Zen: denk het ondenkbare en zeg het onzegbare!

Materiaal voor de dharmalessen tijdens de sesshin in Vught
De actualiteit van Dogen:
Dogen: Hoogst actueel? Dogen de jazz dichter die kabbelt en zich vrij uitdrukkend-opnieuw uitdrukkend-buigen-rechtmaken-ontbinden-bevrijdend de standaard stemmingen van de sutras en koans.’
- Dogen’s time/being.
- Derrida’s deconstructie: Shinjun Datsuraka, wegvallen van lichaam/geest.
- De ongebonden natuur van niet weten
- De intuïtie van de onderlinge verbondenheid van verwikklingen
- sociaal van belang: de kritische boeddhisten: geen aandacht voor de Burakumin, de dorpelingen als outcast. Zij wezen op Dogen als iemand die verandering van hart wilde, wees op de onschendbaarheid karmische vergelding en de behoefte aan berouw beklemtoonde om de effecten te verzachten van alle begane zonden.
- De strijd tussen institutionele autoriteit en individuele autoriteit in de zentraining, het te boven komen van nationalisme
- Ecologie: ‘Je moet bijdragen tot het welzijn van vriend en vijand, onpartijdig. Dit gebeurt door zelf en anderen op gelijke wijze te steunen. Indien ondersteund met een contemplatieve houding, die niet zoekt naar enige beloning, dan is heilzame handelen omwille van gras, bomen, wind en water als ook voor degene die dwaas en onverbeterlijk zijn spontaan en onafgebroken. (T. 475v)
- De idee van ‘de Grote aarde’.
Gedicht van Daichi Sokei (1290-1366), reflectie
‘Over het ontvangen van een copy van Dogen’s Schatkamer van het ware Dharma Oog’:
De verlichte geest zoals die uitgedrukt wordt in de Schatkamer,
Leert ons de binnenste gedachten van alle diverse Zen Ouders.
Een mystiek pad, afkomstig uit Eiheiji, bereikt mijn afgelegen dorp,
Waar ik een nieuw hemelse mist zie oprijzen te midden van opmerkelijke loten.
- Over zazen
Hekiganroku 26
Hyakujo zit op de sublieme Piek
Het voorval.
Een monnik vroeg Hyakujo: ‘Wat is het meest wonderbaarlijke?’
Jo zei: ‘Ik zit alleen op deze Grote, Sublieme Piek.’
De monnik boog.
Jo sloeg hem.
Setcho’s gedicht.
Over het veld van de patriarch
Galoppeert het hemelse paard, Baso’s opvolger,
hoe verschillend hun manier van onderricht
in vasthouden en loslaten.
Zijn handelingen waren snel als een bliksemflits
Altijd toepasselijk.
De monnik wilde knijpen in de bakkebaarden van de tijger,
Maar zijn pogingen maakte hem tot pispaal.
Hekiganroku 17
Kyorin: lang zitten en moe worden.
Engo’s introductie.
Snijden door spijkers, staal breken, voor de eerste keer kan men een meester van het eerste principe genoemd worden. Als je je weghoudt van pijlen en zwaarden vermijdt, zal je in zen een mislukking zijn. Naar het subtiele punt kan geen onderzoek worden ingelast; laat dat even gezegd zijn. Maar wanneer de schuimende golven de hemel wassen, wat zal dan voor jezelf doen?
Het voorval.
Een monnik vroeg Kyorin: ‘Wat is de betekenis van Bodhidharma’s komst van de West?’
Kyorin zei: ‘Lang zitten en moe worden.’
Setcho’s gedicht.
Eén, twee, honderden, duizenden,
Doe je muilkorf af en leg je last neer.
Als je links of rechtsom draait, volgende de aanwijzing van een ander,
Zal ik je slaan zoals Shiko de non Ryutetsuma sloeg.
[Kyorin: leerling van Ummon. Als Ummon hem riep antwoordde hij: ‘Hier ben ik, heer.’ En Ummon vroeg dan: ‘Wat is dit?’ Achttien jaar lang ging dit zo door. Tot Kyorin op een dag riep: O, ik begrijp het!’ Waarop Ummon zei: ‘Waarom zeg je dat niet op een transcendente manier?’ Nog drie jaar studeerde Kyorin verder tot hij volledige rijpheid bereikte.
Veertig jaar gaf Kyorin onderricht. Op zijn sterfbed zei hij: ‘Ik ga op pelgrimage.’
Iemand zei: ‘Die monnik is gek. Waar gaat hij op pelgrimstocht heen als ie tachtig jaar oud is?’ Maar een ander zei: ‘Wanneer de eerbiedwaardige meest op pelgrimstocht gaat, gaat hij en woont hij in alle vrijheid.’
Kyorin zei tot de bijeengekomen monniken: ‘Veertig jaarlang was ik getimmerd uit één stuk.’]
Alle Boeddhas-Tathagatas beschikken over een uitgelezen middel, onovertroffen en vrij van menselijke tussenkomst, om de wonderbaarlijke Dharma via persoonlijke ontmoeting over te leveren en volledige verlichting te realiseren. Dat het zonder enige afwijking van Boeddha tot Boeddha is doorgegeven, is te danken aan de samadhi van zichzelf-vervullende activiteit (jijuyu-samadhi). Om vreugdevol te spelen in deze samadhi is het rechte zitten in zazen de juiste toegangspoort. (S. Bendowa)
Ofschoon rustverstoringen en illusies tijdens zazen in- en uitstromen, verschijnen zij binnen deze samadhi en worden daar getransformeerd tot verlichting en verstoren zij niets noch tasten zij iets aan. Ook zij zijn het werk van de Boeddha - oneindig diep en krachtig. Hun kracht doordringt de bomen, de grassprietjes, de aarde. Zij schijnen helder tezamen met het Grote Goddelijke Licht en preken de diepe, onbegrijpelijke Dharma omwille van iedereen - gewone mensen, heiligen en levende wezens. En het omgekeerde is ook waar...
Met als gevolg, dat ook al zit iemand slechts voor een kort moment in zazen, hij onwaarneembaar één wordt met elk ding afzonderlijk en met alle dingen tezamen, hij volledig alle tijd doordringt zodat hij binnen het grenzeloze universum het eeuwige en onophoudelijke werk verricht al het bestaande tot verlichting te brengen. Dit is voor elk ding en ieder mens dezelfde en ongedefinieerde realisatie. Maar dit is niet beperkt tot de praktijk van het zitten alleen... (S. Bendowa)
Te denken dat beoefening en realisatie onderscheiden zijn van elkaar is een non- boeddhistische visie of een basale misvatting. In boeddhisme is beoefening-realisatie volledig één en dezelfde ervaring. Omdat dit gezichtspunt verwijst naar beoefening gebaseerd op spiritueel ontwaken op dit moment is de ijverige training die ontstaat bij het beginnend besluit de weg te zoeken, zelf de vervulling van realisatie. Daarom moet je geen enkele verwachting over verlicht zijn als iets dat apart staat van voortdurende beoefening voor ogen hebben, aangezien beoefening direct verwijst naar realisatie. (Bendowa, T.12
Vergeet je bezigheden van de dag. Denk niet aan wat goed is, noch aan wat slecht is. Zit niet alle voor- en nadelen tegen elkaar af te wegen. Stop alle bewegingen van het bewustzijn en houd op met het vormen van ideeën over je gedachten en gezichtspunten. Streef er niet naar een Boeddha te worden...
Denk het nietdenken. Hoe doe je dat, denken het nietdenken? Door niet denken. Dit is de essentie van de methode van zazen. (Fukanzazengi)
Waarom leer ik mijn leerlingen rechtop te zitten in de meditatiehouding? Omdat het gemakkelijk is de geest te reguleren wanneer het lichaam recht zit. Als het lichaam recht gestrekt is, is de geest niet dof. In tegendeel, de geest is onwrikbaar, de intentie is oprecht, en aandacht is aanwezig. Als de geest verstrooid is of het lichaam is armzalig, breng dan lichaam en geest tezamen en herneem je rechte houding. Als je samadhi wilt manifesteren en binnengaan, moet je alle verstrooide gedachten en de verspreide geest bijeenbrengen binnen deze houding. Oefen op deze manier en je zal de koning der samadhis manifesteren en intiem binnengaan.
‘Wanneer je in de meditatiehouding zit, zijn huid, vlees, beenderen en merg van het menselijk wezen onmiddellijk levendig in de koning der samadhis. De Wereld Eerbiedwaardige Ene zat altijd in deze meditatiehouding en heeft dit aan al zijn leerlingen op authentieke wijze overgeleverd. De Wereldeerbiedwaardige Ene leerden mensen en goden hoe te zitten in deze meditatiehouding. Het is het zegel van de geest op authentieke wijze overgeleverd door de zeven oorspronkelijke boeddhas.’ (Zanmai o zanmai)
Shikan taza is het principiële voertuig om lichaam/geest weg te doen vallen en een ongebonden bewustzijn te bereiken dat toegepast kan worden op verschillende pedagogische omstandigheden en ethische situaties. Het is geen wondermiddel voor elke denkbare zorg of conflict, maar juist gebruikt dient het als een belangrijke methode contemplatief bewustzijn te verhelderen en te verfijnen dat op dynamische wijzen de wortels van verschillende verstoringen, die wijken van het boeddhistische pad, te boven doen komen.
Iedereen heeft de fundamentele capaciteit door zitmediatie ontwaken te actualiseren waarbij distincties van zelf en ander, middelen en doel, passiviteit en rust meteen oplossen en wegvallen. Meditatie actualiseert voortdurend nietdenken in het huidige moment van tijd/zijn. Inspanningsloze zazen als zelf vervullende samadhi, jijijy zanmai waarin de inspanning van een individu spontaan universaliteit manifesteert op elk moment van tijd/zijn.
Religieuze training moet gebaseerd zijn inzichtvolle contemplatie van vergankelijkheid.
Geen uitdrukking van melancholie over voorbijgaande schoonheid of over persoonlijk verlies, maar het gaat om de impact van contigentie en eindigheid op de menselijke ervaring te onderzoeken en een echte zin van onthechting te ontdekken, die in staat stelt tot een volledige betrokkenheid op alle aspecten van realiteit. Deze paradoxale staat wordt ontleend aan een gelijkmoedig accepteren van en een onderdompelen in de onvermijdelijke verandering door het herdefiniëren van de relatie tussen het huidige moment en zijn antecedenten of consequenties daarbij accentuerend de onmiddellijkheid van de boeddha natuur die hier en nu gemanifesteerd wordt.
De Japanse cultuur is doordrongen van mono no ware, een aangrijpend verdriet (pathos) van het voorbijgaan der dingen. De verdwijning van bestaan beïnvloedt direct de existentiële betekenis van tijd en dood, welke de sleutel is voor spirituele realisatie. ‘Groot is de zaak van leven en dood, Alles is vergankelijk en verdwijnt snel. Verspil je leven niet. Neem elk moment als een gelegenheid om te ontwaken.’
Noh theater auteur Zeami: ‘Een witte reiger, weerspiegeld in het maanlicht, zit op een zilveren vaas in de sneeuw.’
Niet de uiterlijke omstandigheden zijn de sleutels die realisatie in gang zetten, maar het transformatieve proces, dat een wederkerige interactie betrekt met zijn eigen diepste verstaan van de ware betekenis van tijdelijkheid, ontwikkeld in het licht van de eindigheid van alle fenomenen.
Genjokoan. De eerste regels : ‘Wanneer alle dingen boeddha dharma zijn, dan is er zinsbegoocheling, realisatie, beoefening, geboorte en dood, boeddhas en levende wezens. Wanneer de tienduizenden dingen zonder een inwonend zelf zijn, dan is er geen zinsbegoocheling, geen realisatie, geen boeddha, geen geboorte en dood. De boeddha weg springt in wezen over overvoed en gebrek heen. Dus is er geboorte en dood, zinsbegoocheling en realisatie, levende wezens en boeddhas. Toch betreuren we dat bloemen verwelken en voelen we weerzin dat onkruid zo snel groeit.
Opmerking van Steven Heine: Die laatste zin kan ook zo herschreven worden: ‘De Dharma leren is bedroefd te zijn over vergankelijkheid. Bedroefd zijn is het transcenderen van wanhoop (als een bron van gehechtheid) en vergankelijkheid te realiseren als de nonsubstantialiteit van alle fenomenen.’
Vergankelijkheid is being/time. De vraag is niet ‘wat is tijd/’ maar wat betekent het in de tijd te zijn? Geen statisch begrip van tijd. Dogen citeert Rujing: ‘Lingyun zag pruimenbloesems opengaan / maar ik zie pruimenbloesems uiteenstuiven.’
Gedicht van Rujing:
Een half jaar at ik rijst zittend op een met wolken overdekte bergtop,
Mij concentrerend op het doorbreken van duizend lagen dichte mist.
Plotseling hoorde ik een schallende donderslag en zag boven mijn hoofd een bliksemflits.
Het hele gebied was verlicht met lentekleuren van abrikozen bloesems gloeiend van rood karmozijn.
Het ervaren van de onverdeeldheid van de ware werkelijkheid en het veelvoud van de fenomenen – dat is nirwana.
Volgens de Schatkamer zijn alle dichotomieën zoals ogenschijnlijke tegenstellingen tussen dood en leven, praktijk en realisatie, zijn en worden, eindige geest en objecten, spreken en zwijgen, boeddhanatuur en levende wezens, overkomen en opgelost in een onbegrijpelijke eenheid die niet zoekt te elimineren maar eerder te herstellen en een nadruk behoudt op de verscheidenheid van specifieke perspectieven.
De dynamische manifestatie van verlichting hier en nu (genjokoan), een onbemiddeld toch mysterieus ontvouwen van nirwana binnen een leven van verandering en verval constitueert de fundamentele tegenstrijdigheid van de ware werkelijkheid, die in feite geen enkel conflict herbergt. Dogen suggereert dat iedereen de capaciteit heeft deze dynamische staat te realiseren dat is: ‘niet één, niet twee’ door alleen maar te zitten met toevoeging van dagelijkse monastieke activiteiten voortdurend vergezeld van wegvallen van lichaam/geest.
Een tweevoudige benadering:
Via negativa: non dualiteit, geen discriminatie, het onbezoedelde, het niet te onderscheidene, het ongelijksoortige, het ononderbrokene.
Via positiva: eenheid, één geest, één lichaam, gelijkheid, identieke substantie.
Lege ruimte. Gedicht:
Mijn gehele zijn is als de mond van een bel die hangt in de lege ruimte:
Hij vraagt niet of wind komt uit het oosten, westen, noord of zuid.
In unisono, spreekt hij van wijsheid omwille van anderen:
het geklingel en gerinkel is het tingenlinglingen van de bel.
‘Leven is als het zeilen in een boot. Ofschoon ik de zeilen hijs, roei met een roeiriem en stuur, geeft de boot me vaart en zonder de boot zou er geen varen zijn. Maar door te zeilen in de boot maak ik de boot tot wat het is…. Vandaar maak ik het leven tot wat het is. Varend in een boot, zijn mijn lichaam/geest en de relatie tussen zelf en omgeving tezamen de dynamische functie van de boot en de gehele aarde en de gehele hemel neemt hieraan deel… OP dat moment is er niets anders dan de wereld van de boot. De hemel, water en de oever zijn allen deel van dit moment van varen, welke volledig verschillend is van gelegenheden wanneer i niet in een boot ben. Aldus, leven is wat ik wat ik het doe zijn en ik ben wat het leven mij doet zijn. (Zenki T. 451)
Su Shi (960-1126):
De geluiden van de beek in de bergen zijn de lange tong van de Boeddha,
De kleuren van de bergen zijn niet anders dat zijn zuivere lichaam.
Wanneer de nacht komt, hoor ik vierentachtigduizend liederen,
Maar hoe kan ik dit ooit bij het opkomen van de zon aan jou verklaren?
Dogen: ‘Ontwaakte de leek Su Shi bij het zien van bergen en rivieren of waren zij ontwaakt door hem te zien?’
De ware betekenis van de geest is noch een individueel vermogen noch een lichamelijk object noch een niveau van contemplatief bewustzijn. Hij moet niet verstaan worden in een van de talrijke misleidende vooronderstelling over tijdelijkheid:
‘Geest is noch iets aangeboren noch iets dat plotseling opnieuw ontstaat op elk moment, hij is noch enkelvoudig, noch meervoudig. Hij is noch spontaan noch gepland, hij is niet gesitueerd in ons fysieke lichaam, noch is ons lichaam gefixeerd in de geest. Geest doordringt niet het gehele universum van denken en dingen, noch is hij iets van het verleden of de toekomst. Hij is noch afwezig, noch aanwezig, noch is hij iets intrinsiek noch geproduceerd door een uiterlijke oorzaak. Hij is noch een samengevoegde kwaliteit, ook niet van een oorzaakloze natuur.’ (Hotsu bodaishin, T. 656
De waarde van waanbeelden, dromen.illusies
Hekiganroku nr.40
Nansen’: ‘Deze Bloem’
Engo’s introductie.
Wanneer de activiteit van de geest wordt stilgelegd en is weggeveegd, zal de ijzeren boom bloeien. Kun je dat demonstreren? Zelfs een slimmerik zal op zijn bek gaan. Ook al excelleert hij op allerlei wijzen, hij zal als aan de grond genageld staan. Wat zijn de complicaties? Zie het volgende.
Het voorval.
Riku Taifu was in gesprek met Nansen en zei: ‘Jo Hosshi zei eens: “Hemel en aarde en ik zijn van dezelfde wortel. Alle dingen en ik zijn één lichaam”. Is dat niet fantastisch?’ Nansen wees op een bloem in de tuin, riep Taifu en zei: ‘Nu zien mensen deze bloem alsof zij aan het dromen zijn’.
Setcho’s gedicht
Horen, zien, tasten en weten zijn niet één en één;
Bergen en rivieren worden niet waargenomen in een spiegel.
De ijzige hemel, de opkomende maan – om middernacht;
In wie zal het heldere water van het meer de schaduwen in de kou weerspiegelen?
[Riku Taifu was een hoge ambtenaar en bereikte onder Nansen een gevorderde wijze van verstaan.
Jo Hosshi was een van de vier leerlingen van Kumarajiva ( begin 5e eeuw), vertaalde mede vele teksten en was een tekstgeleerde bij uitstek. Men zegt dat hij een ontijdige dood stierf door executie omdat hij om religieuze redenen weigerde
Te gehoorzamen aan en bevel van de heerser van de staat.
Wijzen op de bloem: ‘Zie de bloem. Zie de Tathagata. Zie de Boeddha Natuur in deze bloem?
Dogen stelt dat een zenleerling niet te gemakkelijk kan blijven staan met een zeker (mis)verstaan, aangezien er altijd behoefte is aan bijstellen en bemachtigen van nieuw gelegenheden om zelf-realisatie te verkrijgen, want elke kans voor het veranderen van standpunten een gelegenheid is voor spirituele groei. Samuel Beckett: ‘Altijd geprobeerd. Altijd gefaald. Doet er niet toe. Probeer opnieuw. Faal opnieuw. Faal beter.’
Dogen’s verlichting is ‘een eindeloos proces van ontwarren van verwarde klimplaten door middel van verwarde klimplanten.’
‘Er is een fout verbonden met een andere fout.’ Een fout te herkennen als een fout of de juiste fout te maken. Wanneer een zijde is verlicht, is de andere zijde donker.
Dogen suggereert dat alle het menselijk verstaan is aangeboren, beperkt door sensaties, toch kunnen we elke impressie gebruiken, hoe schijnbaar inadequaat of gebrekkig als een venster om tenminste een voorlopig of gedeeltelijk gezichtspunt van heelheid te winnen die de basis wordt van verdere spirituele ontwikkeling.
‘Wanneer de Dharma nog niet volledig iemands lichaam/geest heeft vervuld, dan is die persoon geneigd te denken dat zijn kennis reeds voldoende is; wanneer de dharma volledig lichaam/geest vervult, die persoon voelt zeker dat er nog iets gemist wordt.’
‘Er is satori te midden van illusie en er is illusie te midden van satori.’
Waanbeelden zijn manifestatie van de Dharma, zoals dromen, visioenen, illusies, waanvoorstellingen, want zij zijn wijnranken van metaforische expressies die krachtige paradoxale voorbeelden zijn van het tot bloei komen van de Dharma. Als er geen droom is onthuld, zijn er geen Boeddhas. Als er geen wezen is in een droom, dan geven Boeddhas niet de wonderbaarlijke dharma door. (Muchu, T.433)
‘Hoewel alle boeddhistische wijzen in hun training bestuderen hoe verstrengelingen bij de wortel af te snijden, bestuderen zij niet verstrengelingen af te snijden door gebruik te maken van verstrengelingen. Zij realiseren zich niet dat verstrengelingen verstrengelen verstrengelingen. Hoe weinig weten zij wat het is verstrengelingen over te dragen in termen van verstrengelingen! Hoe zelden realiseren zij zich dat de transmissie van de Dharma zelf een voortdurende verstrengeling is. (Katto, T.478v)
Gedicht van Rujing:
De doornachtige oude pruimenboom
Barst plotseling uit, eerst met een of twee bloesems
Dan met drie, vier, vijf en uiteindelijk een ontelbare reeks bloesems.
Hun verspreiding stelt een lente tafereel voor als bloembladeren weggewaaid zijn over het gras en de bomen.’
Dogen’s commentaar:
Bloesems van de oude pruimenboom barsten plotseling in bloei schijnbaar uit het niets… reflecteren spontaan spirituele transformaties op manieren die onuitputtelijk zijn. Dit onthult dat de grote aarde en de hemelen van boven, langs de verlichtende zon en heldere maan, functioneren met de verdienste van die oude bevrijding van] bomen die verstrengelende verstrengelingen representeren binnen
Toch zelfs de hopeloos verwarden, die leven in de donkerste grot van een pikzwarte berg weten op een onbewust niveau dat op het juiste moment zij in staat zijn tot een doorbraak tot een echte realisatie door het zien dat ontwaken niet een potentieel iets is dat in de toekomst bereikt kan worden, maar reeds altijd functioneert zonder hindernis hier en nu in het gebied van vergankelijkheid. Dogen: een werkelijk ontwaakte persoon wordt voortdurend ontwaakt, maar een groot begoochelde persoon of iemand die ontwaken verkrijgt en toch voor een tijd terugkeert naar waanbeeld, wordt nog steeds als grotelijks ontwaakt beschouwd (Daigo, T.299) Daarom, illusie die de misleiding voorbijgaat, reflecteert een mogelijkheid om voorbij misleiding te zien door de misleiding zelf, zodat misleiding zelf-overtreffend is als in de idee van droom-als-waanbeeld een bewustzijn wordt van non-substantialiteit of een realisatie dat bloemen in de lucht ware leegte ontsluit.
Kuang-ming Wu: Droom is de activiteit die ons het meest krachtig overtuigd dat wij zelf deel en partij in het proces van de uitwisseling tussen de dingen… we zijn één te midden van de dingen, die wederkerig veranderen, beïnvloeden, samen ontstaan en samen elkaar veroorzaken. Daarom volmaaktheid is als een droom omdat men niet kan begrijpen die de droom ziet.’
- Onafgebroken, voortdurende beoefening
Dogen:
‘Tijdens zazen moet je grondig onderzoeken of deze totale wereld verticaal of horizontaal is. Op dat moment, wat is dit voor een soort zitten? Is het zich wentelen in volmaakte vrijheid? Gelijkt het op de spontane kracht van een zwemmende vis? Is het denken? Is het niet-denken? Is het doen? Of is het niet-doen? Is zazen alleen een lotushouding? Of bestaat het in het lichaam en in het bewustzijn. Of transcendeert het lichaam en bewustzijn? We moeten op deze wijze grondig duizenden of tienduizenden details onderzoeken. Je moet met je lichaam in een lotushouding zitten in een toestand waarin lichaam en bewustzijn weggevallen.
Wanneer voortdurende beoefening, die zichzelf manifesteert, werkelijk voortdurende beoefening is, ben je er wellicht niet bewust van welke omstandigheden erachter liggen, en de reden dat je die niet opmerkt is dat iets begrijpen niet iets speciaals is. Je moet tot in detail onderzoeken dat causale conditie (de aspiratie) niets anders is dan onafgebroken beoefening, maar onafgebroken beoefening is niet beperkt door de causale conditie. Dit is zo omdat voortdurende beoefening niet beheerst wordt door iets anders.
Onafgebroken beoefening dat zichzelf actualiseert, is niets anders dan jouw onafgebroken beoefening hier en nu. Het onmiddellijke ‘nu’ van voortdurende beoefening is niet iets wat bestond in mij van tevoren. De tijd genaamd ‘nu’ wordt niet geboren vanuit voortdurende beoefening. De tijd wanneer voortdurende beoefening gemanifesteerd wordt is wat we ‘nu’ noemen. Elke dag van voortdurende beoefening is de voortdurende beoefening van alle Boeddhas.
Door niet je onafgebroken beoefening vol te houden, zou je boeddhas uitsluiten, boeddhas niet voeden, onafgebroken beoefening uitsluiten, niet geboren worden en sterven met alle boeddhas gelijktijdig en niet studeren en beoefenen met alle boeddhas. Bloesems die zich openen en bladeren die nu vallen is de actualisatie van onafgebroken beoefening.
Zelfs als je zou proberen het te ontkennen om een kromme intentie te verbergen en eraan te ontsnappen, dit ontkennen is ook onafgebroken beoefening. Maar daarvan weggaan en zoeken naar onafgebroken beoefening verschijnt tegelijk met het verlangen ernaar. Het is als de schat uit je vaderlijk huis achterlaten en arm door een ander land zwerven. Zwervende door wind en water terwijl je je leven riskeert, zou je de schat van je eigen vader niet terzijde leggen. ...dit zo zijnde onafgebroken beoefening moet niet verminderen zelfs voor een moment.
(…)
Geboorte is moeilijk te doorgronden. Is dit geboorte of niet geboorte? Is dit ouderdom of niet? Volgens verschillende gezichtspunten zijn zij niet alle identiek., en de gezichtspunten zelf verschillen volgens de individuele omgeving en de bekwaamheden. Als je zulke dingen wilt begrijpen, wees vastbesloten en ijverig in je beoefening. Je moet begrijpen dat leven en dood slechts bestaan in je beoefening en dat je beoefening niet bestaat in leven en dood. We moeten onze aspiratie en inspanning focussen op de praktijk van de weg. We moeten begrijpen dat de praktijk van de weg niets anders is dan kijken in geboorte en dood. Toch onze beoefening is niet gebonden door geboorte en dood.
Zhaozhou’s beoefening: verlaat niet het klooster; niet spreken als totaal spreken. De lentebries en de herfstmaan van vijf of tien jaar, onbekend voor ons, hebben de kring van bevrijding voorbij klank en vorm. Deze stem is niet gekend door het zelf, noch verstaan door het zelf. Je moet leren om elk moment van volgehouden beoefening hoog te schatten. Het pad van de vogel is het bos. De hele wereld is het bos, het hele universum is het klooster.
Bij het betreden van de boeddhaweg, ga je voorbij de mensen en devas van de drie werelden en worden jullie niet langer beoordeeld naar maatstaven van degene in de drie werelden wonen. In de onafgebroken beoefening van de weg moet je niet bezorgd zijn of je een groot of bescheiden heremiet bent, of je briljant bent of saai. Zie af van faam en winst en wees niet gebonden door de tienduizenden omstandigheden. Doof het vuur op de top van je hoofd. Wacht niet op grote verlichting daar verlichting de thee en de rijst is van dagelijkse activiteit. Wens niet nietverlichting, daar nietverlichting een juweel is verborgen in je haar. Deze onafgebroken beoefening is gebonden om volgehouden te worden door onafgebroken beoefening. Heb liefde en respect voor je lichaam, geest en zelf die betrokken zijn in deze onafgebroken beoefening.
‘Tien meter spreken is niet te vergelijken met een meter beoefening. Een meter spreken is niet te vergelijken met een centimeter beoefening’.
‘Spreek wat niet beoefend kan worden; beoefen wat niet besproken kan worden’. Het betekent dat beoefening de weg verheldert voor taal en dat er is een wijze waarop taalbeoefening benadert. Daar dit zo is, beoefen je alle dagen terwijl alle dagen spreekt. Je beoefent wat niet beoefend kan worden en je spreekt waarover niet gesproken kan worden.
‘Ten tijde van spreken er is geen weg van beoefening. Ten tijde van beoefening er is geen pad van spreken’. Deze woorden tonen dat er is noch beoefening noch spreken.
‘Honderd jaar leven zonder een boeddha te ontmoeten is niet te vergelijken met het leven van een dag en het nemen van het besluit de Weg te gaan’. Binnen de cycli van geboorte en dood voor tienduizenden kalpas, een dag van onafgebroken beoefening is een stralend juweel in het opgebonden haar, de oude spiegel van alles in zich sluitende geboorte en alles in zich sluitende dood. Het is een dag van zich erin te verheugen.
Elke dag is waardevol. Zelfs als je rondrent als een slaaf van klank en vorm voor honderd jaar, als je een dag hebt van onafgebroken beoefening, bereik je niet alleen de beoefening van honderd jaren, maar je doet anderen ook ontwaken voor honderd jaren. Het levende lichaam van deze ene dag is een levend lichaam om te vereren, een vorm om te vereren.
Zelfs wanneer je onzeker bent, verspil deze dag geenszins. Het is een zeldzame schat om te waarderen. Vergelijk het niet met een enorm juweel. Vergelijk het niet met de schitterende parel van de draak. Oude wijzen waardeerden deze dag meer dan hun eigen levende lichamen. ...Deze ene dag uit honderd jaren kan niet meer terug verkregen worden wanneer zij voorbijgegaan is. Geen tijd te verspillen is de doortocht van dagen en maanden vol te houden binnen de zak van je huid, zonder lekken. Boeddhas verwaarlozen geen dag hun inspanning. Reflecteer hierover elke dag. Zit bij een helder venster en denk erover na, op zachte, bloemen gevulde dagen. Zit in een kaal gebouw en herinner je ervan op een eenzame regenachtige avond. Wat voor een vijand is de passage van de tijd? Tijdverlies is vanwege je verwaarlozing van beoefening.
De Boeddhas en de Patriarchen waren niet zonder gedachten en verlangens, maar zij maakten zich er los van. Boeddhas en Patriarchen waren niet boven de gewone omstandigheden, maar zij bevrijden zich ervan.
Mumonkan 46
Verdergaan vanaf de top van een pilaar
Sekiso Osho vroeg: ‘Hoe kun je verdergaan vanaf de top van een 30 meter hoge pilaar? Een andere, eminente oude leraar zei: ‘Ook al zit je op de top van een 30 meter hoge pilaar, zelfs al heb je de Weg betreden, je bent nog steeds niet echt. Ga verder vanaf de top van die pilaar en je zal je lichaam tonen in de tien richtingen.
Mumon’s commentaar.
Als je verder gaat en je wurmt je lichaam, er is geen plek waar je niet de meester bent. Maar even goed, zeg me, hoe ga je verder vanaf de top van een 30 meter hoge pilaar?
Mumon’s gedicht.
Hij verduistert het derde oog van inzicht
En houdt zich vast aan de eerste trap van de ladder.
Hij mag dan zijn leven offeren,
Hij is slechts een blinde die de blinde leidt.
[Sekiso Soen (Ch. Shishuang Chuyuan) (986-1039). Leerling van Fenyang Shanzhao. Zijn leraar negeerde hem. Hij werd zelfs niet gestaan een privégesprek met hem te hebben. Hij werd regelmatig door zijn leraar uitgescholden. Na twee jaar maakte Sekiso zijn frustratie bekend: ‘ Ik ben hier nu twee jaar en je hebt mij geen enkele instructie gegeven. Je vermeerdert alleen maar de platvloersheid, vuil en geploeter van de wereld, terwijl jaren en maanden vervliegen. Zelfs wat ik wist hiervoor, is niet langer helder en ik heb al het goede wat kwam van thuisloosheid verloren.’
Nog voor Sekiso zijn verhaal kon beëindigen, keek Fenyang hem woedend aan en vervloekte hij hem en zei: ‘Wat je zegt is schunnig! Hoe durf je me zo te verlagen.’ Feyang greep zijn stok en joeg hem weg. Sekido probeerde hem te smeken. Maar Fenyang bedekte Sekido’s mond met zijn hand. Op dat moment realiseerde Sekido grote verlichting en hij riep: ‘Dit is weet hebben van de buitengewone emotie van Linji.’ Sekido diende zijn meester nog zeven jaar als zijn jisha.
Geen einde aan het verlichtingsproces, er is een voortdurend wijzigen van perspectieven.
Dogen heeft een realisatie model: hij stelt dat alle participanten in Zen dialogen op gelijke wijze verdienstelijk zijn in hun uitspraken, ongeacht een eerste impressie dat de een superieur is of inferieur. Niemand kan de hele waarheid claimen.
Altijd door gaan met beoefening ook na een doorbraak van wegvallen van lichaam/geest: ‘De dharma is ruim aanwezig in elke persoon, maar tenzij men doorgaat met beoefenen, wordt het niet gemanifesteerd; en tenzij er voortgaande realisatie is, wordt het niet bereikt… Omdat de realisatie van beoefening reeds evident is, is er geen grens aan realisatie en omdat dit de beoefening van realisatie is, is er geen begin van beoefening. (Bendowa, T.3)
Over denken het nietdenken
De staat van nietdenken reflecteert de voortdurende circulatie van constructieve reflecties, die bereikt wordt zonder te vallen in een gehechtheid aan enig particulier standpunt aangezien alle ideeën aangeboren relatief zijn en constant veranderen.
Een monnik vroeg Yaoshan: Waar denk je aan terwijl je rechtop en krachtig zit?’
De meester antwoordt: ‘Ik denk over het nietdenken.’
De monnik vroeg: ‘Hoe denk je over het nietdenken?’
Yaoshan: ‘Door nietdenken’ ofwel ‘zonder of voorbij of transcenderende het denken.’
Met andere woorden, de staat van nietdenken moet verstaan worden in relatie tot denken en nietdenken.
De ontkenning niets of MU wijst op verschillende aspecten van niets of nonsubstantialiteit dat de gewone zin van afwezigheid, verlies, gemis of vacuüm overstijgt. Het is ‘wat’.
In deze dialoog spreken meester en monnik beide van het standpunt van verlichting en werken zij tezamen aan een uitgebreid verstaan zonder de gewone zin van competitie die een winnaar of verliezer kent.
Voor Dogen gaat het hier niet om het in een keer bereiken van een ervaring van doorbraak, maar om het realiseren van een voortgaand proces van zelfreflectie en zelfvertrouwen gebaseerd op de kracht van nietdenken. Nietdenken is feitelijk een vorm van denken dat nietdenken incorporeert.
Dogen: ‘De monnik vraagt: ‘Hoe denk je over nietdenken?’ Ofschoon nietdenken [in de zin van een afwezigheid] een lang gekend gezichtspunt is, bij het verder onderzoek van deze uitspraak suggereert de zin: ‘Nietdenken is hoe je denkt.’ Het gaat er niet om dat er geen denken waarover dan ook is terwijl je rechtop en stevig zit of dat denken op de een of ander manier buiten de activiteit van het rechtop en stabiel zitten ligt. (Zazenshin, T.303).
Het gaat hier niet over een paar vragen en antwoorden, maar elke zin becommentarieert een aspect van de totale diepte van de idee dat alleen maar zitten gelijk is aan nietdenken. De dialoog betekent:
1 Monnik: denkende terwijl rechtop zittend is ‘wat’.
2. Yaoshan: {Dergelijk] denken is nietdenken.
3. Monnik: Nietdenken is hoe je denkt
4.Yaoshan: Denken aan niet een bepaald iets.
5. Zwijgen: [er is niets meer te zeggen].
Nietdenken is onafscheidelijk van het gebied van het denken, maar is daarin volledig ingebed terwijl het de interactie tussen denken nietdenken mogelijk maakt. Dogen: ‘Met betrekking tot Yaoshan’s antwoord, nietdenken, hoewel de term kristalhelder lijkt, wanneer we denken het nietdenken zijn we reeds in het proces van nietdenken… Hoewel rechtop en stevig zitten functioneert als rechtop en stevig zitten, hoe zou rechtop en stevig zitten niet betrokken zijn op rechtop en stevig zitten.’ (Zazenshin, T.303vv)
Nietdenken representeert de dynamische conditie van absolute bevrijding gebaseerd op een voortdurend weg doen vallen van elke subtiele hechting aan een distinctie tussen denken en nietdenken.
Menzan (1683-1769): Wanneer we zitten op een kussen in hishiryo, (nietdenken), de wortel van de onderscheid makende geest is afgesneden, intellectueel verstaan is uitgeput, lichaam/geest is weggevallen, en illusie en verlichting zijn afgeworpen. Je zal dit op natuurlijke wijze weten, als jij de persoon bent die zit.’
Het moment van zazen is denken het nietdenken en wijst erop dat zazen totaal is waarvoor geen enkele maat is.
Dogen: ‘Het wegvallen van lichaam/geest is lichaam/geest weggevallen. Vanwege en het laten vallen van het weg laten vallen is er het weg laten vallen van lichaam/geest. Ongebonden door de schaal van groot of klein, breed of nauw, is deze ervaring niets anders dan dat ‘het niet laten wachten op ontwaken’ de standaard wordt.
In de Zazenshin Dogen leest opnieuw Hongzhi:
De essentiële activiteit van elke boeddha
En de actieve essentie van elke voorouder
Weet zonder dingen aan te raken
En verlicht zonder objecten te zien.
[de essentiële activiteit, manifest hier en nu, zonder denken wordt compleet zonder interactie – Genjokoan}
4. Wat men heeft gerealiseerd tot uitdrukking brengen
Hekiganroku 82
Tairyu’s onvernietigbare dharmalichaam
Engo’s introductie,
De hengel aan het einde van de stok - iemand met ogen zal weten. De spirituele activiteit die het gewone overstijgt – de verlichte kent het onderscheid. Wat dan is van de hengel het einde van de stok en de spirituele activiteit die het gewone overstijgt. Zie het volgende.
Het voorval
Een monnik zei tot Tairyu: ‘Het lichaam van de mens zal uiteindelijk uiteenvallen; wat is het onvernietigbare Dharmalichaam?
Tairyu zei:
Bloemen bedekken de heuvelrand als brokaat,
De vallei ligt diep in de schaduw.
Setcho’s gedicht
De vraag kwam uit onwetendheid;
Het antwoord werd niet begrepen.
De maan is helder, de wind koel,
De winterse pijnboom staat op de piek.
Ik moet hard lachen om het gezegde:
‘Wanneer je een mens van de Weg ontmoet,
Groet hem noch met woorden noch zonder woorden.’
Hij gebruikte de kristallen zweep en vergruizelde de juwelen;
Anderzijds ontwikkelen zich fouten.
Want er zijn wetten in het land
Met drieduizend verordeningen.
[Tairyu staat in de lijn van Tokusan. Weinig is over hem bekend. Zoals ook blijkt uit dit voorval, had hij een poëtisch talent. Iemand vroeg hem: ‘Wat is Boeddha?’ Hij antwoordde: ‘Dat ben jij.’ Een ander vroeg hem: ‘Wat is subtiel?’ Zijn antwoord:
‘De wind brengt het murmelen van de beek naar mijn hoofdkussen;
De maan schuift de schaduw van de heuvel over mijn bed.’]
‘Het tot uitdrukking brengen van wat men heeft gerealiseerd, is een vermogen dat men niet verkregen heeft door de gedachten van anderen te volgen en het is ook geen aangeboren talent dat sommigen hebben en anderen niet. In plaats daarvan gebeurt het wanneer een beoefenaar de weg van de boeddha en patriarchen volkomen realiseert en in staat is dezelfde waarheid, die zij hebben bereikt, te verklaren. (Dotoku, T. 439)
Dit bereiken wordt ook verklaard door het gebruik van non-verbale symbolen (De meester loopt, zwaait met zijn staf.)
Het lezen van de Lotus Sutra: te verstaan vanuit het standpunt van nietspreken, voorbij het onderscheid van woorden en geen woorden. Lezen tussen de lijnen van Boeddha’s preek, zodat wanneer de geest verward is, hij wordt gewenteld en getransformeerd door de Lotus Sutra en wanneer de geest is ontwaakt, dan wentelt en transformeert hij de sutra.
De sutra lezen is het wegvallen van het reciteren van de sutra. Oftewel alleen maar lezen of alleen maar het reciteren van de sutra. De ontwaakte geest doet de sutra wentelen, de verwarde geest wordt gewenteld.
Woorden gebruiken of geen woorden gebruiken,
Expressie is als wijnranken verstrengeld in een boom.
Je voedt een ezel of geeft een paard te eten,
Diep duikend in het water of hoogvliegend te midden van de wolken.
[ezel = de beginner; diep duiken in het water door het afsnijden van concepten als obstakels.
Paard = de gevorderde – goede deden die de Dharma aan anderen doorgeven
Ranken verstrengeld in een boom: Leraar en leerling]
Dogen is meer illustratief dan argumentatief, meer concreet; eerder actuele objecten dan ideeën.
Het tot uitdrukking brengen van de weg.
Dogen heeft het nooit over de grenzen van de taal of logica. Hij beargumenteert stevig dat alle types van verbale en non-verbale communicatie functioneren als essentiële middelen van onderricht:
‘Boeddhas en voorouders hebben allemaal tot uitdrukking gebracht wat zij persoonlijk gerealiseerd hebben… Boeddhas en voorouders zijn expressies. Wanneer zij beogen boeddhas en voorouders uit te kiezen, vragen zij altijd: ‘Heb je je expressie?’ De kwestie wordt gevraagd met de geest en met het lichaam. Het wordt gevraagd met een wandelstol of een whisk. Het wordt gevraagd met een pilaar of een lantaarn. Wie geen boeddha voorouder is, vraagt dit niet en antwoordt dit niet aangezien zij niet in de positie zijn dit te doen. Een dergelijke expressie wordt niet verworven door anderen te volgen noch door eigen kracht. Waar grondig onderzoek is van een boeddha voorouder, daar is een expressie van een boeddha voorouder.
Binnen de expressie beoefenden zij dit in het verleden en werden zij geheel en al gerealiseerd, jij in het heden volgt en beijvert je op de weg. Wanneer je een boeddha voorouder zoekt als een boeddha voorouder en de expressie verstaat van een boeddha voorouder, dan wordt deze expressies spontaan de beoefening van drie jaren, acht, dertig of veertig jaren. Het doet een uiterste inspanning en creëert een expressie, (T. 439)
Dogen’s uitdrukkingen dienen een verstaan van verlichting als hier-en-nu ervaring die gebeurt zonder beperking, uitstel onverdeeld of tegen over een bevestiging van de werkelijkheid. Dogen verwerpt nooit linguïstische expressie en staat toe dat zij onafhankelijk gebruikt worden. Het is niet de ware werkelijkheid als het niet uitgedrukt kan worden in overeenstemming met de hart-tot-hart transmissie tussen boeddhas.
Regels voor zuiverheid.
Dogen schrijft over het gezicht wassen; schoonmaken; het reciteren van sutras; het overleveren van de pij; Over de zomer retraite; het verlaten van het huis; ontvangen van de voorschriften; toevluchtnemen tot de drie juwelen; Instructies voor de kok’; het reinigen van het gebit door op een wilgentak te kauwen
Het bereiken van zuiverheid, zowel van lichaam als van geest.
Zitten met schone voeten.
‘Als je de weg van boeddhas wilt volgen, moet je eerst een geest ontwikkelen die de weg zoekt.’
De sravaka houdt zich aan de voorschriften, de bodhisattva breekt de voorschriften.
Het bereiken van de andere oever is een realisatie die hier en nu gebeurt. Denk niet dat beoefening jou zal leiden om de andere oever te bereiken, want de andere oever wordt gerealiseerd wanneer ware training plaats vindt. Zodra we beginnen met de beoefening is dit reeds een aankomen aan de andere oever, aangezien cultivering eenduidige geschonken wordt met de capaciteit zich te manifesteren in alle gebieden van het universum. (Bukkyo, T.282)
‘Het dragen van kleren of het eten van maaltijden is de vervulde concentratie van Dharma Natuur, die kleren draagt en maatlijden eet. Realisatie is Dharma natuur als kleding en Dharma natuur als maaltijden, het is Dharma natuur als de act van eten en het is Dharma natuur is de act van kleding dragen.’ (Hosso, T.560)
Vormloze voorschriften, vormloos berouw.
De heilzaamheid van motivatie is geopenbaard in onbezoedelde daden die een vermenging demonstreren van uiterlijke en innerlijke niveaus van interactie gebaseerd op de paradox van doelloze intentionaliteit.
Het zijn niet alleen maar fysiek oefeningen maar constitueren bv. een proces van reinigen of zij representeren louterende ervaringen die het spirituele bewustzijn verhogen. Zo bv het dragen van de rakusu, pij, kesa.
‘Wanneer we kijken naar een stukje stof, betekent het niet dat we niet het gehele gebied van het universum zien en ons bevestigen van het gehele gebeid van het universum betekent niet dat we het stukje stof ontkennen.’ (Hokke ten hokke, T.186)
Dogens’s gedicht:
Kauwen op een wilgentak deze ochtend
Ik bid dat alle levende wezens de tanden zullen krijgen om het kwaad te boven te komen,
Zodat zij mogen kauwen op hun verontheiligende hartstochten.
Literatuur:
Steven Heine, Readings of Dogen’s Treasury of the true Dharna Eye,
Columbia University Press, New York, 2020