Mystieke ervaring als empirisch feit.

Bruce Nauman
"the true artist helps the world by revealing mystic truths" - neon sculpture by Bruce Nauman Windows of Wall Sign, 1967, Kröller-Müller Museum, Otterlo.

Dit essay verscheen eerder in het Engels als Mystical experience as an empirical fact; Perception, meaning, insight,  in het tijdschrift Ludus Vitalis Revista De Filosofia De Las Ciencias in 2011.

“In kringen waar men zijn verstand gebruikt is het ongebruikelijk mystiek te beoefenen en in mystieke kringen is het ongebruikelijk zijn verstand te gebruiken.” (F. Staal) 

Inleiding 

‘Waarnemen’ kan verschillende dingen betekenen. Soms wordt er het resultaat van de werking van een zintuig mee bedoeld, een soort afbeelding of voorstelling. Een andere keer bedoelt men er de zintuigactiviteit zèlf mee, zoiets als ‘het zien’ of ‘het horen’. De levenswetenschappen (biologie, geneeskunde, psychologie) verstaan er weer wat anders onder: alle processen die in het lichaam plaatsvinden nadat een ‘prikkel’ (‘stimulus’) een zintuig heeft bereikt. In de geestes-wetenschappen tenslotte betekent ‘waarnemen’ zoiets als ‘opmerken’, ‘schouwen’ of ’verstaan’. Dat soort betekenissen ligt vrij dicht tegen contemplatie en meditatie aan. Dit artikel gaat verder alleen over ‘het waarnemen’ zoals in de geesteswetenschappen wordt bedoeld; het is datgene wat de filosoof Wittgenstein (1889-1951) ‘het onbenoembare’ noemt. Meditatie, contemplatie, mystiek inzicht en ‘verlichting’ werden al door Augustinus gezien als een vorm van waarnemen, of ‘perceptie’, zoals filosofen dat vaak noemen. Het betreft zeer kenmerkende ervaringen die voor degene die ze ondergaat heel belangrijk en bijzonder zijn. Het is moeilijk dat soort ervaringen goed duidelijk te maken aan mensen die een dergelijke ervaring nog niet hebben gehad. Toch willen wij dat hier proberen en we zullen dat doen aan de hand van wat daar in de loop-der-tijden zoal over is geschreven. 

Mystiek 

Er is verschrikkelijk véél geschreven over mystiek. Enkele jaren geleden nog kwam er in Nederland een encyclopedie uit waarin vier-en-dertig schrijvers 1149 pagina’s nodig hadden om daar het een en ander over duidelijk te maken. Zij hebben daar al met al tien jaar voor nodig gehad. Het is daarom duidelijk dat wij in dit éne artikel niet veel meer kunnen doen dan een tip van de sluier oplichten. We zullen dat proberen enigszins systematisch te doen, maar zeggen daar meteen bij dat mystiek zich niet goed laat vangen in systemen. Als je over mystiek schrijft dan begeef je je namelijk onmiddellijk in het gebied van het ‘transcendente’, van ervaringen dus die buiten (of boven) de dagelijkse ervaring staan. 

Bronnen 

De beste manier om mystiek te bestuderen is ‘van binnenuit’, vanuit eigen ervaring, eigen beleving. Daarnaast kan je natuurlijk proberen er zoveel mogelijk over te lezen. Dat is minder eenvoudig dan het lijkt. Waarnemen met de zintuigen is voor iedereen vanzelfsprekend en daarom kan je daar makkelijk over praten. Voor mystiek ligt dat anders. Daarmee hebben de meeste mensen geen pakhuis vol ervaringen en dus kunnen ze ook niet over dat soort ervaringen meepraten. Staal, die in de aanhef van dit artikel al is geciteerd, zegt dat het hem 

wel deed denken aan de opdracht aan een blinde uit te leggen wat kijken en zien is. Hij schrijft: 

“mystiek wordt niet vaak op directe wijze van binnenuit bestudeerd omdat (1) het niet eenvoudig is, (2) het algemene vooroordeel bestaat dat mystiek per definitie mystiek is en daarom niet kan worden onderzocht, (3) doordat de meeste filosofen, psychologen en andere gedragswetenschappers argwaan hebben jegens mystiek doordat het immers geen ‘gedrag’ is en bovendien geen ‘fysiologisch feit’,(4) meer in het algemeen omdat veel mensen gewoon een vooroordeel hebben tegen mystiek.” 

Met ‘indirecte manier’ bedoelen we gewoon dat we ons moeten beroepen op verhalen van anderen; mondelinge verslagen of geschreven verhandelingen over iemands eigen mystieke ervaringen. Daar zijn er een heleboel van en bovendien in veel verschillende soorten. Zo zijn er verslagen uit ‘de eerste hand’ van een eigen mystieke ervaring, die vaak pas later, soms veel later werden opgetekend. Ook zijn er verhalen van auteurs over de mystieke ervaringen van anderen dan hen zelf. Mystieke ervaringen worden meestal weergegeven vanuit een bepaalde religieuze traditie en er is ook verschil in de uitleg tussen verschillende religieuze tradities. 

De talige vorm waarin dergelijke verslagen zijn geschreven is ook al uiteenlopend: aforisme, biografie, hagiografie, verslag van een visioen, commentaar, een dialoog, verschillende vormen van voorschriften zoals preek, persoonlijke boodschap ter begeleiding, theoretisch of practisch onderricht door een mysticus of mystagoog, gebed, religieuze poëzie en tenslotte ook fictie. 

Binnen de mystieke traditie is men er zonder meer van overtuigd dat beter dan welk geschrift dan ook, een direct contact met een levende en persoonlijke leraar het beste is. Een dergelijke man of vrouw wordt meestal ‘guru’ genoemd, iemand die zelf ervaren is in de mystiek. In de ‘Oosterse’ tradities noemt men dat soort mensen vaak ‘verlicht’. 

Taal 

Iemand die een mystieke ervaring heeft gehad zal die altijd ‘automatisch’ verwoorden in de religieuze traditie en de taal waarin hij is opgegroeid. Dat betekent dus dat èlk mystiek verslag altijd moet worden bekeken in de context waarin het tot stand is gekomen: binnen de religieuze traditie of de ‘kerk’, het tijdsgewricht, de sociale laag, al dat soort dingen waaruit het verhaal voortkwam. Mystieke ervaringen kunnen zijn ontstaan in heel verschillende religieuze tradities: atheïstistische, monotheïstistische, polytheïistische, pantheïstische en animistische. Bij de ‘vertaalslag’ moet men dan ook nog bedenken dat verschillende woorden die zijn gebruikt in de loop der tijd een andere betekenis kunnen hebben gekregen. 

Christenen gebruiken Christelijke symbolen, Boeddhisten Boeddhistische en Islamieten Mohammedaanse symbolen. Sommigen auteurs menen zelfs dat de vorm en inhoud van mystieke ervaringen wordt bepaald door de religieuze opvoeding. 

Mystieke teksten hebben heel bijzondere eigenschappen. Ze worden nooit in gewone, dagelijkse taal geschreven doordat, zoals steeds weer bleek, taal daarvoor volstrekt onvoldoende mogelijkheden biedt. Mystieke teksten maken daarom altijd gebruik van bijzondere stijlfiguren zoals metafoor, beeltenis, zinnebeeld, symbool, overdreven en weelderig taalgebruik, hyperbool, vaak tegenstellingen en tegenspraak, schijnbaar onlogische vergelijkingen, ‘verrijkingen’ met nieuw bedachte woorden enzovoorts. Het blijkt 

– kennelijk – moeilijk de ‘kern’ van de mystieke ervaring in woorden te vangen. Dat lijkt zelfs niet echt mogelijk. Een bekende Zen-uitspraak is dan ook dat het zoiets is als ‘wijzen naar de maan’; daarmee vat je immers nooit of te nimmer de maan zelf! 

Mystieke taal is bloemrijk en dichterlijk en het heeft binnen de Christellijke traditie vaak een licht (homo)-erotische tendens. De lezer zal dan ook – en zeker in het begin - vaak met moeite de weg vinden in mystieke geschriften. Luisteren naar de gesproken tekst, een getuigenis van een mysticus (‘sermo mysticus’) is wat makkelijker; dan kan je nuances en stembuigingen horen waardoor het eenvoudiger wordt het verhaal te ‘verstaan’. 

Er is nóg een oorzaak waardoor mystieke teksten vaak zo onbegrijpelijk lijken. De verhalen en teksten vanuit de drie monotheïstische religies (Judaïsme, Christendom en Islam) zijn meestal tot stand gekomen in een kerkelijke omgeving vol argwaan. Mystici uit die drie religies hebben altijd moeten proberen door zich in allerlei bochten te wringen om het verslag van hun mystieke ervaring te verzoenen met de officiële leer. Ze moesten met hun denkbeelden binnen het keurslijf blijven van de ‘enige en juiste, orthodoxe, leer’ van hun kerk in hun tijd. 

Ervaring 

William James (1842-1910), filosoof en psycholoog, bestudeerde heel veel mystieke teksten. Op grond daarvan formuleerde hij vier voorwaarden waaraan volgens hem een ervaring moest voldoen om ’mystiek’ te kunnen worden genoemd: (1) de ervaring kan niet precies in woorden worden ‘gevangen’, niet goed in ‘taal’ worden weergegeven en niet worden overgebracht op anderen. Een mystieke stemming is meer een gevoelskwestie dan een kwestie van verstand; (2) het gaat in mystiek om een kenniservaring, een ervaring die een bepaald inzicht geeft. Zijn twee volgende voorwaarden zijn wat minder scherp afgegrensd; (3) de ervaring is altijd tijdelijk, meestal van korte duur, vrijwel nooit langer dan een half uur, ten hoogste twee uur; (4) de mystieke ervaring is in zekere zin een passief gebeuren. Dat wil zeggen dat weliswaar het optreden van een mystieke ervaring kan worden bevorderd door bepaalde technieken, maar dat zodra de mystieke ervaring begint, de eigen wil ondergeschikt raakt en de mysticus naar het lijkt moet gehoorzamen aan een soort hogere macht. 

Agehananda Bharati (1923-1991) heeft veel nagedacht en geschreven over mystiek. Hij werd in Oostenrijk geboren als Leopold Fischer, studeerde Sanskriet, werd Hinduïst en mysticus en later atheïst. Hij is dertig jaar hoogleraar in de anthropologie geweest aan de universiteit van Syracuse (VS). Zijn eerste mystieke ervaring komt aardig overeen met wat James daarover schreef. Bharati (1980,59) zegt: 

“Kort, misschien een uur – ik weet het niet precies meer – was ik precies datgene wat de vier grondslagen van de Upanishaden ons voorschrijven: Aham brahmasmi – Ik ben het absolute; tattvamasi – Gij zijt dat; prajnatma brahma – alles is in werkelijkheid Brahman. Pas nu was ik een werkelijk afvallige doordat ik de oorsponkelijke ketterij in mijzelf had verwezenlijkt – dat mystieke pantheïsme waartegen het vroege Christendom zo hard en uiteindelijk met succes had gestreden. Ik ben God – dat is de hoogste wijsheid. Ik – niet het onbelangrijke, fysieke, belichaamde ik, niet het wensende ik, niet het intellectuele ik – maar een heel onpersoonlijk Ik dat in zichzelf bestaat. Ik ervoer dit alles in dat gezegende moment waar ik niet direct naar had toegewerkt.” 

Sommigen vinden dat het soort mystiek van Bharati verschilt van dat van de monotheïstische godsdiensten. De laatsten vinden dat de mysticus door verschillende fasen heen moet gaan die hem tenslotte tot het Goddelijke brengt dat buiten hemzelf ligt en dus als transcendent moet worden opgevat. Wanneer een mens zo de intuïtieve werkelijkheid ervaart wordt dat beschouwd als een gift, als een Goddelijke genade. 

Hinduïstische en Boeddhistische mystici leren echter dat het universele mystieke, de zogenaamde Boeddha-natuur, in elk mens (eigenlijk overal) van nature al aanwezig is en dus immanent is. 

Tenslotte beweren sommigen dat er nog een derde vorm van mystiek bestaat, ontstaan binnen openbaringsreligies, die bestaat uit het beoefenen van een toegewijde aanbidding waardoor de mysticus een bepaalde numineuse religieuze ervaring verkrijgt, een ervaring van een directe, heilige ontmoeting met het Goddelijke. 

Het Wezenlijke 

Mystici vinden dat ze bijzondere kennis hebben verkregen. Die kennis wordt gezien als geopenbaarde kennis, als inzicht of als intuïtie. Zij zijn er absoluut van overtuigd dat dit weten anders is, en vooral beter, dan de dagelijkse kennis die daarmee vergeleken slechts illusie en schijn is. Dat weten, vinden zij, maakt hen gelukkiger en biedt hen een meer blijvende zekerheid. Ze zijn absoluut zeker van hun zaak. 

Een tweede kenmerk van de mystieke ervaring is een allesoverheersend gevoel van eenheid. Elk dualisme wordt volledig ontkend. Er bestaat maar één werkelijkheid en die is ondeelbaar (Parmenides). Bharati (1980,38) zegt hierover: 

“De ene en onpersoonlijke God verschijnt in vele gedaanten en werken. Precies zoals een man de rol kan spelen van vader van zijn zonen, van echtgenoot voor zijn vrouw, vriend voor zijn vrienden en meester voor zijn dienaren, zo kan God de vader zijn voor de één, heer en meester voor een ander, een vriend voor een derde […] De Upanishaden zeggen: er is maar één waarheid, maar de Wijze kent die onder vele namen.” 

Omdat alles één is, is ook het onderscheid in verleden en toekomst illusie en is tijd onbelangrijk. Een mystieke ervaring duurt maar kort in ‘kloktijd’ maar brengt een gevoel van geluk met zich mee dat James ‘kosmisch’ noemt; dat kosmische gevoel is fundamenteel en bevrijdend. 

De Boeddhistische variant, prajna of wijsheid-door-inzicht, wordt wel omschreven als een intuïtieve sprong die in volle bewustzijn wordt genomen, die ontdaan is van Ego, die elke vorm van dualiteit mist en die ook niet met het verstand kan worden ontleed; het is een speciale en woordenloze vorm van kennis. Deze kennis gaat het dagelijks kennen en weten te boven en doet eerder denken aan termen als ‘verstaan’, ‘bevatten’, ‘kennis in de meest ruime zin’, ‘cognitie’, een denken in gevoelens van liefde die het gewone ego-denken overstijgt. Het is een direct verstaan van de oneindigheid, van de alom aanwezige werkelijkheid die de pluriforme verschijnselen en verschijningen verlicht. Handelen vanuit het prajna is direct, snel, trefzeker, en vrij van egocentriciteit. 

Mystici zijn geneigd ook het Kwade als illusie te zien en sommigen vinden zelfs het Kwade èn het Goede een illusie. Mystieke ethiek wordt gekenmerkt door het ontbreken van verontwaardiging en protest, door het ontkennen van de tweedeling in Goed en Kwaad, en 

door vreugdevol aanvaarden van de wereld zoals die is. Deze mystiek-ethische houding is direct gevolg van het mystieke gevoel van eenheid en grenzeloze vrede. 

Daartegenover stelt Bharati zeer duidelijk dat het onjuist is te denken dat een mysticus altijd ethisch is. Hij vindt dat ethiek en mystiek op zich niets met elkaar te maken hebben. 

Beoefenen 

Er zijn veel methoden en technieken beschreven om iemand naar een mystieke ervaring toe te leiden zoals vasten, gebed, drugs, zelf-tuchtiging, overspel, yoga. Uiteindelijk maakt het voor een mystieke ervaring vermoedelijk weinig uit hoe iemand ertoe kwam. Maar er zijn wel enkele harde feiten bekend. Vasten heeft duidelijke en bekende fysieke gevolgen. En ook van de volgende beoefeningen zijn objectieve effecten bekend: sensoire deprivatie (onthouding van zintuigprikkels), het ‘terugtrekken van de zintuigen’ (pratyāhāra in de Yogasūtra), meditatie, ademhalingsoefeningen, herhaald opzeggen van steeds dezelfde formules (mantra) of gezangen, en bepaalde sexuele handelingen (tantrisme) die weliswaar worden afgekeurd als ze verhoogde geestelijke spanning geven maar die wel worden gebruikt om afstand te nemen van (te) strakke morele regels. Hoe het ook zij, de mystieke ervaring zelf valt natuurlijk niet samen met de tonen van een gezang, met een mantra of een bepaalde seksuele handeling, maar kan er wel door worden bevorderd. 

James beschrijft de opeenvolgende ervarings-niveau’s die door regelmatig beoefenen van bepaalde religieuze handelingen kunnen worden doorlopen. Stapsgewijs leiden die tot steeds hogere niveau’s van contemplatie. Geleidelijk neemt de verstandelijk-dualistische manier van denken af terwijl tegelijkertijd het eenheidsdenken en onverschilligheid ten opzichte van de dagelijkse dingen toeneemt. Op het volgende niveau bestaat er niets meer, geen denken en geen niet-denken en komt de mysticus tenslotte terecht in een toestand waarin geen denkbeeld en geen perceptie meer bestaan. In het Christendom vormt deze methode de grondslag voor de meditatievorm van het gebed waarin de ziel tot God komt. Dat is een toestand die door theologen raptus of verrukking wordt genoemd, waarin de ademhaling en de hartslag zo sterk afnemen dat zelfs wel eens kan worden betwijfeld of de ziel niet enige tijd het lichaam heeft verlaten. Teresa van Avila en Johannes van het Kruis zeggen ons dat dit de ziel verrijkt en kracht geeft, en tot een toestand van absolute waarheid voert, die meestal in ontkenningen wordt geformuleerd omdat er domweg geen woorden voor bestaan. Hegel zegt daarover dat mystici deze ‘positieve limiet van de waarheid’ slechts kunnen bereiken via de methode van absolute ontkenning. De grote prestatie van de mysticus wordt gezien als afbreken van de gebruikelijke barrières tussen de persoon en het Absolute. In mystieke toestand wordt men één met het Absolute en is men zich tevens bewust van die ontstane eenheid. 

Gevolgen 

William James beschrijft de gevolgen van een mystieke ervaring op iemand’s karakter. Deze veroorzaakt (1) een verhoogde neiging tot ascese, zelfs tot aan zelfopoffering toe, (2) een versterking van het karakter waardoor angst en vrees plaats maken voor een soort gelukzalige gelijkmoedigheid, (3) zuiverder gevoelens met afnemen en vermijden van ruwheid en sensualiteit, (4) beoefenen van liefdadigheid tegenover elk soort mens en dier, met als illustere voorbeelden Franciscus van Assisi en Ignatius de Loyola. Spanningen en 

gepieker verdwijnen en gelijkmoedigheid, open staan en gevoel van vrede komen ervoor in de plaats. Er wordt veel aandacht geschonken aan ‘het hier en nu’. 

Zelfopoffering kent drie vormen: kuisheid, gehoorzaamheid (op verschillende manieren) en armoede. 

Directe gevolgen van mystieke training zijn een grotere opmerkzaamheid en onbevangenheid waardoor mensen en gebeurtenissen in de omgeving afstandelijker, gezonder en met meer gevoel voor humor worden bezien. De dingen ‘vallen op hun plaats’. 

Voor sommigen hadden mystieke ervaringen zeer verreikende gevolgen, waarvan, alweer, Franciscus van Assisi en Ignatius de Loyola als schoolvoorbeelden gelden. Sommige mystici moesten deze ervaring(en) met de dood bekopen. Alle drie monotheïstische godsdiensten kennen zo hun martelaars. 

De plaats van de mysticus in de maatschappij 

Maatschappelijk gezien zijn veel mystici mislukkelingen. Mystici hebben een zekere a- en zelfs anti-sociale instelling. Mystici neigen ertoe zich negatief of met enige minachting uit te laten over de samenleving van hun tijd. 

De eerste stap op het pad van de mystiek in Yoga, de vairāgya, waarmee wordt bedoeld ‘afstand nemen en verloochenen’, is in eerste instantie gericht tegen alle verbintenissen met de samenleving. En ook Jezus zei: 

“Indien iemand tot Mij komt, en niet zijn vader en moeder en vrouw haat, zijn kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn.” (Lucas 14:26). 

Tao staat eveneens bekend om zijn afkeer van de gevestigde orde, om zijn anarchisme en zijn instelling van ‘laisez faire’. Zen heeft datzelfde. In het Hinduïsme geldt een analoog ideaal, een synthese of compromis tussen de eisen van ascese en die van de maatschappij. Het mystieke pad van saņnyāsa wordt pas aanbevolen nádat aan het gehele gamma van maatschappelijke verplichtingen is voldaan. Het valt niet aan te nemen dat een mens die op zoek is naar mystieke ervaringen en zich afzet tegen de maatschappij, de problemen daarvan oplost. Overigens kàn mystiek beoefening wel degelijk ook sociaal-politieke gevolgen hebben. Zo werd Taoïsme bijvoorbeeld de bron voor protest tegen een onderdrukkend regime en dat niet als een soort escapisme van de intelligentia maar juist ook in de vorm van een boerenopstand. 

Punten van discussie voor filosofen 

Pas in de vierde herschreven druk van de Amerikaanse ‘Diagnostical Statistical Manual of Mental Disorders’(DSM-IV) werd voor het eerst een lemma opgenomen (categorie V62.89) voor ‘religieuze of geestelijke problemen’. Veel eerder al had Freud vastgesteld dat de ‘Oceanische ervaring’ van mystici niets anders was dan een terugval naar vroegkinderlijke afhankelijkheid en narcisme. Anderen noemden dat een toestand van ‘borderline psychose’ of ‘een gevolg van een dysfuntionerende slaapkwab van de hersenen’. Er is zeker kritiek mogelijk op het offciële standpunt van de psychiatrie dat de mystieke ervaring op een ‘Mental Disorder’ berust. Het lijkt dat hiervoor nog een ouderwetse angst of koudwatervrees bestaat. Er wordt nog voor terug gedeinsd de mystieke ervaringen als empirisch feit te erkennen. William James kwalificeert en bekritiseert deze visie in zijn tijd als ‘medisch 

materialisme’ dat (1) het visioen van de apostel Paulus op de weg naar Damascus afdoet als een epileptisch insult, (2) Teresa van Avila afschildert als hysterica en (3) Fransiscus van Assisi ziet als het product van erfelijke belasting. In de natuurwetenschappen en in nijverheid gebeurt het nooit dat iemands meningen worden afgedaan als een ‘zenuwaandoening’. “Uiteindelijk kent men de vruchten aan de boom en niet aan de wortels.” 

Een tweede punt van discussie vormen de vermeende overeenkomsten en ongelijkheden van mystieke ervaringen binnen verschillende religieuze tradities. Velen vinden dat alle mystieke ervaringen in beginsel dezelfde zijn en dat zij culturele en religieuze verschillen overstijgen. Anderen vinden dat alle mystieke ervaringen gelijksoortig zijn en dat alleen de verslagen van mystici erover cultureel bepaald zijn. De Taal waarin over de ervaringen van mystici verslag wordt gedaan is cultureel bepaald maar de ervaringen van mystici zelf zijn dat niet. Weer anderen delen mystieke ervaringen in soorten in die culturele grenzen overschrijden. Een vrij extreem standpunt tenslotte wordt ingenomen door S.T. Katz. Hij gelooft niet in Huxley’s philosophia perennis (eeuwige filosofie). Katz denkt dat er nooit sprake is van een directe zuivere ervaring maar dat elke ervaring altijd wordt bepaald en gevormd door een kluwen van fysieke en culturele factoren. 

Monotheïstische religies lijken te streven naar de ‘unio mystica’ (de mystieke vereniging) met God en in het Christendom daarnaast ook nog met Jezus Christus en de Heilige Geest. Bharati merkt op dat Orthodoxe Joden, Christenen en Islamieten in feite niet tegelijkertijd de unio mystica kunnen begeren èn godsvruchtig kunnen zijn. Immers, zo schrijft hij, de unio mystica staat op gespannen voet met hun officiële axioma’s. Mystici brengen de Kerken daarom in verlegenheid. Als mystiek dan niet kan worden verboden, de mysticus kan wel worden ‘geneutraliseerd’: door gedwongen isolatie in een klooster waardoor hij voor het oog van de wereld verdwenen is, in de gevangenis gegooid of zelfs gemarteld. De meest vermaarden onder hen worden dan, later, heilig verklaard. Een heilige kan worden aanbeden maar niet meer tijdens zijn leven volgelingen krijgen

Mystiek van de monotheïstische religies wijkt af van de mystiek van de religies die ontkenning van de wereld of oplossen in het nirvana proberen te bereiken. Waar de mystiek-vormen van Boeddhisme, Taoïsme en enkele andere -ismen eerder mystiek zijn, zijn die van de profetische religies (Christendom, Judaïsme en Islam) eerder ‘numineus’, een ontmoeting met iets volstrekt anders dan jezelf of een ander mens. Bovendien wordt een dergelijke ontmoeting meestal opgevat als een genade doordat wordt ontkend dat de mysticus zelf verantwoordelijk is voor zijn ervaring. De (waarlijk) mystieke ervaring van de Boeddhist is niet die van een ontmoeting met een ‘heilig anders’ maar juist de ervaring van een innerlijk bereiken van een bepaalde geestesgesteldheid. Die ervaring wordt bovendien juist gezien als de vrucht van eigen arbeid, van een bepaalde contemplatie. Als je de geschriften van Johannes van het Kruis of Meister Eckhart er op naleest dan krijg je het gevoel dat zij er ook eerder toe neigen het Heilige als in zichzelf gelegen te zien dan in een goddelijke structuur buiten hen. Beiden kregen daardoor ook problemen met de Inquisitie van hun tijd. Staal, Bharati en vele anderen zeggen dat er helemaal geen godheid nodig is voor het verkrijgen van een verlichtingservaring. 

Een volgend onderwerp van discussie betreft de overeenkomsten tussen de hiervoor beschreven mystieke ervaringen en mystieke stemmingen veroorzaakt door drugs. Mystieke ervaringen bestaan er in soorten en zij kunnen worden opgewekt door een groot aantal verschillende voorbereidende oefeningen. Evenzo is er een groot aantal verschillende drugs met evenzovele verschillende mystieke-stemmingseffecten. Bovendien kan hetzelfde middel bij dezelfde persoon op verschillende momenten toegediend andere gevolgen hebben. Het gebruik van drugs bij verschillende religieuze rituelen is wijd en zijd verspreid en ook al sinds mensenheugenis in zwang. Institutionele religies houden daar niet van, zij staan niet erg open voor individuele religieuze of mystieke ervaringen, maar zijn vooral gericht op het handhaven van de ethiek, moraal en status quo van hun Kerk. Een van de manieren om ethische handelingen geaccepteerd of gewenst te maken is benadrukken dat die een zekere verdienste hebben. En het slikken van alleen maar een pilletje kan moeilijk worden gezien als een verdienste. Eliade maakt daarom het morele onderscheid tussen de ‘makkelijke’ en de ‘moeilijke’ weg. Hoewel, als de verschillen in de ervaringen na degelijk onderzoek toch fundamenteel zouden blijken te zijn, dan nog zijn de overeenkomsten zo groot dat die niet zomaar zonder meer kunnen worden genegeerd 

Een laatste discussiepunt dat vooral filosofen bezighoudt is de verhouding tussen de mystieke ervaring zelf en de duiding daarvan door de mysticus. En in dezelfde kontekst de vraag in hoeverre een mystieke ervaringsuitspraak een claim kan leggen op ‘waarheid’. Er bestaan tenslotte nog veel vragen over de verhouding tussen mystieke ervaringen en andere domeinen van de menselijke geest zoals die van moraal, esthetiek en geestelijke gezondheid. 

Samenvattend kan worden gesteld dat mystieke ervaringen voorkomen in alle culturen en in alle tijden. Het zijn bepaalde geestestoestanden die kunnen worden bereikt doormiddel van een of andere vorm van zelf-beoefening en die worden gekenmerkt door een aantal opvallende verschijnselen: 

- Een gevoel van eenheid, 

- een sterk vertrouwen in de ‘werkelijkheid’ en ‘objectiviteit’ van de ervaring, de overtuiging dat het daarin op een of andere manier een openbaring van de ‘waarheid’ betreft, 

- het gevoel dat het onmogelijk is deze ervaring in normale taal uit te leggen, 

- Het stoppen van gangbare soorten van denken (deductie, onderscheid maken, redeneren, overpeinzen enzovoorts) of vervanging daarvan door een vorm van ‘hoger’ of kwalitatief ander gebruik van het intellect zoals bijvoorbeeld intuïtie, 

- een gevoel van paradoxale belevingen waarin tegenstellingen worden opgeheven 

- het zeer sterk gevoelsmatige karakter van de ervaring dat zich in verschillende vormen kan uiten zoals hevige vreugde, uiterste kalmte, grote angst of onvergelijkbaar genot; bovendien vaak in ongebruikelijke samenstellingen optredend. 

 

Mystiek en de kunst van het spirituele contemplatieve leven hebben in het Westen altijd een marginaal bestaan geleid. Ze waren meestal ondergeschikt aan gebed, ritueel, het gewijde leven, verering en het nastreven van het morele. In Oosterse religies daarentegen, het 

Boeddhisme in de eerste plaats, heeft meditatie altijd een, vaak centrale, actieve rol gespeeld. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat blijkt dat het Boeddhisme over betere analytische mogelijkheden beschikt om dit soort verschijnselen te bestuderen. 

Een interessante ontwikkeling daarin, van relatief recente datum, bieden de nieuwe onderzoeksmogelijkheden van medisch-biologische aard zoals EEG, PET-scan en fMRI, die bij onderzoek van mediteren kunnen worden ingezet. Daarmee is vergelijkend onderzoek mogelijk en al gedaan bij mediterende mensen zonder enige ervaring in het mediteren en ervarenen zoals Katholieke nonnen en Tibetaanse monniken. 

Sommigen, zoals Dennett en het echtpaar Churchland denken dat de uitkomsten van dergelijk wetenschappelijk onderzoek alle feiten weergeeft en dat ‘daarboven’ niets anders (geest) bestaat, een zuiver materialistisch standpunt dus. 

Anderen zijn eerder geneigd (nog) wel te geloven in de oude dualistische lichaam-geest visie, tegenwoordig vooral opgevat als lichaam-hersenen tweedeling. Tenslotte zijn er dan ook nog enkelen die vasthouden aan een idealistisch monisme dat aanneemt dat de hele ervaringswereld slechts bestaat uit ‘geest’. 

Eerder gepubliceerd als: 

L.Feenstra en N.Tydeman. Mystical experience as an empirical fact. Ludus Vitalis 2011;19(25):131-144 

Oorspronkelijke citaten 

“In most circles where it is fashionable to be rational, it is not fashionable to be mystical; and in most circles where it is fashionable to be mystical, it is not fashionable to be rational.” (Staal 1975,12) 

‚Es gibt allerdings Unaussprechliches. Dies z e i g t sich, es ist das Mystische’(There is indeed the inexpressible. This shows itself; it is the mystical) (Wittgenstein 1976,6.522) 

“Tthat mysticism is not (often) studied directly and from within (1) because it is not so simple, (2) because of the general prejudice that mysticism by its very nature is mysterious and cannot be studied, (3) because of the general mistrust on the part of many contemporary philosophers and psychologists, and behavioural scientists generally, of anything that is not either an aspect of behaviour or a fact of physiology, (4) because of particular beliefs concerning mysticism.” (Staal 1975,126) 

“The view that there are realms of reality where ordinary language is not applicable is not, of course, paradoxical, inconsistent or contradictory. Such a situation is quite common not only in philosophy, but also elsewhere, e.g. mathematics or engineering, where for that reason artificial languages are constructed.” (Staal 1975,53) 

“For a moment, or for an hour – I no longer know which – I was that which is proclaimed in the four great axioms of Upanishad wisdom: Aham brahmasmi – I am the Absolute; tattvamasi – Thou are that; prajnatma brahma – everything that is truly the Brahman. Only now had I become a real apostate, because I had fulfilled the original heresy in me – that mystical pantheism against which early Christianity fought so hard, and with final success. I 

am God – that is supreme wisdom; I – not the unimportant, physical bodied I, not the wishing I, not the intellectual I – but all one impersonal I which alone exists. I experienced all this in that blessed moment for which I had not directly striven.” (Bharati 1980,59) 

“The one impersonal God presents Himself in many manifestations and many functions. Just as one man plays the role of father to his sons, husband to his wife, friend to his friends, and master to his servants, so God is father to the one, lord and master to the other, a friend to the third, and on (….) Upanishad declares: there is only one truth, but Wise Man call it by many names.” (Bharati 1980,38) 

Bronnen 

American Psychiatric Association. (1994), Diagnostical Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV),1980 

Baers J, Brinkman G, Jelsma A, Steggink O. Encyclopedie van de mystiek, fundamenten, tradities, perspectieven. Kampen: Uitgeverij Kok,2003 

Bharati A. The light at the centre. Context and pretext of modern mysticism. London: East-West Publishers,1976 

Bharati A. The ochre robe. Santa Barbara: Ross-Erikson,1980 

Huxley A. Perennial philosophy. New York: Harper and Row,1944 

James W. The varieties of religious experience. USA: Mentor Book. The New American Library of World Literature,(1902)1958 

Katz ST (ed). Mysticism and philosophical analysis. New York: Oxford University Press,1978 

Staal F. Exploring mysticism. Harmondsworth: Penguin books ltd.,1975