›› Zen

Zhaozhou Congshen (Jap.Joshu) Lip-zen

Joshu

 

Zhaozhou Congshen (Jap.Joshu)  (778 – 897)

Tijdgenoot van Lin-chi. Maar waar deze beroemd en berucht was om zijn slaan en schreeuwen, werd Joshu bekend om zijn zachtaardig optreden, maar ook om zijn woordkunst. Zijn onderricht wordt daarom ook wel ‘lip-zen’ genoemd. Van hem werd gezegd: ‘Een licht ontsprong van zijn lippen.’ En over zijn leven wordt ook wel opgemerkt: 'Grote activiteit en groot functioneren.’

Hij was een leerling van Nanzen, die stierf in 835, toen Joshu 57 jaar was. 

Joshu reisde nog twintig jaar rond en ontmoette alle grote zenmeesters van zijn tijd.

Hij vestigde zich in een kleine tempel Kuan-yin yuan in de provincie Chao/Jo, vandaar zijn naam.

Hij moet zeer oud geworden zijn: 120 jaar. Op het laatst had hij nog maar één tand.

Zijn ‘lineage’ kende slechts twee generaties van opvolgers (tot rond 1000).

Joshu leefde in harde omstandigheden: koude winters, hete zomers en woonde zeer armoedig. Bovendien waren er in Noord-China vele oorlogen aan de gang. 

Joshu hield niet van grote tempels met vele monniken. 

Met zijn leerlingen leidde Joshu een simpel, monastiek leven, veel zazen, een voortdurende dialoog leraar – leerling, openbare dharmalessen.

Joshu was beroemd om zijn kernachtige uitspraken over de essentie van Zen. Hij was zeer bekwaam in de dialoog. Hij komt dan ook veel voor in de koanliteratuur. 

De ‘recorded sayings of Joshu’ waarin zijn uitspraken gesprekken verzameld zijn is van de hand van Yun-men (Jap. Ummon).  

 

Ziehier een selectie en enkele koans betreffende Joshu.

Een monnik vroeg: ‘De Dharma is niet een speciale Dharma. Wat is de Dharma?

Joshu zei: ‘Niets buiten; niets binnen. Niets binnen; niets buiten.’ (17)

Eens zei de meester: ‘Broeders, als iemand komt vanuit het zuiden, dan ontdoe ik hem van zijn last. Als iemand komt vanuit het noorden, ik zadel hem ermee op. Daarom wordt er gezegd: ‘Als je gaat naar een superieur mens om naar de Weg te vragen, is de Weg verloren. Als je gaat naar een inferieur mens om naar de Weg te vragen, wordt de Weg gewonnen.’ (63)

 

Een monnik vroeg: ‘Wat is spiritueel?’

De meester zei: ‘Pissen op het zuivere land.’

De monnik zei: ‘Ik vraag je dit mij te openbaren.’

De meester zei: ‘Daag me niet uit.’ (69)

 

Joshu zei: ‘Ik kan van een grassprietje een zestien voet gouden boeddha maken. En ik van een zestien voet gouden boeddha een grassprietje doen worden. Boeddha is obsessieve hartstochten, obsessieve hartstochten zijn de boeddha.’

Een monnik vroeg; ‘Omwille van wie wordt de boeddha obsessieve hartstochten?’

De meester zei: ‘Omwille van alle mensen wordt de boeddha obsessieve hartstochten.’

De monnik zei: 'Hoe kunnen zij ontsnappen?’

De meester zei: ‘Wat is het nut van ontsnappen?’ (77)

 

Een monnik vroeg: ‘Wat is meditatie?’

Joshu zei: ’Geen meditatie.’

De monnik zei: ‘Waarom is het geen meditatie?’

Joshu: ‘Het is levend, het is levend.’ (100)

 

Een monnik vroeg: ‘Wanneer grote moeilijkheden ons overkomen, hoe kunnen zij vermijd worden?’

Joshu: ‘Welkom!’ (108)

 

Een monnik vroeg: 'Wat is Dharmakaya?’

Joshu: ‘Nirmanakaya.’

Monnik: ‘Ik vraag je niet naar Nirmanakaya.’

Joshu: ‘Let alleen maar op de Nirmanakaya.’ (133)

 

Een monnik vroeg: ‘Er wordt gezegd: ‘Verlaat niet de wortel, jaag geen verschijnselen na. Wat is de ware Weg?’

Joshu: ‘Je bent een fijne ‘monnik die zijn huis verlaten heeft’.

Monnik: In het verleden heb ik nooit mijn huis verlaten.

Joshu: Ik neem toevlucht tot de Boeddha, Ik neem toevlucht tot de Dharma.’

De monnik zei: ‘Ik begrijp het niet. Er is toch een huis dat verlaten kan worden, of niet?’

Joshu zei: ‘Verlaat alleen maar je huis.’

De monnik: ‘Waar zal de persoon die zijn verlaten heeft, zich vestigen?’

Joshu: ‘Rustig zittend in zijn huis.’ (178)

 

Doctor Ts’ui vroeg: ‘ Gaat een verlicht person naar de hel of niet?’

Joshu: ‘Ik sta als eerste in de rij.’

Ts’ui: Jij bent een verlicht persoon, waarom ga je naar de hel?’

Joshu: Als ik niet naar de hel gegaan was, hoe zou ik jou nooit ontmoet hebben?’ (182)

 

Een monnik vroeg: ‘Wat voor iemand is een groot icchantika?’

Jshu: ‘Ik zal je antwoorden, maar geloof je me of niet?’

De monnik zei:’Je woorden zijn van groot belang, hoe zou ik je niet geloven?’

Joshu: Ik zocht naar de icchantika, maar hij is moeilijk te vinden.’ (193)

 

Een monnik vroeg: 'Wat is thuisloosheid?’

Joshu: ‘Niet verlangen naar bijval, niet zoeken naar bezoedelingen.’ (197)

 

Een monnik vroeg: ‘Mij is het niet helder wat het betekent wanneer men belooft zijn huis te verlaten?’

Joshu: ‘ Als je niet je huis hebt verlaten, zal wijsheid jou gebruiken. Nadat je je huis hebt verlaten, kan jij wijsheid gebruiken.’ (204) 

 

Monnik: ‘Wat zijn de woorden van de oude meesters?’

Joshu: ‘Luister zorgvuldig! Luister zorgvuldig!’ (220)

 

Monnik: ‘Wat is een kind dat zijn huis verlaat?’

Joshu: ‘Hij groet niet de keizer, integendeel, hij buigt voor zijn ouders.’ (223)

 

Monnik: ‘Wat is zijn huis verlaten?’

Joshu: ‘Hoe heb je het klaargespeeld mij te ontmoeten?’ (233)

 

Monnik: ‘Ik vraag je iets te zeggen over wat onmiddellijk voor de hand ligt.’

Joshu: ‘Pissen is heel gemakkelijk. Ik kan dan zelf doen.’ (315)

 

Een monnik vroeg: ‘Wat is een icchantika?’

Joshu: Waarom vraag je niet naar bodhi?’

Monnik: ‘Wat is bodhi?’

Joshu: ‘Dat is alleen maar een icchantika te zijn.’ (338)

 

Een monnik vroeg: ‘Als iemand naar je toekomt, zoals ik heb gedaan, onderricht jij hem dan of niet?’

Joshu:  'Ik onderricht hem.’

De monnik: ‘Als iemand niet naar je toekomt onderricht hem?

Joshu: ‘Ik onderricht hem.’

Monnik: Ik neem graag aan dat je degene die naar je toekomt, onderricht geeft, maar hoe geef je onderricht aan hem die niet naar je toekomt?’

Joshu: ‘Stop! Stop! Daar moet je niet over praten. Mijn Dharma is subtiel en moeilijk om over na te denken.’ (342)

 

De koning van Chen vroeg: ‘Jij bent tamelijk oud. Hoeveel tanden heb je nog?’

Joshu: ‘Ik heb slechts één tand.’

De koning zei: ‘Hoe slaag jij erin  nog te eten?’

Joshu: ‘Hoewel er nog maar eentje over is, ik kauw één beet tegelijkertijd.’ ( 343)

 

Een monnik vroeg: ‘ Heeft een hond boeddhanatuur of niet?’

Joshu: ‘De deur van elk huis leidt naar de hoofdstad (Chan-an) (363)

 

Een monnik vroeg: ‘Wordt iemand die het huis heeft verlaten een huishouder of niet?’

Joshu: ‘Het huis verlaten, is er om monnik te worden, maar ik schenk geen aandacht aan ‘het huis verlaten’ of ‘niet het huis te verlaten’.

Monnik: ‘Waarom schenk je daar geen aandacht aan?’

Joshu: ‘Daar geen aandacht aan schenken is het huis verlaten.’ (392)

 

Joshu verliet de hal toen hij zag dat een monnik naar hem boog. Hij sloeg hem met zijn stok.

De monnik zei: ‘Maar buigen is iets goeds.’

Joshu: ‘Iets goeds is niet zo goed als niets.’ (513)

 

Een monnik vroeg: ‘Wanneer er gewoonlijk zijn vragen en antwoorden zijn, dan is het intellect daarbij betrokken. Zonder dat het intellect erbij betrokken wordt, hoe zou jij antwoorden?’

Joshu: ‘Stel een vraag.’

Monnik: ‘Asjeblieft, zeg iets.’

Joshu: ‘Breng hier geen goed en kwaad’. (87)

 

Een monnik vroeg: ‘Wat is te midden van de tienduizend dingen heet meest solide?’

Joshu: ‘Wanneer we elkaar vervloeken, dat we onze lippen op elkaar houden. Wanneer we spugen op elkaar, dat we onze speeksel kunnen laten vloeien.’

 

 

Hekiganroku 57

Joshu’s ‘ik alleen ben de heilige, de eerbiedwaardige van hemel en aarde’.

 

Introductie.

Wanneer je daarin nog niet doorgedrongen bent, lijkt het op zilveren bergen en ijzeren rotsen. Wanneer je daarin doorgedrongen bent, weet je dat jezelf een zilveren berg en een ijzeren rots bent. Als je mij vraagt hoe dit te doen, zou ik zeggen dat als je realisatie bereikt in de uitoefening van zen-ki, je het toppunt van verlichting zal bezitten en het niet zal toestaan dat zelfs de heiligen je bespioneren. Als je dit niet kan doen, kijk en bestudeer het volgende gedrag van een oude.

 

Voorval.

Een monnik zei tot Joshu: ‘Er wordt gezegd: de ware weg is niet moeilijk. Zij vermijdt slechts keuze en gehechtheid. Welnu wat is niet-kiezen en niet-gehechtheid?

Joshu zei: ‘Ik alleen ben de heilige en de eerbiedwaardige van hemel en aarde.’

De monnik zei: ‘Dat is nog steeds een keuze en gehechtheid.’

Joshu zei: ‘Jij stomme boerenkinkel! Waar is hier een keuze en waar is hier gehechtheid?’

De monnik was sprakeloos.

 

Gedicht

Diep als de zee!

Krachtig als een berg!

Een mug waait mee met windkracht negen.

Een vlo schudt aan de voet van een pilaar.

Keuze en gehechtheid. Geen keuze en geen gehechtheid.

Een trommel bedekt met een kleed bereikte slechts de randen van de daken.

 

[Commentaar: Zen-ki: een moment van intense concentratie, zoals het moment van het starten vanuit het startblok voor een sprint van honderd meter. Verfijnd in de zenbeoefening vervult het zelfs in de gewone rustige momenten je lichaam en geest. Het verschijnt zelfs in de gewone beweging van je hand, het optillen van je voet en het bewegen van je wenkbrauwen. Je kijkt naar de rijst in je kom en je ziet Boeddhanatuur.

 

‘Geen keuze, geen gehechtheid’: als het regent worden we nat en koud en als de zon schijnt worden warm en droog. Onpartijdigheid. Onbaatzuchtigheid. 

Verlichting vult op zijn eigen wijze ons leven. Als verlichting uitblijft….]

 

 ‘Ik alleen ben de heilige’:

Wat is een heilige man of heilige vrouw? Zijn er nog heiligen in de wereld. Durven we een heilige te zijn? Wat doet een heilige?

Sakyamuni Boeddha als heilige: een groot spiritueel verlangen, het wegtrekken uit de wereld naar het woud, een zwervend leven, het zoeken naar een guru; het doen van een gelofte verlichting te bereiken; bovennatuurlijke gaven; darsan, cultus rond zijn persoon (stupa); een leraar voor anderen; een nauwe band met zijn leerlingen; geen scholastische studies of teksten; het overwinnen van het kwaad (Mara); verbonden met de lagere kaste; kritiek op de samenleving en religieuze conventies; stond veelal ook onder kritiek van anderen; is zelf punt van referentie van de Dharma voor zijn volgelingen; capaciteit voor een lang leven (kalpas); anticipatie op zijn dood; buitengewone dood; de herinnering aan hem is verbonden met enkele sacrale plaatsen.

De vrijheid om verlicht te zijn. Onverholen kritiek op alles. De vragensteller, de opruier, de verwarringzaaier. Degene die moeilijk te ontdekken is. Belichaming van oneindige compassie, in alle levensvormen.

 

Tot de monnik, de boerenpummel: dit is geen keuze!

 

Hekiganroku nr. 52 Joshu’s stenen brug

 

Voorval.

Een monnik zei tot Joshu: ‘De stenen brug van Joshu is wijd en zijd bekend, maar nu ik hier gekomen ben, zie ik slechts een paar stapstenen.’

Joshu zei: ‘Je ziet slechts de stapstenen en je ziet niet de stenen brug.’

De monnik zei: ‘Wat is de stenen brug?’

Joshu zei: ‘Paarden gaan er overheen en ezels gaan er overheen.’

 

Setcho’s gedicht.

Geen vertoon van transcendentie,

Maar zijn pad was hoog.

Als je de grote zee van zen binnengaat, 

moet je een gigantische schildpad vangen.

Ik kan het niet helpen om de oude Kankei uit te lachen,

zijn tijdgenoot, die zei:

‘Het is snel als een pijl’ -

Alleen maar vergeefse arbeid.

[Commentaar. Schilpad: beeld een zeer goede zenstudent

Kankei (d. 895): een leerling van Linji

Een monnik bracht een bezoek aan Kankei en zei: ‘Kankei is wijd en zijd beroemd. Maar nu ik hier kom zie ik slechts een vijver waar hennep in gebleekt wordt.’

Kankei zei: ‘Je ziet alleen maar een vijver waarin hennep gebleekt wordt en je ziet niet Kankei.’

 De monnik zei: Wat is Kankei.’ 

Kankei zei: ‘Het is snel als een pijl.’

 

Joshu’s eikenboom.

 

Een monnik vroeg Joshu: 'Wat is de betekenis van Bodhidharma’s komst naar China?’

Joshu zei: ‘De eikenboom in de tuin.’

 

Mumon’s commentaar

 

Als je Joshu’s antwoord intiem begrijpt, dan is geen Shakya vóór je en geen Maitreya die na jou nog komen moet.

 

Mumon’s gedicht

Woorden kunnen dingen niet uitdrukken;

Taal kan niet de geest overdragen.

Beheerst door woorden, men is verloren;

Geblokkeerd door frases, men is verward.

 

[Bij wijze van commentaar een gedicht:

Bomen zijn werkelijk.

Hun bladeren praten werkelijk

Met woorden veelzeggend en

letterloos.

 

Hun toppen zingen.

Hun stammen zwijgen

hoorbaar.

 

Hun wortels houden 

van de aarde.

 

Bij een boom staande 

moet ik wel

ademen als een boom.

 

Naar een boom 

ziende zie ik

hemel en aarde in elkaars 

armen.

 

Want een boom

Een boom is een bruiloft.

 

                                               Hans Andreus

 

Een monnik vroeg Joshu: 'Heeft een hond de boeddhanatuur?'

Joshu antwoordde: MU

Joshu's MU
                                    Over Joshu's MU gesproken, tekening door Mark Morse