Wonderbaarlijke gebeurtenissen rond de geboorte van de Boeddha

Tijdens een bijeenkomst van monniken, en op verzoek van de Boeddha, verhaalt de eerwaarde Ananda over de wonderlijke gebeurtenissen die voorafgingen aan de geboorte van de Boed­dha en deze begeleidden.

ALDUS HEB IK GEHOORD.

Eens verbleef de Verhevene in Savatthi, in het Jetavana, het park van Anathapindika.

Toen dan, toen een aantal monniken na de maaltijd terugge­keerd was van de bedelronde, bijeengekomen was in de verga­derhal en daar bijeenzat, ontspon zich tussen hen het volgende gesprek: 'Het is wonderlijk, vrienden, Het is buitengewoon, hoe groot de wonderkracht en de macht van de Voleindigde is, dat hij de boeddha's uit het verleden kan kennen, die het volledige nirvana bereikt hebben, die zich los hebben gemaakt van de veelheid der verschijnselen, die het pad [in de wereld] hebben afgesneden, die een einde hebben gemaakt aan de voortgang door het bestaan en uitgestegen zijn boven alle lijden: "Die Verhevenen waren van zo'n geboorte, droegen die naam, waren van die familie, van een dergelijke deugdzaamheid, verkon­digden die leer, hadden dat inzicht, leefden zo, kenden zo'n bevrijding."'

Daarop sprak de eerwaarde Ananda tot die monniken devolgende woorden: 'Vrienden, Voleindigden zijn wonderlijk, toegerust met wonderlijke kwaliteiten; Voleindigden zijn bui­tengewoon, toegerust met buitengewone kwaliteiten!'

Dit gesprek tussen die monniken werd echter onderbroken toen de Verhevene, tegen het vallen van de avond opgestaan uit zijn meditatie, naar de vergaderhal ging en zich daar aan­gekomen neerzette op een toebereide zetel. Toen hij was gaan zitten, richtte hij zich tot de monniken: 'Voor welk gesprek zitten jullie nu bijeen? Welk gesprek tussen jullie werd onder­broken?' Daarop vertelden ze het hem en ze sloten af met de woorden: 'Dit gesprek tussen ons, Heer, werd onderbroken toen u verscheen.'

Toen dan richtte de Verhevene zich tot de eerwaarde Ananda: 'Welnu, Ananda, laat dan nog verder je licht schijnen over de wonderlijke en buitengewone kwaliteiten van de Voleindigde.'

'Heer, ik heb dit uit uw eigen mond gehoord, uit uw eigen mond vernomen: "Aandachtig, volbewust is de Bodhisattva32 in de Tusita-hemel wedergeboren." Dit heb ik onthouden als een wonderlijke, buitengewone kwaliteit van de Verhevene.

Heer, ik heb dit uit uw eigen mond gehoord, uit uw eigen mond vernomen: "Aandachtig, volbewust verbleef de Bodhi-sattva in de Tusita-hemel." Ook dit heb ik onthouden als een wonderlijke, buitengewone kwaliteit van de Verhevene.

Heer, ik heb dit uit uw eigen mond gehoord, uit uw eigen mond vernomen: "Een heel leven lang verbleef de Bodhisattva in de Tusita-hemel." Ook dit heb ik onthouden als een won­derlijke, buitengewone kwaliteit van de Verhevene.

Heer, ik heb dit uit uw eigen mond gehoord, uit uw eigen mond vernomen: "Aandachtig, volbewust is de Bodhisattva uit de Tusita-hemel weggevallen en in de moederschoot afgedaald." Ook dit heb ik onthouden als een wonderlijke, buitengewone kwaliteit van de Verhevene.

Heer, ik heb dit uit uw eigen mond gehoord, uit uw eigen

 mond vernomen: "Toen de Bodhisattva wegviel uit de Tusi-ta-hemel en in de moederschoot afdaalde, verscheen er in de wereld met haar goden, met haar Mara's, met haar Brahma's, temidden van dit geslacht met zijn asceten en brahmanen, met zijn goden en mensen een geweldig, onmetelijk licht, dat de goddelijke luister van de goden overtrof. Zelfs in de donkere ruimten tussen de werelden, in de pikzwarte, duistere regio­nen, waar zelfs de zon en de maan, die zo machtig en krachtig zijn, niet in staat zijn hun licht te doen schijnen, zelfs daar openbaarde zich een geweldig, onmetelijk licht, dat de god­delijke luister der goden overtrof. De wezens die daar waren wedergeboren, werden zich door dat licht van elkaar bewust en dachten: 'Nee maar, er zijn nog andere wezens hier gebo­ren!' Dit tienduizendvoudige wereldsysteem schudde, beefde en schokte en er verscheen een geweldig, onmetelijk licht in de wereld, dat de goddelijke luister der goden overtrof." Ook dit heb ik onthouden als een wonderlijke, buitengewone kwaliteit van de Verhevene.

Heer, ik heb dit uit uw eigen mond gehoord, uit uw eigen mond vernomen: "Toen de Bodhisattva in de schoot van zijn moeder was ingedaald, stelden vier goden zich op in de vier windrichtingen om hem te beschermen en te zorgen dat geen mens of demon of wie dan ook de Bodhisattva of zijn moeder kwaad zou doen." Ook dit heb ik onthouden als een wonder­lijke, buitengewone kwaliteit van de Verhevene.

Heer, ik heb dit uit uw eigen mond gehoord, uit uw eigen mond vernomen: "Toen de Bodhisattva in de schoot van zijn moeder was ingedaald, was de moeder van de Bodhisattva als vanzelfsprekend deugdzaam, afkerig van het doden van le­vende wezens, afkerig van het nemen van wat niet gegeven is, afkerig van seksueel wangedrag, afkerig van liegen en afkerig van middelen die een roes veroorzaken, zoals allerlei soorten sterke drank." Ook dit heb ik onthouden als een wonderlijke, buitengewone kwaliteit van de Verhevene.

Heer, ik heb dit uit uw eigen mond gehoord, uit uw eigen mond vernomen: "Toen de Bodhisattva in de schoot van zijn moeder was ingedaald, kwamen er bij haar geen gedachten meer op aan de vijf zintuiglijke genoegens die mannen met zich mee kunnen brengen33en was zij niet toegankelijk voor welke man dan ook die vol lust was." Ook dit heb ik onthouden als een wonderlijke, buitengewone kwaliteit van de Verhevene.

Heer, ik heb dit uit uw eigen mond gehoord, uit uw eigen mond vernomen: "Toen de Bodhisattva in de schoot van zijn moeder was ingedaald, verkreeg zij de vijf zintuiglijke genoe­gens;34daarmee begiftigd, in het bezit daarvan amuseerde ze zich." Ook dit heb ik onthouden als een wonderlijke, buiten­gewone kwaliteit van de Verhevene.

Heer, ik heb dit uit uw eigen mond gehoord, uit uw eigen mond vernomen: "Toen de Bodhisattva in de schoot van zijn moeder was ingedaald, liep zij geen enkele ziekte op; zij voelde zich goed, was niet moe in haar lichaam en zij zag de Bo­dhisattva door haar schoot heen, van alle ledematen voorzien, geen enkel vermogen missend. Het is te vergelijken met een mooie, edele berylliumsteen met acht facetten, voortreffelijk geslepen; daardoorheen wordt een draad geregen, een blauwe, een oranje, een rode, een witte of een gele draad. Daaraan zou een man met een scherp oog, die hem in de hand genomen heeft, kunnen waarnemen hoe de draad door de steen loopt. Evenzo, monniken, ziet de moeder van de Bodhisattva, vrij van ziekte en moeheid, de Bodhisattva in haar schoot zitten, van alle ledematen voorzien, geen enkel vermogen missend." Ook dit heb ik onthouden als een wonderlijke, buitengewone kwaliteit van de Verhevene.

Heer, ik heb dit uit uw eigen mond gehoord, uit uw eigen mond vernomen: "Zeven dagen na de geboorte van de Bo­dhisattva stierf zijn moeder en werd zij in de Tusita-hemel wedergeboren." Ook dit heb ik onthouden als een wonderlijke, buitengewone kwaliteit van de Verhevene.

Heer, ik heb dit uit uw eigen mond gehoord, uit uw eigen mond vernomen: "Toen de Bodhisattva uit de schoot van zijn moeder kwam, verschenen er twee waterstromen, die uit de hemel kwamen, één met koud water en één met warm wa­ter, waarmee de mensen de Bodhisattva en zijn moeder ritueel wasten." Ook dit heb ik onthouden als een wonderlijke, bui­tengewone kwaliteit van de Verhevene.

Heer, ik heb dit uit uw eigen mond gehoord, uit uw eigen mond vernomen: "De pasgeboren Bodhisattva ging op beide voeten staan en met zijn gezicht naar het noorden zette hij ze­ven stappen, terwijl er een witte parasol boven hem gehouden werd. Hij keek in alle richtingen en zei met een stem als van een stier: Tk ben de hoogste van de wereld, ik ben de beste van de wereld, ik ben de voornaamste van de wereld; dit is mijn laatste geboorte, er is nu geen wedergeboorte meer.'" Ook dit heb ik onthouden als een wonderlijke, buitengewone kwaliteit van de Verhevene.

Heer, ik heb dit uit uw eigen mond gehoord, uit uw ei­gen mond vernomen: "Toen de Bodhisattva uit de schoot van zijn moeder kwam, verscheen er in de wereld met haar goden, Mara's en Brahma's, temidden van dit geslacht met zijn asce­ten en brahmanen, met zijn goden en mensen, een onmetelijk groot licht, dat de goddelijke luister van de goden te boven ging. Zelfs in de donkere ruimten tussen de werelden, in de pikzwarte, duistere regionen, waar zelfs de zon en de maan, die zo machtig en krachtig zijn, niet in staat zijn hun licht te doen schijnen, zelfs daar openbaarde zich een onmetelijk groot licht, dat de goddelijke luister der goden overtrof. De wezens die daar waren wedergeboren, werden zich door dat licht van elkaar bewust en dachten: 'Nee maar, er zijn nog andere wezens hier geboren!' Dit tienduizendvoudige wereldsysteem schudde, beefde en schokte en er verscheen een geweldig, onmetelijk licht in de wereld, dat de goddelijke luister der goden overtrof." Ook dit heb ik onthouden als een wonderlijke, buitengewone kwaliteit van de Verhevene.'

'Welnu dan, Ananda, onthoud jij ook dit als een wonderlijke, buitengewone kwaliteit van de Voleindigde.' gevoelens worden door de Voleindigde direct gekend als ze oprijzen, gekend als ze aanwezig zijn en gekend als ze verdwijnen. Voorstellingen en gedachten worden direct gekend als ze oprijzen, gekend als ze aanwezig zijn en gekend als ze verdwijnen. Ook dit moet je onthouden als een wonderlijke, buitengewone kwaliteit van de Voleindigde.'

'Ja, Heer, ook dit zal ik onthouden als een wonderlijke, bui­tengewone kwaliteit van de Verhevene.' Aldus sprak de eer­waarde Ananda. De Leraar stemde met hem in. De monniken waren verrukt en verheugden zich over de woorden van de eerwaarde Ananda.

(Acchariya-abbhuta-Sutta;MN III 118-24)