ja Plato, want de verwantschap tussen het Oosten en Christus loopt via Pythagoras en Plato, dat toonbeeld van het ascetische ideaal en van opgeschroefde schizofrenie. Het dualisme dat in die in Europa overheersende krachtlijn werkzaam is, stelt namelijk lichaam en ziel tegenover elkaar: een immaterieel, niet voor bederf vatbaar beginsel, zonder geboorte en dood, onbereikbaar voor de tijd, een goddelijk deeltje, vonkje aan de hemel ontrukt; en een materieel beginsel, dat met verwekking en bederf te maken heeft, dat wordt kapotgemaakt door het verstrijken der jaren, teken van gebondenheid aan de bodem, de aarde en de smerigste lasten. Als men die twee samen in een en hetzelfde lichaam bestaande instanties tegenover elkaar stelt, voert men een breuk, een tegenstrijdigheid met vreselijke consequenties in. 

Het menselijke staat dan als een voortdurend verwijt tegenover het goddelijke. Het ideaal bestaat in de gezegende, stralende tijd waarin de ziel, gelijk aan de hemelse, eeuwige, onsterfelijke krachten, zich in gezelschap van godheden beweegt in een etherische, intelligibele wereld. Het verval treedt in met de vleeswording, de val in het vlees. Een fout, een zonde, een dwaling zijn de oorsprong van die ramp. Leven met de herinnering aan de volmaaktheid in een karkas dat haar in het dagelijks leven gevangen houdt en doorboort met duizenden pijlen — passies, driften, instincten, libido, enzovoort... — staat sindsdien gelijk met een werkelijke kruisweg.

Het platoonse dualisme beweegt zich in filosofische sferen. Het doordrenkt de theoretische verhandelingen. De Akademie en de andere scholen waarin die opvatting wordt verfijnd, onderwijzen die dwaasheid, die met het Christendom in een hogere versnelling komt. Niet zozeer het oorspronkelijke, veelvormige, tegenstrijdige — heeft Jezus werkelijk bestaan? -, tastende Christendom, maar het Christendom dat uitkristalliseert in de Kerk, die in een sinister bruidsbed paart met het uitgeputte Romeinse Rijk, dat zo, met de bekering van Constantijn in 512, nieuwe krachten opdoet. Vanaf die datum werkt de Phaedo in op het gewone volk... Wij zijn het product van die kijk op de wereld, die nog steeds actief is in de geesten, zelfs van atheïsten.

Wanneer? Waar? In onze opvatting over het vlees; als we het probleem van het immateriële in het lichaam beschouwen; als we de vraag opwerpen of in de foetus een potentiële persoon aanwezig kan zijn; over het vraagstuk van anticonceptie en abortus; bij de hypothesen over het posthumane via de transgenese; zodra we over het leed komen te spreken en ons afvragen wat de betekenis, het nut ervan is; op het moment zelf waarop we onze gedachten laten gaan over de laatste fases van een be­staan; met betrekking tot zelfmoord; tegenover de dood; in tegenwoordigheid van een lijk — en zoveel andere momenten die de moderne bio-ethiek raken.

De platoons-christelijke kringen — laten we ze maar zo noemen — houden van de dood. Het ideaal van Plato? Lichaam en ziel van elkaar scheiden. Een passage in de Phaedo(64) - voorchristelijk op zoveel punten - geeft aan dat een echte filosoof uiting geeft aan een werkelijk verlangen om te sterven. Lijkt dat niet met een voorsprong van vijf eeuwen een program ter rechtvaardiging van de leer van de Gekruisigde? Hoe moeten we een beschaving opvatten die op zo'n morbide verering van het niet is opgebouwd? Toch alleen maar als een intrinsiek nihilistische... Sinds de bekering van Constantijn leven we onder de heerschappij van een cultuur die het leven haat.

De kerkvaders - die ten onrechte niet worden gelezen - werken die leer gedetailleerd uit. Meestentijds gaat men voorbij aan de werken van Tertullianus, Gregorius van Nazianze, Clemens van Alexandria Evagrius Ponticus, misschien weet men dat Origenes zijn genitaliën afsneed om op een coherente manier, waarschijnlijk zonder succes, de evangeliën te kunnen beleven, maar we kunnen ons slecht voorstellen dat hun geschriften in ons dagelijks leven effecten teweegbrengen ten aanzien van de opvatting over het lichaam. Het ontstaan van de westerse epistèmè ligt in de woestijnen, op de wegen waar een paar neurotici hun haat jegens het lichaam door het hele raderwerk van het westerse mechaniek verspreiden.

Onder de concepten die bijdragen tot de verbreiding van die beschaving geworden geestesziekte, treffen we het verheerlijkte lichaam aan. De mogelijke onwetendheid omtrent de betekenis van die uitdrukking mag niet verhullen dat die fictie ons idee over het lichaam en het vees heeft vergiftigd en nog steeds vergiftigt. Van de in zijn seksualiteit verstrikte figuur tot de met het lancet gewapende chirurg via de overspelige, door haar schuldgevoel gekwelde vrouw en de diepbedroefde ouders die aarzelen over de mogelijkheid hun klinisch dode kind te laten ontleden met het doel organen voor een transplantatie te leveren - boven allen zweeft de dreigende schaduw van het uit het graf herrezen lichaam.

Het is niet nodig Augustinus' De stad van God te hebben gelezen, waarin de gebruiksaanwijzing van die fictie in een reeks van hoofdstukken wordt ontvouwd; het is niet van nut de geheimen van de katholieke theologie te kennen of aan het seminarium gestudeerd te hebben; het is niet noodzakelijk je broek te hebben versleten tijdens de catechisatielessen op de kerkbanken of in de gebouwen van een katholieke instelling; onopvallend, onzichtbaar, onmogelijk duidelijk te bespeuren dringt de idee door in de maatschappelijke en disciplinaire dressuur van het lichaam: wat ervan wordt verwacht en geëist, wat ervan wordt gevraagd komt voort uit dat schema op de manier van een archetype dat in het vlees is gekerfd als door de kafkaiaanse machine van In de strafkolonie.

Het verheerlijkte lichaam is een antilichaam. Van ons wordt geëist ons tastbare vlees te beleven in relatie tot die fictie, die het lichaam na de herrijzenis benoemt. Weg met de woelingen van het lichaam, de vleselijke illuminaties, de materiele prikkels, streefde ongevoeligheid, de onstoffelijkheid, de onbederfelijkheid na van het uit het graf herrezen lichaam, dat spirituele vlees dat door een oxymoron van kerkvaders voorgoed is gedoofd... Alles wat een werkelijk lichaam definieert is woord voor woord omgedraaid om de geestelijke extravagantie te vormen die eeuwenlang daadwerkelijk een ramp is geworden.

De engel levert het model, laten we dus verlangen naar een engelenbestaan, naar heiligheid, de enige mogelijke uitwegen om ons zelf te gebruiken en van ons lichaam te genieten! Buiten dat hemelse streven geen heil. Vandaar: een gewichtloos, massaloos, niet voor bederf vatbaar lichaam dat nooit door honger en dorst ten onder gaat, dus zonder noodzakelijkheid eet; een lichaam dat nooit ziek is, geen weet heeft van lijden, pijn, ziekte, ouderdom en andere variaties op het thema van de entropie, dus verlost is van medicijnen; een lichaam met nagels en haren - belangrijk, want die materies gaan bij Plato door voor het toppunt van het vleselijke; een volmaakt lichaam dat voortaan nooit meer dik of mager is, maar precies de juiste maat heeft zoals het hoort; een lichaam dat het spoor van verwondingen en geamputeerde ledematen met zich meedraagt maar in zijn onaangetaste vorm is hersteld; een lichaam met de juiste proporties wat leeftijd en lengte betreft, noch te jong noch te oud, noch te groot noch te klein, een lichaam dat weliswaar geslachtelijk is bepaald, mannelijk of vrouwelijk, maar geen libido heeft, althans geen libido dat in dienst staat van wellust en menselijke begeerte, omdat het voortaan op God is gericht, dus geen behoefte meer aan maagdenvlies en baren; een lichaam waarvan de schoonheid tot die van de godheid leidt, ver weg van de oude valstrik waar begeerte en ondeugd het heen lokten; een vleselijk lichaam naar de geest, dus met andere woorden een antilichaam.

Met die goocheltruc verwijderen de christenen het vlees van de planeet, ze boeken het als verliespost af. Natuurlijk wordt er niet zuinig met het lichaam omgesprongen. In afwachting van de dood rest ons nog de versterving... Hetzij doen alsof we geen lichaam hebben, het negeren, hetzij het mishandelen, het volgens het beginsel van het masochisme de schandelijkste behandelingen laten ondergaan. Opdat het, immanent als het is, het verheerlijkte lichaam benadert, spelen de oefeningen in daadwerkelijke of mentale zelfkwelling een kardinale rol. Een engel zijn dwingt tot het demoniseren van het lichaam waarin we wegrotten. De vleugels groeien pas na de dood werkelijk op onze rug, als en alleen als we ons leven hebben getransformeerd tot een lijdensweg voor het vlees.

En de lijken die zijn verbrand? Opgegeten door de wilde beesten? In de woestijnen tot stof vergaan? Door het zand, de wind en de brandende zon van hun vlees ontdaan? En degenen die zijn opgevreten, verteerd en uitgepoept - Augustinus denkt beslist aan alles...? Hoe minder ze in het leven zijn, hoe meer ze bestaan in het hiernamaals: natuurlijk, die zullen herrijzen krachtens de boven aangegeven principes: onstoffelijk, met de consistentie van wolken, zo werkelijk als ficties, aanwezig zoals spoken... Want de geschriften dulden geen enkele dubbelzinnigheid, de leer onderwijst de herrijzenis van het vlees - een onzinnigheid die lachsalvo's ontketent op de Akropolis als Paulus uit Tarsus zijn hogere wereld probeert te verkopen aan Grieken die niet bijkomen van zoveel dwaasheid...

Dat onstoffelijke lichaam maakt Augustinus tot het omhulsel, maar ook en vooral tot de materie, de werkelijkheid en de waarheid van de volmaakte mens. Uit die extrapolatie ontstaat een mentaal beeld, een arche­type, een leidend beginsel, een lichaamsbeeld dat in het bewustzijn van de maatschappelijk in hoge mate gedresseerde mensen is geïntegreerd -een dressuur die in onze dagen nog steeds effectief is. Het christelijke Rijk legt zijn neurose op — haat ten aanzien van het lichaam, verafschuwing van het vlees, minachting voor het leven, verachting van de seksualiteit, ontkenning van de stoffelijkheid van de wereld, enzovoort... - met gebruikmaking van geweld. Vernietiging van de bibliotheken met werken op het gebied van de geneeskunde en van de materialistische en empirische filosofie - die van de filosofen uit Abdera, de epicuristen, de geneesheer Celsus, en anderen die voortaan van de intellectuele wereldkaart zijn geschrapt —, vervolging van heterodoxe filosofische scholen — Hypatia die wordt verscheurd, verbrand en door de straten van Alexandria gesleept -, de naastenliefde heeft grenzen...

Al in die tijd bloeien in Egypte en Syrië verbijsterende gedragingen waarbij christenen wedijveren in vernuftigheid om hun lichaam te kwelen: Antonius neemt zijn intrek in een graf, metselt zich er twintig jaar lang in en leeft op water en brood; Pachomius leeft staande om tegen de slaap te strijden, vermengt zijn voedsel met as om het een vieze smaak te geven; vierenvijftig jaar lang eet Afoe in de woestijn het schaarse gras dat hij daar vindt; Macarius blijft een half jaar lang naakt in van muggen vergeven moeras met het doel te boeten voor het gebaar waarmee hij er een had doodgedrukt; een andere keer ontdekt dezelfde een lijk in een graftombe en gebruikt het als hoofdkussen; Chenoeti klimt op een leemhoop, bidt, zweet, weent en wacht tot de leem is gesmolten, opgelost door de geplengde tranen, waarna hij een eind verder een nieuwe gelegenheid vindt om zichzelf te haten; Maria van Egypte houdt zich zeventien jaar lang in leven met tweeënhalf brood; Maro kiest een vaste woonplaats in een holle boomstam, de wanden van de nis zijn met stekels bezet zodat hij lichaam noch hoofd kan bewegen, en bovendien wordt hij in die verticale doodkist door een stenen constructie in zijn bewegingen belemmerd; met vuil overdekt, vol wonden waarin wormen wroeten verblijft Simeon meer dan een halve eeuw boven op een vijfentwintig meter hoge zuil, blootgesteld aan weer en wind; enzovoort, enzovoort...

Hoe is het voorstelbaar dat die beschaving, die al meer dan een eeuw of vijftien bestaat, met het lichaam een gezonde relatie kan onderhouden, ontdaan van het vuil van de paulinische neurose die zich over een wereldrijk en vervolgens over een groot deel van de planeet heeft verbreid? Kunnen we ons enerzijds de passie voor zelfverminking indenken, die verering van het masochisme, die van de dood bezeten godsdienst, en anderzijds een werkelijk verlangen om te verplegen, te genezen, het kwaad, het lijden, de pijn, het negatieve te bezweren? Welke helden zouden handelend kunnen optreden ten gunste van de gezondheid, het leven, de fysieke kracht, de liefde tot zichzelf in een wereld die mentaal wordt beheerst en geleid door liefhebbers van ziekte, dood, lichamelijke zwakheid en zelfhaat? In dat universum van zieken gaan de arts en de chirurg door voor lieden die het genot in de weg staan, voor gevaarlijke personages.