Peter Sloterdijk: Je moet je leven veranderen
In de vakantie (2009) heb ik onder andere gelezen: ‘Du must dein Leben ändern’ van Peter Sloterdijk. Dat wil zeggen, ik heb mij met enige vaart door dit vuistdikke boek heen gewerkt, zonder mij al te veel te laten ophouden door lange, slepende slierten van zinnen, talrijke neologismen en onverwachte, soms onnavolgbare uitweidingen. Maar het boek is knap gecomponeerd, waardoor de kern eruit springt. En gelukkig is er een goede Nederlandse vertaling van de in 2017 overleden Hans Driessen, die trouwens Sloterdijk al eerder prachtig vertaald heeft, zoals het hallucinerende 'Sferen.
De titel is ontleend aan een gedicht van Rilke ‘Archaïsche Apollotorso’. Rilke was in Parijs om een boek te schrijven over de beeldhouwer August Rodin, die hij zeer bewonderde. Op een dag ging hij naar het Louvre en in één van de zalen stuitte hij op een Romeins beeld, een torso. Terwijl hij er verbaast naar staarde, begon het beeld hem aan te kijken en zei: ‘Du must dein Leben ändern.’
Hoewel Sloterdijk tegenover de religies zeer kritisch is, neemt hij tot mijn grote verrassing de ascetische tradities van de religies van Oost en West uiterst serieus. Hij noemt met name yoga, boeddhisme en de christelijke monastieke tradities (Benedictus en zijn regel). Zij zijn ‘de virtuozen’ ofwel de ‘acrobaten’ van beoefening. Parallel hieraan noemt hij Marcus Aurelius, Nietzsche, Foucault, Cioran en anderen als voorbeelden van mensen die hun leven stelden in het teken van beoefening. Kort gezegd, zij beoefenden ‘het onmogelijke’, het ‘nog-niet’ door zich los te willen maken van de gewoontevorming in het alledaagse leven. Met hun beoefening willen zij iets nieuws creëren, zonder dat duidelijk is wat dit nieuwe precies inhoudt. Zij hadden de moed om een richting in te slaan zonder te weten waartoe dat zou leiden.
De religieuze tradities verdienen erkenning voor de geweldige discipline waartoe zij hun volgelingen aanspoorden. Maar zij zijn verouderd. In een lezing gehouden in Nijmegen zegt hij: ‘De oude tradities roepen bij veel moderne burgers gevoelens van ongemakkelijkheid en zelfs schaamte op, als een oude opa die men niet meer alleen over straat durft te sturen omdat hij misschien iets gênants gaat doen’. Maar in een interview naar aanleiding van dit boek zegt hij tevens: ‘Wat men ook moge beweren over onze tijd: we kunnen niet spreken over een terugkeer van de religie, maar we kunnen ook niet zeggen dat mensen religie de rug toekeren. Ik spreek liever over spirituele oefeningen. We gaan inzien dat de mens door te trainen zichzelf kan vormen.’
Meer dan de oude oproep van de religie tot transformatie, wijst Sloterdijk op een gebod dat uitgaat van de mondiale crisis, ‘een instantie die de kracht heeft een geloofwaardig commando te geven’. Met de crisis bedoelt hij met name: het milieuvraagstuk, de kredietcrisis en de globalisering. Vandaar: ‘De mondiale crisis dicteert ons onze levenswandel. We moeten ons leven daadwerkelijk veranderen, nieuwe levensvormen ontwikkelen, deelnemen aan ecologische en economische zelfhulpprogramma’s. We kunnen niet anders dan “doen”. Of het ons nu bevalt of niet, dat speelt geen rol meer.’
Ook al komt voor mij Rilke’s imperatief niet zozeer uit de mondiale dreiging, maar hoor ik deze direct in mijn hart, misschien is het een idee om de oproep ‘Du must dein Leben ändern’ als motto te nemen voor de spirituele weg. Wat is mijn zenbeoefening anders dan een voortdurende verandering zonder te weten waartoe dit leidt? Wat zeg ik als leraar bij het horen van een klacht, teleurstelling, wanhoop, verwachting anders dan ‘verander je leven’, leer anders te kijken en anders te denken en daarmee anders te voelen’? Steeds komt het hierop neer: richt je op iets anders dan je door gewoonte en gewenning gevormde waarneming en denkpatronen. Er is iets anders mogelijk!
Zoals vaker gezegd: in zen hebben we geen waarheid. We hebben verhalen en enkele wijsgerige analyses. Maar deze dienen één zaak: beoefening. Leer genieten van beoefening of het nu mee- of tegenzit. En over het resultaat? Laten we daarover zwijgen. Want als er resultaten zijn, dan is dat niet mijn verdienste, noch dienen zij als rustplaatsen, noch is er reden daarnaar om te zien. Ik hoop dat we nog vele malen samen zullen zingen: ‘Hoe eindeloos de Boeddhaweg ook is, ik beloof hem ten einde te gaan.’
Archaïsche torso van Apollo
Wij zagen nooit zijn ongekend gezicht,
De oogappels die daarin rijpten. Maar
Zijn torso gloeit nog als een kandelaar,
waarin zijn blik, met een getemperd licht,
nog glanzen blijft. Anders zou jou de boeg
der borstkas niet verblinden, en in 't zacht
draaien der lendenen was niet die lach
naar 't midden toe dat het geslachtsdeel droeg.
Anders stond deze steen geknot, beschadigd,
in zijn doorschijnende schoudercascade,
en zou niet glinsteren als roofdierhuid,
en zou niet als een ster losbreken uit
zijn vorrn: geen plek aan hem die jou niet ziet.
Zo doorgaan met je leven kun je niet.
Rainer Maria Rilke
'Zo doorgaan met je leven kun je niet'- dat lijkt afkomstig te zijn uit een sfeer waar geen tegenspraak wordt geduld. Het valt ook niet uit maken waarvandaan de zin wordt uitgesproken; alleen zijn absolute verticaliteit is boven alle twijfel verheven. Men weet niet of dit dictum loodrecht uit de grond omhoogschiet, om me als een pijler in de weg te staan, of uit de hemel valt, om de weg voor mij in een afgrond te veranderen, zodat de volgende stap die ik zet al deel moet uitmaken van het veranderde leven dat van mij geëist wordt. Het volstaat niet te zeggen dat Rilke de ethiek esthetiserend terugvertaalt in het lapidaire, cyclopische, antiek-gewelddadige. Hij heeft een steen ontdekt die de torso van de 'religie', de ethiek, de ascese in het algemeen belichaamt: een beeld dat een oproep van boven uitstraalt, teruggebracht tot het zuivere bevel, de onvoorwaardelijke opdracht, de doorstraalde uiting van het Zijn dat kan worden begrepen - en dat alleen spreekt in de gebiedende wijs.
Je moet je leven veranderen? - zo luidt de imperatief die het alternatief van hypothetisch en categorisch overstijgt. Het is de absolute imperatief- het metanoëtische bevel zonder meer. Hij spreekt het parool uit voor de revolutie in de tweede persoon enkelvoud. Hij beschrijft het leven als een niveauverschil tussen zijn hogere en lagere vormen. Ik leef weliswaar al, maar iets zegt tegen mij met ontegensprekelijke autoriteit: je leeft nog niet echt. De numineuze autoriteit van de vorm geniet het voorrecht mij met ‘Je moet' toe te spreken. Het is de autoriteit van een ander leven in dit leven. Ze treft mij aan in een subtiele insufficiëntie, die ouder en vrijer is dan de zonde. Het is mijn innerlijke nog-niet. In mijn meest bewuste moment word ik getroffen door het absolute protest tegen mijn statusquo: mijn verandering is bittere noodzaak. Als je je leven vervolgens inderdaad verandert, doe je niets anders dan wat je zelf met je beste wil wilt, zodra je merkt dat een verticale spanning die voorjou geldt, je leven compleet overhoopgooit. (34)
Uit: Peter Sloterdijk, Je moet je leven veranderen, over antropotechniek, vertaling Hans Driessen, Boom Amsterdam, 2011, p.33 en 34.