›› Zen

Leven en Dood

Denk niet te gering over het bestaan, lijkt Dogen ons voor te houden. En hij gebruikt al zijn religieuze en metafysische denkkracht, alsook zijn buitengewoon taalvermogen om ons door middel van een leeservaring die grootsheid van leven en dood deelachtig te maken.

 “Leven is niet een komen, noch is het een gaan. Het is niet een bestaan, en het is  ook geen worden. Niettemin is leven de manifestatie van het totale, dynamische functioneren, en is dood de manifestatie van het totale dynamische manifesteren.”
(Shobogenzo Zenki)

Leven is niet een kwestie van iets dat er opeens is, ook niet iets dat verdwijnt. Leven is altijd aanwezig. Dood is altijd aanwezig. Leven is het universum, de oneindige ruimte van de natuur, mensen en dingen die tezamen een dynamisch geheel vormen van afzonderlijke en samenwerkende functies. Het universum wordt tot verschijnen gebracht door middel van individuele posities (ook wel dharma-posities genoemd: mensen, dieren, planten,een boom, een rivier) die zich inspannen en een eigen functie vervullen als bijdrage aan het universum. Een boom levert zijn bijdrage door boom te zijn, de wolken door wolken, gras door gras te zijn en in hun samenwerking vormen zij het landschap.... Aldus ontstaat het universum door een gigantische hoeveelheid inspanningen op basis van functies die ‘uitputtend’ vervuld worden. De manifestatie van dit geheel noemt Dogen leven. De manifestatie van dit geheel noemt Dogen dood. Leven en dood horen bij elkaar om dit geheel tot stand te brengen.

 “Je moet weten dat er leven en dood is in de ontelbare dharmas, die er in je zijn. Je moet er rustig over nadenken of je huidige leven en alle dharmas die bestaan met dit   leven een gemeenschappelijk leven delen of niet. In feite kan er niets zijn, niet één         tijdsmoment en niet één enkele dharma, dat geen gemeenschappelijk leven deelt. Zowel voor het ding als voor het bewustzijn geldt, dat er niets is dan het gemeenschappelijk delen in het leven.”
(Shobogenzo Zenki)

 “Leven hindert de dood niet, en de dood hindert het leven niet.”
(Shobogenzo Zenki)

De dood betekent niet het verstoren van het leven en leven is niet het onderbreken van de dood. Het bestaan wordt niet teniet gedaan door de dood en het leven is geen overwinning op de dood. Dood en leven zijn niet elkaars concurrenten. Het leven heeft zijn eigen plaats en de dood heeft zijn eigen plaats. Beide vormen zij én afzonderlijk én in hun samenwerking de totale verschijning van het universum. Dogen geeft een vergelijking over deze verhouding die ‘klassiek’ geworden is:

 “Wanneer brandhout as geworden is, kan as niet opnieuw brandhout worden. Maar denk niet dat as ‘later’ is en brandhout ‘eerder’. We moeten ons realiseren dat brandhout in de toestand van brandhout zijn verleden en toekomst heeft. Maar ondanks dit verleden en deze toekomst is zijn tegenwoordige tijd daarvan niet  afhankelijk. As is in de toestand van as en heeft zijn verleden en toekomst. Maar  zoals  brandhout niet meer tot brandhout wordt nadat het as is geworden, zo keert             men na zijn dood niet meer tot het leven terug. Dat het leven niet doodgaat, is een onvoorwaardelijk feit van de leer van Boeddha; om deze reden wordt het leven ook wel genoemd als zijnde ‘niet-geboren’. En dat dood geen leven wordt, is eveneens een fundamentele overweging in de boeddhistische filosofie, vandaar dat dood ook wel heet ‘niet-vernietiging’.

Leven is een fase en dood is een fase, zoals bijvoorbeeld winter en lente. Maar wij denken niet dat de winter lente wordt, noch zeggen wij dat lente zomer wordt.”  
(Shobogenzo Genjokoan
)

De paradox van ons bestaan, namelijk het onlosmakelijk ineen van leven en dood en tegelijkertijd het eigene van het leven en het eigene van de dood, heeft bij Dogen geleidt tot interessante gedachten over tijd. In Shobogenzo Uji wijdt hij er een aparte beschouwing aan. In overeenstemming met de verhouding tussen leven en dood, ziet hij de tijd niet alleen als een kwestie van ‘verstrijken’. Tijd is niet alleen een stromen, een verschijnsel dat zich kenmerkt als voorbijgaan:

 “De centrale betekenis van tijd: alle wezens zijn verbonden met elkaar en niets kan gescheiden worden van tijd.”
(Shobogenzo Uji)

Natuurlijk is er een gaan van de tijd: van vandaag naar morgen, en van morgen naar overmorgen. Maar dit vloeien van de tijd is slechts actueel aanwezig in dit moment, in het heden. Het verleden is aanwezig en manifesteert zich in het heden en de toekomst verschijnt in de tegenwoordige tijd. Het heden is de ontstaansgrond, de drager en de manifestatie van het universum in zijn verleden en in zijn toekomst. De tegenwoordige tijd is een allesomvattende, alles in zich sluitende tijd. Het geheel bestaat in deze tijd en elk afzonderlijk ding bestaat in deze tijd:

 “De wereld van leven en dood en alles wat daarin is, is een bestaan in de tijd. En het bestaat voortdurend door zichzelf te actualiseren in je huidige ervaring. Alles bestaat in het heden binnen jezelf...De werkelijke betekenis van het bestaan ligt in het bestaan van de tijd. Een berg is tijd, de oceaan is tijd. Bergen en oceanen bestaan alleen in het heden. Als de tijd ophoudt te bestaan, bestaan bergen en oceanen ook niet meer. Vanuit dit standpunt bezien zijn Morgensterren, Boeddha's, de wijsheid van verlichting, de overdracht van hart tot hart, verlicht door het bestaan-in-de-tijd. Indien er geen bestaan-in-de-tijd is, kunnen geen van deze dingen plaats vinden.” (Shobogenzo Uji)

Tijd is absolute, volledige aanwezigheid van wat aanwezig is. Tijd is eeuwigheid. Eeuwigheid is niet een dimensie aan gene zijde van tijd. Eeuwigheid is nu-dit-moment. Dogen’s beschouwing over tijd is geenszins een vrijblijvende, abstracte filosofie. Hij geeft hiermee een religieuze rechtvaardiging van de beoefening van zazen. Zazen is de volledige expressie van mijn heden. Dit heden wordt niet verontschuldigd door het verleden, noch ontleent het zijn bestaanszin aan zijn werkzaamheid in de toekomst. Dit heden ‘rust’ absoluut in zichzelf en het hele universum is in deze ‘rust’ betrokken. Dit heden, mijn zazen, is ‘tijd’ en ik beoefen niets anders dan deze ‘tijd’ te zijn. Dit betekent zazen te beoefenen ‘omwille van zazen’. Dit moment is er omwille van dit moment zelf, want dit ogenblik is mijn volledigheid. Zazen speelt zich altijd af in de tegenwoordige tijd. De oefening van het zitten is een leerschool oneindige bevrediging te vinden in deze tegenwoordige tijd met al mijn problemen, verwarringen en illusies.